de zee is niet onuitputtelijk DE VISSER MOET TEGEN ZICHZELF IN BESCHERMING WORDEN GENOMEN, WANT RIVO-directeur begon zijn carrière met een „slipper" irgi Serologisch onderzoek op Korringa's instituut. Uitluiden Nooit eerder in zijn leven had de dertienja rige Piet Korringa zoiets merkwaardigs op het strand gevonden. Het bleek een „slipper" te zijn: de doodsvijand van de oester. Aan de Nederlandse kust was het weekdier nog nooit aangetroffen. Het toeval wil dat de jongen die deze voor de oesterteelt ui terst griezelige vondst had gedaan, later de man zou worden die de eerste be- strijdingsmethode ontdek te. Het bloed kruipt waar 't niet gaan kan. Zo kon een onverbiddelijk einde ge maakt worden aan de slachting die de slipper voor en tijdens de oorlogs- I jaren onder de oesters aan- richtte. De slipper werd ge doemd achter het net te vissen. Wat een zee van werk er nodig zou zijn om het zover te krijgen, heeft de verza melende knaap op het strand natuurlijk nooit kun nen vermoeden. De nu 60- jarige Korringa, directeur van het IJmuidense Rijksin stituut voor Visserijonder- zoek, vindt het nog steeds een wonder dat juist hij de etrandvondst moest doen. plannen voor de toekomst? Korringa: ,iAch, ik denk nog niet aan mijn pensioen. Ik ben nu met een boek be zig over 't kweken van oes ters en mosselen en alles wat daarmee samenhangt. Een Amerikaanse uitgever heeft me dat gevraagd. Ik heb gezegd, goed. maar ik wil alles zelf schrijven en het niet uit de literatuur ha len. Alleen persoonlijke er varing wil ik erin verwer ken en de informatie van zeer nauwe medewerkers. Tweederde van het boek is al af. Ik ben eerst gewoon eens naar een oesterkweke rij gestapt en heb hen aller lei vragen gesteld. Naar het 'buitenland ben ik er ook voor geweest. Dat is niet zo belangrijk, want in Noorwe gen spreek ik Noors en in Spanje Spaans. Het lijkt me een nuttig boek te worden. Iemand die in Nieuw Zee land oesters wil weken kan dan zien hoe ze het in Frankrijk doen. Ik zit er nog wel eens een dag onge stoord thuis voor te schrij ven. Het is me goed van pas gekomen dat ik goed met de mensen kan om gaan. Het is erg nuttig om van de praktijk te leren. Dat krijg je niet meer op de universiteit: met allerlei mensen opschieten. Ik heb een collega gekend die bij het onderzoek op zee altijd apart een reep ging zitten eten. Dat wekt natuurlijk de indruk bij de vissers dat je vies van ze bent. Op die manier is het onderzoek er ook niet mee gebaat, want je helpers doen niet meer dan ze opgedragen wordt. Over hun praktijkervaring kom je zo niets te weten. De vissers beschouwen je als een soort vlindervan ger". Heeft uw werk ook iets met ontwikkelingshulp te ma ken? Korringa: „Ja, ik heb in dat kader reizen naar Indonesië en Suriname gemaakt. Soms denken ze daar dat wij een toverstafje hebben, waarmee alles in goud te veranderen is. Indonesië is overigens altijd mijn ideaal geweest. Ik heb vroeger al tijd gedacht aan een carriè re in de tropen, maar het is hier zo prettig verlopen dat ik toch tevreden ben". „Ik wilde aanvankelijk in de tropische landbouw in Indië. Op de middelbare school haid ik een tien voor biologie op de eindlijst. Dat komt ook omdat mijn va der. die architect was. mij altijd heeft gesteund. Ook hij hield veel van de na tuur. Hij vond het leuk als wij een aquarium hadden. Toen mijn schelpenverza meling zo groot werd dat het bezwaarlijk nog een plaats in ons huis kon vin den, bouwde hij er een ka mer bij. Een vriend raadde mij na het eindexamen aan om de biologie als een lief hebberij te zien, maar dat kon ik niet meer. Ik had er zowat mijn hele jeugd aan besteed. Ik had vogels op gezet. vlinders gekweekt en ga maar door. Korringa: „Daar heb ik