SU, De luie kat en de verse melk PAGINA 6 LEIDSE COURANT ZATERDAG 30 JUNI 1973 Juniorenhoek DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD ©p|B ter yt/sai ex.zo- Een oude vrouw zei tegen haar luie, armoedige kat: ,,Ik ben jaloers op jou. Als jij uit je hu meur bent, doe je de ogen dicht, je vouwt je pootjes onder je lij', legt je staart rond en slaapt. Maar als ik uit mijn hu meur ben, kan ik juist hele maal niet slapen. Tegenwoordig heb ik altijd kwade zin en ik doe geen oog meer dicht". „Mauw", antwoordde de kat en vouwde alvast haar pootjes op. De vrouw mopperde: „Je vraagt me waarom ik kwade zin heb? Dat is oo keen vraag! Ik ben zo oud dat mijn tanden niets meer kunnen bijten. Ik snak naar een bordje pap, maar daar is melk voor nodig. Nou vraag ik je, luie kat, waar haal ik melk vandaan? Ik, die hier in mijn eenzaam huisje woon, terwijl er mijlen ver in de om trek geen koe te bekennen is?" De kat kneep de ogen dicht en zei: „Grauw". Dat betekende: „Mens, praat me niet van melk want als Ik ergens naar ver lang, dan is daar naar een schoteltje verse, lauwe, zachte, zoete melk!" De oude vrouw die haar kat goed verstond zei: „Wij zullen nooit een koe in de omtrek zien, om dat op mijn veldje geen klaver wil groeien. En er groeit geen klaver omdat er geen hommels zijn. Hommels bestuiven de kla ver, weet je, en zonder bestui ving is het uit met het klaverge was". „Mauwauw", zei de poes en dat wil zeggen: klaver en hommels interesseren me niet. De kat legde haar staart rond en sliep bijna, maar de vrouw hield haar wakker en plaagde: „Nee, ze interesseren je niet. Dat weet ik. Maar als je zo lui niet was, zou jc in het veld wel eens ge zien hebben dat de eerste hom mel de beste, die toevallig hier heen verdwaalt om ons laatste plekje klaver te bestuiven, met een wordt opgegeten door een veldmuis". De kat die de vrouw al bijna niet meer vertstond van de slaap, ving toch het laatste woordje op.... "MUIS" hoorde ze zeggen. Ze sperde haar ogen weer open, spitste de eren en zwiepte de oren en zwiepte me de staart. „Jazeker, lui varken dat je bent", beet de vrouw haar toe", ik zeg veldmuis. Het stikt buiten van de veldmuizen. Maar jij wordt mager en armoedig van het wachten op een huismuis, om dat je te lui bent op jacht te gaar. en omdat huismuizen lek kerder zijn. Maar je kunt wach- ten tot je een ons weegt. In dit huis komt van zijn leven geen muis, er is immers gen kruimel of korstje voor zo'n beestje te vinden bij een arme vrouw". Al mopperend werd de vrouw door haar eigen woorden steeds nijdiger op de luie kat. En op eens kreeg ze genoeg van dat kale pluizige mormel. Ze pakte de poes op. deed de deur open en smeet het beest naar buiten. „Je komt er niet meer in vóór je zelf je kost kunt vinden!", riep ze haar achterna en sloot de deur. Eeerst bleef de kat boos tegen de deur zitten. Maar hoe veel geduld ze ook had, en hoe lui ze ook was, de honger dreef haar het veld inDaar merk te de kat dat er in het groen heel wat te beleven valt. Eerst ving ze een krekel, maar die was houtjesachtig en smaakte niet. Toen kreeg ze een kikker te pakken. Die was glad en smaakte al beter. Tenslotte sloeg haar klauw een veldmuis neer. En of het nu was door de honger of door het zacht bonten vachtje van de muis, dat is niet te zeggen: maar dit hapje smaakte hemels. Vanaf die dag ving de kat, die vroeger zo lui was, vlijtig en ij verig veldmuizen. Ze al er tien, OPLOSSING j VORIGE WEEK De naam was Elvis Presley. vijftig, honderd en nog meer. Ze werd dik en rond, haar vel be gon te glanzen. Ze werd slim en vlug en tenslotte waren bijna alle veldmuizen op. Dat merk ten de hommels en zij vonden het veldje rondom het huisje van de oude vrouw rustig en vre dig. Daarom zoemden ze er ge zellig rond en bestoven de aller laatste klaverplantjes die er nog stonden. Daar had de klaver op gewacht om zich