PIER EN PIERLALA
PAGINA 6
LEIDSE COURANT
ZATERDAG 16 JUNI 1973
Juniorenhoek
Er bestaat een oud kinderliedje,
een raar liedje over een man
die net deed of hij dood was.
Hij heette Pierlala en was een
pierrot, zoals je met carnaval
wel eens kunt tegenkomen: met
een wit gekalkt gezicht, een wit
pak met zwarte pompons, een
zwart petje en een witte stijve
plooikraag. Zo is het liedje:
Pierlala lei In de kist
al met zijn billetjes bloot.
En niemand die het beter wist
of Pierlala was dood.
Hij schopte het deksel van de kist
en sprong eruit, dat niemand het
wist
Hdha' zei Pierlala-ha
Huha! oei Pierlala.
Mbat nu was er eens een andere
man, een héél andere man, die
géén pierrot was en ook niet
Pierlala heette maar wél
Pier en dat lijkt er toch een
beetje op. Pier was een mooie
praatjesmaker, die meer hield
van geld uitgeven dan van hard
werken om geld te verdienen.
Zijn moeder, bij wie hij woonde,
had dan ook veel zorgen om die
pleziermakende zoon. Maar hij
was zo lief voor haar en kon zó
grappig zijn, dat zij dikwijls
schudde van het lachen. En dan
vergaf zij hem maar weer dat
hij zo weinig of helemaal geen
geld voor het huishouden gaf.
Pier hield dolveel van mooie kle
ren en alle winkeliers kenden
hem. Hier kocht hij rode laar
zen en daar een riem met zilve
ren gesp. Links een zijden hemd
en rechts een sjaal met duizend
kleuren. Eer enkele maal be
taalde hij, maar veel vaker zei
WJ: ,,Ik zal eerlijk betalen, zo
gauw ik weer geld heb".
Maar nog vóór hij weer geld had
verdiend, kocht hij in een vol
gende winkel een met goud
draad bewerkte tabakszak en in
een andere twee fluwelen broe
ken tegelijk.
Zo ging dat een hele tijd, maar
op den duur liep het mis. De
winkeliers staken de hoofden bij
elkaar en zedden: „Pier is een
oplichter. Laat ons samen naar
de rechter gaan. Hij moet de
gevangenis m en boeten!" Pier
merkte dadelijk wat de winke
liers van plan waren en kreeg
het erg benauwd. Een goed
plekje om ernstig na te denken
is een lege kerk.
Het was op een door-de-weekse
dag en al laat in de morgen,
daarom dacht Pier dat de kerk
leeg zou zijn. Hij stapte naar
binnen maar merkte dat er juist
een dienst werd gehouden voor
een gestorven arme zwerver.
Vooraan In de kerk stond een
kale doodskist en er zaten nog
geen vijf mensen. De pastor
was juist een preek aan het
houden en zei: ,,Deze arme
zwerver zal in zijn leven wel
verkeerde dingen hebben ge
daan. Maar over de doden zeg
gen wij niets dan goeds. God
zal hem belonen voor elk beetje
goeds dat hij heeft gedaan", en
zo sprekend legde hij een witte
lelie op de kistPier liep
maar weer gauw de kerk uit.
otel je voor dat hij ook eens zo
aan zijn einde kwam stel je
eens voor.
bloemenkoopman, kocht een le
lie en zei lachend: „Ik zal hem
betalen als ik weer geld heb".
Pier ging naar huis, sloop stille
tjes naar zijn bed en strekte er
zich op uit met gesloten ogen en
de witte lelie in de handen. Zo
wachtte hij tot zijn moeder hem
vond. De arme vrouw begon na
tuurlijk op slag te huilen en te
jammeren over haar vrolijke,
dode Pier. Zij riep buren en be
kenden bijeen en allen kwamen
Pier bewenen. „Over de doden
niets dan goeds", zeiden zij
treurig. De ene winkelier snik
te: „Hij was me nog geld schul
dig voor een echt lakense jas,
maar ik vergeef het hem". En
de ander: „Bij mij stond hij
nog in het krijt voor zes paar
prachtige sokken". En de der
de: „Mij heeft hij een paar
handschoenen met franje nog
niet betaald". Maar allen ver
gaven het hem van harte. En
Pier lachte heel voorzichtig,
zonder dat iemand het merkte.