on* derzoek over de toepassing van bijprodukten van de Shell als insecticiden ge daan. Maar ik mocht alleen chemische produkten van Shell gebruiken, en niet de meest efficiënte methode toepassen. Ik voelde het als een wetenschappelijke pros titutie en ben daarom weg gegaan. Er waren juist in die tijd enorme problemen met de oesterteelt en ik mocht voor 150,- per maand uitzoeken wat de oorzaak van de ziekte was die de oesters had getrof fen. De produktie was te ruggevallen van 30 miljoen tot maar drie miljoen stuks. De tweede oestercultuur van Europa dreigde ten gronde te gaan. Maar ik ben erachter gekomen wat de oorzaak van de ziekte was en later is de 30 mil joen weer gehaald. Dat heeft me toch veel voldoe ning gegeven. Ik had het idee dat als ik niets meer zou doen ik toch al genoeg voor het land gedaan had. Er waren miljoenen door verdiend. Dat is heel an ders bij het onderzoek van theoretisch ingestelde biolo gen waarvan je je afvraagt wat het economisch eigen lijk oplevert". Duidelijk een tevreden man, deze IJmuidense pro fessor. Ingenomen ook met zijn instituut dat over een paar jaar wel weer uit zijn voegen zal barsten door de activiteit die er aan de dag gelegd kan worden. CEES VELTMAN visser tegen zichzelf in be scherming te nemen, wordt •het steeds moeilijker. Daar om moeten we het interna tionaal regelen, want de zee is nu eenmaal niet onuitput telijk. Kijk, de vissers we ten een heleboel, maar het verbaast me wel dat de in terpretatie van wat ze zien nogal eens wat simpel is. Aan de andere kant kun je het je ook wel weer voor spellen. Als je met zo'n klein scheepje op die grote zee zit, denk je gauw: wat kan ik voor kwaad. Maar we moeten niet vergeten dat ze op bepaalde plaatsen vissen waar ze weten dat er vis zit. En als ze het niet weten kunnen ze het zien met echolood en dergelijke apparaten. Daarom is 't niet overdreven om te wijzen op het gevaar van overbevis- sing. We kunnen econo misch belangrijke vissen toch niet dood laten vissen? Dat zou gebeuren als we niets zouden doen. Daarom worden er met andere lan den onder andere afspraken gemaakt over de maaswijd- tes van de netten die ge bruikt mogen worden. Dat is vaak een kwestie van touwtrekken en compromis sen". „Als wij Nederlanders bij voorbeeld zeggen: laat de wijting maar tot een be paald gewicht groeien, want de kleine wijting is voor ons niet zo belangrijk, dan zeggen de Fransen: wij voeren elke dag in Boulog ne veel wijting aan en die mag niet te groot zijn. want we eten geen mootvis, maar we willen het met kop en al op ons bord zien. Dan moeten we schipperen met maaswijdtes of lijnen gaan trekken over de zee. Ik weet nog goed van de rode hoofden op een van die internationale bijeen komsten toen het over de zalm ging. Duitsland en De nemarken wilden zalm op zee vangen, maar andere landen hadden ontdekt dat het de zalm was die zijzelf hadden uitgezet en die eens naar hun wateren zouden terugkeren, waarvoor zij dus kosten hadden ge maakt. Uiteindelijk kwam er het compromis uit de bus dat niet buiten een be- 7ATERDAG 15 SEPTEMBER 1973 hoor ik als directeur eigen lijk als een spin in een web te zitten en tien dingen te gelijk te doen". Zonder te beweren dat mannen die veel weg zijn een moeilijke vrouw hebben, wil hij wel kwijt nogal eens thuis te zitten. Want - er helpt geen lieve moeder aan zijn droom om als visserij-on derzoeker te blijven wer ken, heeft hij goeddeels moeten laten varen. Hij gaat het zeegat niet meer uit om proeven te nemen en je kunt hem niet meer tot de rand van zi.in lieslaarzen in het water zien staan om te kijken hoe de oesters zich houden. Korringa dient er nu voor te zorgen dat hij zijn biologen de tijd geeft voor hun proeven, zonder