vlug, voort te planten en binnen de kortste tijd stond het huisje van de oude vrouw temidden van groeiende, bloeiende, geurige malse klaver. Een boer die in de verre stad een koe had gekocht, kwam met zijn nieuwe aanwinst langs dat prachtige klaverveld en keek zijn ogen uit. Hij klopte aan bij de oude vrouw en vroeg: „Mag mijn koe op uw klaverwei gra zen?" „Goed", zei de vrouw „dat mag. Maar dan wil ik als betaling daarvoor elke dag een pan vol verse melk hebben om smeuige pap van te koken". De boer stemde toe en de volgen de dag stond de koe al in de klaverwei en graasde dat het een lieve lust was. Die avond kreeg de oude vrouw haar eer ste pan vol verse, lauwe, zach te, zoete melk. E nop dat ogen blik kwam haar kat, die dik, rond, glanzend en wel tweemaal zo groot was geworden, bij haar aan. De knorrige vrouw was ei genlijk wel blij dat de kat terug kwam. Want een mens wil altijd tegen iemand kunnen praten, ook al zegt een mens alleen maai' knorrige woorde. In Argentinië noemen ze een cowboy een gaucho. Hij geeft veel geld uit voor zijn paard. In de kleinere steden zijn winkels die alleen mooie dingen voor het paard verkopen. Als de gaucho naar een feest gaatsiert hij zijn paard helemaal op. Hij tuigt het paard op met spullen die blinken van het zilver en de paarlen. Hij doet het paard halskettingen om en soms zelfs een diadeem op het hoofd. De stijg beugels zijn dikwijls van zilver met allerlei afbeeldingen erin ge graveerd met gebeurtenissen uit het leven van de gaucho. De zweep wordt gemaakt van breed leer zodat het paard geen pijn wordt gedaan als die zweep eens gebruikt moet worden. Wie weet, kom je nog eens in Argentinië. Moet je vast naar een feest met gaucho's gaan kijken. AFLEVERING 157 binnenhof Marjorie was goed op dreef. Zijn afwijzing weerhield haar niet. „Weet je hoe ik in deze situatie ben gekomen? In de mijne, bedoel ik; aan de kant gezet, zoals mijn moeder het noemde, al zal ze nooit hebben gedacht dat het mij zou overkomen. Ik zal het je vertel len. In mijn laatste schooljaren had ik een vriendje. Eén maar. George en ik waren dol op elkaar, absoluut dol. We keken geen van beiden ooit naar een ander. We zagen elkaar elke avond, ieder weekeind en elke vakantie. Het was een uitgemaakte zaak dat we zou den trouwen. Zodra we het ons konden ver oorloven, wanneer dat ook zou zijn. Hij was even vaak zonder werk als met; vaker zelfs. Maar toen de oorlog uitbrak kreeg hij een vaste baan. Bij de militairen werd je niet af gewezen. We waren nog geen eenentwintig en onze ouders vonden dat we moesten wachten tot de oorlog voorbij was. Iedereen zei dat het niet langer dan zes maanden, hoogstens een jaar zou duren. Als ik daar aan denk, nu, zes jaar later. Enfin, hij werd naar het Midden-Oosten gestuurd, maar dat vond hij niet erg, omdat het daar toen veili ger leek dan hier. Hij schreef elke dag; wér kelijk elke dag. En dat probeerde ik ook te doen. Toen kreeg hij dysenterie. En hij hij is nooit teruggekomen." „Is hij gestorven? Daarginds?" John had van dat alles geen flauw vermoeden gehad. „Als hij was teruggekomen, en we getrouwd zouden zijn, zou ik hem dan hebben kunnen geven waar hij van droomde, naar verlang de, wat hij van me verwachtte? Ik betwijfel het. Dromen, John; iets om onze tanden in te zetten en vast te houden, ons te laten uit kijken naar het einde van de regenboog, waar het leven een en al goeds is. Wel, hier zitten we dan, aan het einde van onze regen boog. Of wat we ervan willen zien. Lijkt dit op onze dromen? De hel is het!,., sorry, ik mag niet zo tegen jou te keer gaan." „Nee. Nee. Zeg het gerust als het je lucht geeft. Het... boeit me." „Er valt niets meer te zeggen. John. Behal ve, dat ik vind dat je moet gaan. In ons al ler belang, bedoel ik. In het belang van Mar garet, van jou en van mij." John was het met haar eens, en ging weg. Toen John thuiskwam, zei