Volgens gewoonte ln die streek
werd er meteen een doodskist
gehaald. De buren legden Pier
met zijn lelie daarin en brach
ten hem naar de kerk. Daar
bleef de kist open staan bij
twee brandende kaarsen, zodat
iedereen die dat wou nog eens
kon kijken naar dat vrolijke ge
zicht van die aardige praatjes
maker, die nu geen praatjes
meer maakte. Op de laatste
avond voor de begrafenis werd
het deksel losjes op de kist ge
legd
Het werd nacht, iedereen was
naar huis. Pier lag alleen in de
kerk waarvan de deur nooit op
slot ging. Daar glipten drie ro
vers naar binnen met een zak
vol gestolen geld. Er is nergens
een rustiger plekje te vinden
om een gestolen buit te verde
len. En dat nog wel bij twee
brandende kaarsen! De rovers
telden het geld en verdeelden
het in drieën, maar ten slotte
bleef er nog één goudstuk over.
Meteen begonnen ze ruzie te
maken voor wie dat goudstuk
zou zijn. Pier keek toe vanonder
een kiertje van zijn deksel. Ter
wijl de drie rovers elkaar te lijf
gingen, herinnerde hij zich op
eens dat kinderliedje over Pier
lala! Toen schopte hij het dek
sel van de kist en sprong eruit,
roepend: „Haha! Dat goudstuk
is voor mij!"
De rovers werden lijkbleek en
sloegen ln doodsangst op de
vlucht. Maar Pier raapte al het
geld bijeen en stapte naar huis
waar hij zijn moeder de stuipen
op het lijf joeg. „Mens", zei hij,
„waarom heb je me zo gauw dn
een doodskist gestopt, ik was al
leen maar flauwgevallen". Toen
gaf hij haar een handvol goud
en zilvergeld en samen dronken
ze een fles wijn op zijn goede
gezondheid.
De volgende morgen betaalde
Pier al zijn schuldeisers en ie
dereen was tevreden. Ook Pier,
die onmiddellijk weer allerlei
mooie, nieuwe dingen kocht.
Hoe lang het duurde vóór het
geld op was, weet niemand te
vertellen. En ook niet of Pier
ooit nog eens echt in de gevan
genis terecht is gekomen. Of
dat er opnieuw iets gebeurde
om hem te redden uit de nood.
Als je vrienden of vriendinnen iets wilt laten weten dat anderen niet
mogen zien, kun je het in geheimschrift doen. Je neemt een rond
stuk hout, bijvoorbeeld een bezemsteel. Daaromheen wikkel je een
stuk papier dat je losjes kunt vastplakken. Je schrijft, wat je te
zeggen hebt, van boven naar beneden en gebruikt het hele rolletje,
als je zo veel wilt schrijvenHaal het papier eraf en stuur het naar
je vriendje of vriendinnetje. Niemand kan er wijs uit. Maar als je
vriendje of vriendinnetje het papier weer op een stuk rond hout doen,
kunnen ze alles gemakkelijk lezen.
AFLEVERING 145
Johni Porter, penningmeester van de
partij, kreeg het erg druk met de
kandidaatstelling voor de komende
algemene verkiezingen.
Naarmate de politieke D-day naderde, werd
er veelvuldiger een beroep op Johns tijd
gedaan, tot hij op het laatst van zijn dage
lijks werk onder het oog van meneer Tem
ple, rechtstreeks naar het wijkgebouw
ging. Margaret kreeg hem steeds minder
te zien. Als hij thuis kwam, praatte hij
over niets anders dan politiek, als een poli
tieke redenaar in Hydepark in Londen.
Edwin maakte zich bezorgd over wat er zou
gebeuren als Fraser het bedrijf zou over
nemen, en troostte haar alleen af en toe
met een scherpe opmerking als: „Nou, je
wou toch zo graag dat hij ergens belang in
ging stellen. Je hebt je vriendin Marjorie
ervoor gebruikt. Je hebt hem er eigenlijk
zelf ingeduwd".