allerlei administratieve za ken aan het hoofd te heb ben. Maar omdat er een goede adjunct-directeur is, ziet dr. Korringa toch nog kans om eruit te breken. Hij doet dat onder meer voor een boek dat volgend jaar het licht zal zien. Daarin staat precies wat er allemaal bij oester- en mosselteelt zijn.specialiteit komt kij ken en wat de beste manier is om er geld mee te ver dienen. De IJmuidense di recteur heeft al zoveel lan den bereisd dat hij een in ternationaal overzicht kan maken. Korringa: „Laat ik zeggen dat we vergeleken met de meeste andere landen be slist niet achterlopen. Dat is historisch verklaarbaar, omdat de visserij in ons land altijd belangrijk is ge weest. Daar komt nog bij dat het visserij-onderzoek hier op gelukkige wijze ge start is door het werk van dr. Hoek. Hij was in 1902 de eerste secretaris-gen. van de Internationale Raad voor het onderzoek der zee. Nog steeds speelt Neder land in deze raad heel be hoorlijk mee". In deze raad gaat het er om wetenschappelijke bouwstenen aan te dragen als basis voor internationa le voorschriften. Is het moeilijk om overeenstem ming te bereiken? Korringa: „Ja, naarmate je steeds verder gaat met de paald gebied op zee op zalm gevist mag worden". „De vissers voelen het als een beperking. Zij denken nu eenmaal niet econo misch op lange termijn, maar veel meer op kort zicht. Ze hebben maar een doel: vandaag veel vis van gen, of zoals ze het zelf zeggen: „hoops". In zijn hart is elke visser een avonturier. Maar hij meet zich niet in slaap laten wie gen door het idee dat het straks wel beter zal gaan, als het beter weer wordt". „Kijk nu eens naar de ha ring. In de dertiger jaren ving je ze soms 15 jaar oud. Nu is het al een zeld zaamheid als er een vijf jaar oude haring gevangen wordt. Daarom moeten we proberen om elk jaar een goede vangst te garanderen door te streven naar meer dere jaarklassen. Dat kan alleen als er niet te kleine vis in de netten komt, want dan komt de vortplanting in gevaar. Ook de onderzoe kers van vroeger hebben dat al begrepen. Er werd toen vastgesteld dat vis om die reden niqt beneden een bepaalde maat gevangen mag worden. Nu hebben we een meer geraffineerde theorie, omdat er veel meer gegevens bechikbaar zijn". „We doen dit werk niet om dat we het zo leuk vinden, maar uit internationale noodzaak. We moeten niet vergeten dat er elk jaar uit de Noordzee nog drie mil joen ton vis komt. Binnen deze enorme hoeveelheid zijn er soms wel dramati sche verschuivingen, maar het totaal Wijft zowat gelijk. Wat dat betreft zijn al die verhalen over die vieze Noordzee waar bijna geen vis meer zou zitten, over dreven. Wij zijn geen hob byisten. We doen ons werk in opdracht van het minis terie". Heeft u voor uzelf bepaalde Hef Rijksinstituut voor hef Visserij-onderzoek te IJmuiden, waar prof. dr. Korringa directeur v i De heer Korringa, 25 jaar geleden, bij een 24"urige serie zuurstofbepalingen met de Romijnse pipet op de Yerseksche [oesterbank. De directeurskamer van prof. dr. Korringa geeft al een helder beeld van zijn beslommeringen. Aan de wand hangen een opgezette roofvis, tekeningen van an dere waterdieren en van heren die het visserijonder- zoek de eerste duw hebben gegeven. Acher het houten bureau: een vriendelijke on versneden wetenschapsman, uitgerust met twee kritische ogen. Hij voelt zich tussen de roemruchte voorgangers duidelijk op zijn gemak. Zo zelfs- dat hij liever zo wei nig mogelijk afscheid van ze neemt, ook al liggen de kansen voor het grijpen om de deur van het instituut achter zich dicht te slaan. Korringa: „Als ik een moeilijke vrouw had, zou ik het hele jaar weg kunnen zijn voor congressen, al

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 15