hij tegen Marga ret dat hij in het park had gewandeld. Ze antwoordde snibbig dat ze John-George had beloofd, met hem te gaan wandelen. Waarop John even snibbig zei, dat ze dat wel eerst aan hem had kunnen vragen. Margaret herinnerde hem eraan, dat Ian in de andere kamer was; ze moesten niet zo hard praten. „Nu we het er toch over heb ben," zei John, zonder zijn stem te dempen, „Wanneer gaan we naar ons eigen huis?" „Als jij me helpt er een te vinden, ant woordde Margaret. Edwin hoorde hen toen hij de voordeur bin nenkwam. John kwam met John-George de kamer uit en zei: „Kom, we gaan naar het park, he?" Zijn stem trilde van woede. Edwin zei tegen Margaret dat het beter voor hen zou zijn als ze een eigen huis hadden. Hij had gezien dat ze advertenties In de krant had genoteerd. Dacht ze erover het geld van de verkoop van haar aandelen Briggs Zn. ervoor te gebruiken? „Ja. Dat zal ik wel moeten. Maar er staan niet zoveel huizen in de krant. Ik zou het u wel hebben gezegd, als we Iets hadden ge vonden." „Hoe staat het met die cursus, die John zou gaan volgen? Daar hoor Ik niets meer van. Hij was er toch eerst zo vol van?" „Ik weet het niet vader, ik weet het echt niet. En ik wil hem er ook niet naar vra gen." Freda liep de gang In en kwam van aange zicht tot aangezicht te staan met een vrou welijke patient, in een ziekenhuis-peignoir die niet berekend was op een zo vergevor derde zwangerschap. „Doris. Wat doe jij hier?", vroeg Freda, meer verrast dan verheugd. Doris keek langs haar lichaam omlaag. „Wat zou je denken. Dat ik voor de waterpokken kwam?" „Neen ik bedoel, waarom juist hier, hele maal aan de overkant van de rivier?" „O. Eenvoudig. Ik ben van huis weggelopen; kort nadat hij was geweest, kregen we een reuze herrie. Ze gaan trouwens naar Man chester verhuizen. Ik ben bij m'n zuster; in deze parochie, zoals ze bij een huwelijks plechtigheid zeggen; God mag weten hoe ik dat weet. Dus: ik krijg hier m'n gedrocht. Sorry." Een autoritaire stem riep; „Hoofdzuster Ashton?" vanuit de verpleegsterskamer. Doris lachte. „Hoofdzuster; dus je hebt het gehaald. Natuurlijk. Fijn voor je." Ja. Ik kom je wel eens op je zaal opzoeken, goed?" zei Freda, en liep naar de deur. Sefton had zijn schrijftafel vol papieren lig gen. George Askew verdiepte zich in cijfers en saldi, bijgestaan door Harold Jacks, de accountant. Er werden opmerkingen gemom peld, berekeningen gemaakt en financiële vergelijkingen opgeschreven. Sefton vond, in gespannen verwachting van hun uitspraak, troost in de whiskykaraf. Nee, zij deden niet mee. Niet zo vroeg, voegde Askew eraan toe, Jacks waagde een delicate vraag. „We heb ben hier toch... eh... alles? Alle cijfers? En feiten?" Askew keek Sefton aan. „Natuurlijk. Ik zie niet in waarom ik iets j voor jullie verborgen zou houden. Jullie staan aan mijn kant. Dat neem ik tenminste aan. Daar betaal ik je voor." Askew en Jacks keken elkaar eens aan en stortten zich weer op de papieren. Sefton dronk zijn whisky en schonk zich nog i eens in toen ze zich oprichtten. „En? Hoe luidt het vonnis?" i „Weler lijkt me geen twijfel aan te be- staan," antwoordde Askew bedachtzaam, „dat je een vordering op Howells hebt." ',Dus ik kan hem in rechte aanspreken?" Jacks voegde er meteen aan toe: „Helaas, daar hij zo slim is geweest, vrijwillig tot li-fl quidatie over te gaan, is het helemaal niet zeker, dat uw wettige vordering iets waard zal zijn. We zullen eerst moeten onderzoeken 1 hoe het met de activa staat." Sefton keek in zijn lege glas. „En dan te denken dat ik bijna alles wat ik had in die vervloekte bouwonderneming heb gestoken. De drukkerij verkocht, de winkel „Ik heb je de verkoop van de winkel afgera-' den," merkte Askew op. „Ja, maar ik zag tegen de noodzakelijke uit breiding op, omdat ik geen geschikt perso-1 neel kon krijgen. En ik had het geld nodig. O, ik zie het nu