„Dat heb ik niet gedaan".
„Nou, je hebt haar ook niet belet hem voor
zich te winnen".
„Hem voor zich te winnen? Wat bedoelt u
daarmee?" vroeg Margaret nijdig.
„Hem te winnen voor die politieke bombast,
bedoel ik". Edwin smeet de laatste zen
ding te verspreiden verkiezingspamfletten
neer. Hij keek Margaret over zijn brille-
glazen heen aan, alsof hij wilde vragen:
„Wat dacht je dan dat ik bedoelde met
„hem voor zich winnen?"
Margaret ging op een ander onderwerp over.
„Is er al nieuws over Fraser en het be
drijf? Daar hebt u niets van gezegd".
„Ik wou dat er nieuws kwam. Het is nu al
meer dan een maand geleden, dat die bela
chelijke beslissing om te verkopen werd
genomen".
„Hebt u er oom Sefton niet naar gevraagd?"
„Ik gunde hem niet het genoegen, te weten
dat ik nieuwsgierig ben".
„En Tony?"
„Ik heb hem na de vergadering niet meer
gezien. En ik geloof ook niet dat dat toe
vallig is".
In de straat blerde een luidspreker op een
met pamfletten beplakte auto: „Stem op
Labour. Stem op Labour. Voor wie vrede
wil is het nu tijd om op Labour te stem
men. Stem op Labour". De reclamezinnen
drongen door de gesloten ramen van de
Ashtons binnen.
Sheila zou het nooit hebben geloofd, maar ze
woonden nu in het huis dat ze hadden be
keken. David had zevenhonderdvijftig pond
geboden en zijn bod was aangenomen. Hij
had een hypotheek weten te krijgen, en
een verhuiswagen om hun schamele meu
bilair over te brengen, hetgeen betekende,
dat ze de keuken en één slaapkamer ge
deeltelijk konden meubileren.
De overige kamers waren, zoals Sheila het
uitdrukte „hartstikke leeg". David maakte
zich geen zorgen over rantsoenbonnen of
de middelen om warenhuismeubelen te ko
pen. Sheila wel; maai ze moest toegeven,
nu ze in het huis woonden, dat het licht
was en dat het er heerlijk fris rook. Het
was een goed huis. En er was ruimte ge
noeg om er een kat op na te houden. Het
huis had een. voordeur die gebruikt kon
worden, en een achterdeur.
David bemoeide zich ook niet met de voor-
en achtertuin. Hij duwde zijn stoel achter
uit van de ontbijttafel hun enige tafel,
daar hij het Morrison-schuilhok niet had
willen meenemen, dat in hun oude huis als
tafel dienst deed en kuste haar gedag.
Hij zag er goed uit in zijn burgerpak, in
staat om „aan de duvel en z'n ouwe moer"
te verkopen, zoals hij zei. „Wees maar niet
bang, schat. We zullen van dit huis iets
maken; en Peter en Janet thuis halen; we
gaan een goede tijd tegemoet. Maar nu
moet ik er vandoor, iedere verloren mi
nuut is minder tijd om provisie te verdie-
Toen hij weg was, ging Sheila naar de ka
mer waarvan ze hoopte dat het eens hun
salon zou zijn. Ze wilde zich geen zorgen
maken over het feit dat de kamer nog
even leeg was als op de dag toen David de
sleutel van de makelaars had geleend.
Maar al wilde ze het niet, ze deed het
toch. Sheila was een geboren piekeraar-
ster. Een klop op de deur wekte haar uit
haar gepeins. Helen kwam zeggen, dat ze
Sefton had overgehaald, afstand te doen
van wat meubelen die hij in dat grote huis
niet meer nodig had. Ze waren al onder
weg; maar als ze ze niet wilde hebben,
was het ook goed. „Ik wist dat je deze ka
mers niet kon meubileren met wat je had.
En je kunt je ermee behelpen tot je kunt
kopen wat je wilt hebben. Kijk, de verhuis
wagen staat al voor de deur".