allemaal duidelijk. Howells heeft me te grazen gehad, de schoft." Jacks zei vergoelijkend. „De huidige econo-i mische toestand heeft er ook geen goed aan gedaan." „Deze vervloekte regering, bedoel je. Ja, als de conservatieven hadden gewonnen, zou het er anders hebben uitgezien." „Wel"... Askew wilde de politiek erbuiten la ten. „Dat zullen we nooit weten. Maar je hebt nog een paar eigendommen,eehirdsi hebt nog een paar eigendommen, die hier buiten staan, nietwaar, Sefton?" Jackson liet zijn adyies weer horen. „Die zou ik vasthouden, ais ik u was. Ze zullen waarschijnlijk snel in waarde stijgen. Gezien de tekorten en de grote vraag na de oorlog." „Als ik het me kan veroorloven. Wat heb ik nog over om van te bestaan?" Sefton begon op zijn vingers af te tellen. „De hypotheek op het huis van de Ashtons. Dat heb ik ze geschonken. Een belofte aan mijn overleden zuster Jean. Maar dat kun je tegenwoordig! geen inkomen noemen." „Wel, Sefton", Askew was verbaasd dat Sef^ ton hier zelf niet op was gekomen, „is je zwager nu niet in staat de hypotheek af te! betalen? Van de opbrengst van zijn aandelen j Briggs Zn, toen het bedrijf aan Fraserj werd verkocht?" Het antwoord was niet wat hij van Sefton j had verwacht. „Dat kan hij zeer waarschijn lijk wel, maar ik ga het hem niet vragen, I Het zou misschien verkeerd worden opgevat.! En dat wil ik niet. Niet nog eens." „Jammer," zei Jacks. „Het geld zou in uwE huidige situatie nuttig kunnen zijn." „Ja, nou, niemand hoeft hiervan te weten. Ik kom er zelf wel uit. Zonder medelijden van de familie." Ze zei: „Je zit er goed uit, je hebt natuurlijk alle veldmuizen opgegeten en dat heft je waar achtig geen kwaad gedaan. Maar je hebt mijn heerlijke melk geroken, lui varken dat je bent! Nu denk je: ik leef in het vervolg van melk, doe mijn ogen dicht, vouw mijn pootjes on der mijn lijf, leg mijn staart rond en slaap! Nou vooruit, hier heb je je melk, ik eet eindelijk mij,n lekkere pap. Maar denk erom: voortaan elke dag een uur lang naar buiten om de veldmuizen weg te houden, an ders blijven er gèen hommels over en dan is het met de kla- ve" gedaan. En als de klaver niet mee rgroeit, haalt de boer z-jn koe weg. Dan is het afgelo pen met melk en pap." „Miauw!" zei de kat. En dat be tekent: „Zo is het nou maar net". Een goocheltruc met papieren ringen. Je hebt papier, een schaar en lijm nodig. Snij van het papier drie stroken af van 2 centimeter breed en ongeveer 50 centimeter lang. De eerste strook wordt tot een ring gemaakt. Kijk naar de tekening. De tweede moet je een halve slag draaien alvorens je gaat lijmen. De derde wordt een hele slag gedraaid zodat je en soort „acht" krijgt. Nu snij je de ringen overlangs middendoor. Van de eerste ring krijg je er dan natuurlijk twee, maar de tweede wordt één grote als je hem door- snjidt en de derde ring worden er twee die in elkaar gestrengeld zitten. Je vriendjes kunnen het warschijnlijk niet en ze zullen je een goochelaar vinden. Dat jongetje had al zo'n haast en dezelfde uit? BR..2Ö-A liggen zijn kousen ook nog door elkaar. Wie zoekt even gauw de twee 2- „Nou ben ik eigenlijk pas helemaal goed wakker", zei Paulus tegen zichzelf, terwijl hij met een handdoek zijn baardje droog- boende. dat was altijd een heel werk; baardjes houden nu eenmaal veel meer water vast dan bolletjes, vooral kale bol letjes. Mmmmlekker opgefrist", bromde de boskabouter tevreden, „er gaat toch niks boven koud water". Van gapen was nu inderdaad geen sprake meer, hij keek weer zeer pienter uit zijn oogjes. Paulus stapte in zijn broekje, schoot zijn jasje aan en maakte zijn riem vast. Nadat hij zijn schoentjes nog had aangetrokken daalde hij zijn laddertje af naar de huisko m.er. klaar om de dag te beginnen. „Wij weet", mompelde hij, „misschien beleef ir vandaag wel iets heel bijzonders".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 6