Sheila keek uit het raam en zag twee man
nen de laadklep van een gesloten vracht
wagen openmaken. Ze draaide zich om en
omhelsde Helen met tranen in haar ogen.
Margaret zette het grote blik met een klap
op de tafel. John keek over zijn koffiekop
heen naar het etiket.
„Waterverf met eidooier? Voor m'n ontbijt?
Nee, dank je, ik heb al gegeten".
„Doe nu niet alsof je de wenk niet begrijpt",
zei Margaret glimlachend.
„Wenk? Welke wenk?" John dacht aan niets
anders als de verkiezingen.
„Weet je niet dat het vandaag zaterdag is?
En dat je een vrije middag hebt?" John
dronk zijn koffiekop leeg en stond op.
„O, je bedoelt de zolderkamer. Tja, nou,
vandaag niet, Margaret". „Je hebt het be
loofd. Het was een afspraak. Je zei dat als
ik de verf zou krijgen, jij het erop zou
smeren".
„Ik moet vandaag naar het hoofdkwartier
van de partij. Ik kan er niet onderuit".
„Moet je? Je zit er aan vast, he? Ik begrijp
het."
„Je schijnt het niet te begrijpen. Er staan
verkiezingen voor de deur, als je het nog
niet wist. Die zijn van vitaal belang voor
het land. En voor ons; voor jou, voor mij
en voor John-George".
„Mag ik de spreker iets vragen?"
„Hoor es even, ik heb geen tijd om te dis
cussiëren, als ik niet te laat op m n wer!
wil komen. Je weet hoe Temple is als je te
laat komt".
„Geen tijd om over belangrijke zaken met je
vrouw te discussiëren. Als het Marjorie
was, zou je wel tijd hebben voor een uren
lange intellectuele discussie, hë?"
„Marjorie? Wat heeft zij ermee te maken?",
„Heb je haar soms niet beloofd, dat je van-
"middag met haar zou werken? In plaats
van je belofte te houden en de zolderka
mer te verven".
„Lieve hemel, ben je jaloers op Marjorie?'
„Is dat dan zo gek? Gezien de tijd die ze te
genwoordig met jou doorbrengt? Vergeet
niet, dat ik haar iedere dag op school zie,
en ze is niet meer de ouderwetse schooljul
van vroeger, van voordat die verkiezings
rompslomp begon. Ze maakt de laatste tijd
veel meer werk van haar uiterlijk. Ze is
zowel intelligent als aantrekkelijk voor
mannen, he?"
John probeerde het om te draaien. „Gelooi
je niet dat ik meer reden heb om jaloers
te zijn?" j
John had haar nog niet eerder de kwestie:
Michael Armstrong verweten. Zonder zijn'
naam te noemen, had hij haar als met
stomheid geslagen. Hij stormde zonder nogj
een woord de keuken uit, deed de voordeur
open, maar bleef toen staan en riep ach-j
terom: „Tot vanavond". Toen hij geen ant-,
woord kreeg, sloeg hij de deur hard achter
zich dicht.
Edwin kwam naar beneden: „Ik wou dalj
John die deur niet zo hard dichtsloeg. Het
hele huis schudt ervan".
Terwijl ze de keuken in ging, zei Margaret:1;
„Dat doet hij toch niet altijd?"
Drie jongens hebben gewed. Wie een enveloppe kan tekenen in een
lijn, zonder het potlood van het papier te halen, krijgt een ijsje. Wie
van jullie kan het ook?
OPLOSSING
VORIGE WEEK
In de Verenigde Staten, in North
Carolina, groeit een vleesetende
pla.nt. Aan de binnenkant van
de bladen zitten kleine „tand
jes", om het zo maar te zeggen.
Natuurlijk geen echte tanden.
Zodra een insect zich daarop
neerzet, klapt het blad dicht.
Tegelijk scheidt het blad een
vocht af dat het insect oplost.
Eet smakelijk.
Her fort tupëns on*£ u
AFWeZlGHElP AAMGSVALL&J
vnnawA A Ptt!
Suske
en
Wiske
De
Poppen-
pakker
WO«crr V6HM3C8C
Broom
Hilda