eigenlijk niet zo
op de toeristen
Marken heeft het
Brailleboeken maken:
veel vrijwilligerswerk
maar een vak apart
f
ex-eiland
voelt zich
door overheid
inde steek
gelaten
Elk jaar zakt de keerkade
van het eiland Marken een
centimeter. Een alarmerend
teken aan de wand. Hoe
lang kan Marken nog wach
ten op maatregelen van de
overheid? Dat is de bange
vraag die ook burgemeester
Van Hout zich stelt. Hij
wijst erop dat zijn eiland
en Volendam elk jaar toch
maar een flinke bijdrage
tot de deviezenpot leveren.
Maar wie profiteren er in
hoofdzaak van? Amsterdam
en het Rijk, zegt de burge
meester. Hieronder praat
hij niet alleen over dit on
derwerp, maar prikt hij
ook een aantal sprookjes
over Marken door.
Marken Je moet niet raar op
kijken als een Markervrouw
in klederdracht natuurlijk je
zo maar op straat vraagt: Do
you want to see my house? en
je vervolgens meetroont naar
haar groen-zwart geschilderde
houten woninkje. Daar wachten
dan rijen fraai bemutste en ge
rokte poppen op de gretige vin
gers van de Amerikanen die
Marken nog steeds tot droomva
kantieoord verheffen.
Toch is het beeld van het amper
2000 zielen tellende eilandje
helemaal verkeerd, zegt de man
die al twintig jaar als burge
meester en gemeentesecretaris
hier de voorzittershamer zwaait.
B. G. van Hout: ,,Het is een
fabeltje dat Marken profijt trekt
van het toerisme. Misschien dat
vijf procent van de bevolking er
een broodwinning in ziet, maar
de doorsnee-Marker vindt het
gewoon minderwaardig om aan
het toerisme te verdienen. Ze
hebben een te groot gevoel voor
eigenwaarde".
Van Hout zuigt dat niet uit zijn
duim. Hij kan het bewijzen ook:
„Kijk maar naar het aantal
mensen in klederdracht. Dat
neemt sterk af. Als je vergelijkt
met vijftien jaar geleden... toen
was elk schoolkind nog in
dracht, maar nu niet één meer.
Behalve als hij jarig is. Ik heb
zelf ook een keer in kostuum ge
lopen, maar dat nooit meer. Bij
elke stap is er een lens op je
gericht. Vandaar dat de mensen
's winters meer in klederdracht
lopen dan 's zomers. Dat is
toch wel een bewijs".
Van het typisch karakter van zijn
eiland blijft alleen nog de aparte
bebouwing over. Een doolhof van
erg smalle straatjes met gaaf
bewaarde huizen. Monumenten
zorg zorgt er wel voor.. Marken
klampt zich gelukkig krampach
tig vast aan het verleden. Dat
gaat zelfs zover, dat het veer
lussen Monnikkendam en Mar
ken nog steeds vaart, ondanks
de status van schiereiland die
Marken zich al jaren geleden
heeft verworven.
Een' aantasting van dat karakter
doemt echter levensgroot aan de
noordkant van het eiland op.
Daar staan honderden nieuw
bouwwoningen, die net zo goed
in Heerlen of Coevoerden had
den kunnen staan. Ja, dat vindt
burgemeester Van Hout ook wel,
„maar", zegt hij „het kan niet
anders, we hebben elk jaar 20
tot 25 nieuwe woningen nodig om
de natuurlijke groei van Marken
op te vangen. Na de trouwdag
kun je ze toch niet naar Purme-
rend of Almere sturen. Dit is een
gesloten gemeenschap een oase
van rust. Ook de mensen die
Marken verlaten hebben, ko
men vroeg of laat toch weer te
rug".
Vandaar dat het gemeentebe
stuur reikhalzend uitkijkt naar
het Markerwaard-inpolderings
plan. Van Hout: „Nog drie jaar
kunnen we hier bouwen. Daarna
zou het een grote aantasting van
het beschermde dorpsgezicht
worden. Er is nu nog maar 250
meter ruimte tussen nieuwbouw
en oude kern. Als we na drie
jaar doorgaan, kunnen we het
saneringsplan voor de kern wel
vergeten. Daarom willen we
graag ruimte op het nieuwe
land. Ons is grond beloofd,
maar dat is er niet van geko
men. Nu hopen we op grond in
de Markerwaard. Dat hoeft niet
zo groot te zijn. Een klein opge
spoten poldertje is voldoende
hoewel het gemeentebestuur
voelt voor de grootst mogelijke
npoldering van de Markerwaard.
De burgemeester is het duidelijk
niet eens met prof. dr. ir. F. M.
Maas uit Delft, die hem in de
schoenen schuift dat Marken gro
te uitbreidingen wil, „Dat heeft
de professor verkeerd begre
pen", zegt Van Hout „wij willen
alleen maar meer grond om het
beschermde dorpsgezicht te be
waren, en bovendien iedereen
veilig wonen garanderen. War.t
als er nu een noordooster storm
staat, houd ik mijn hart vast.
Het is in het verleden al erg
vaak voorgekomen dat we water
overlast kregen. Toen kon het
niét bij de huizen komen, ook al
stond het water soms een meter
op het eiland. Nu ligt de nieuw
bouw echter veel lager. Dat is
een gevaar dat door ons heus
niet overdreven wordt. De des
kundigen van Rijkswaterstaat
zeggen het ook".
In ieder geval weegt het bij hem
lang niet op tegen de argumen
ten van de an'ti-inpolderaars.
Zelf verwoed zeiler, gelooft hij
geen snars van de bewering dat
handhaving van het IJsselmeer
bij Marken nodig is voor de wa
tersport. Alleen de grote jachten
kunnen er immers varen, en er
zijn' nu eenmaal veel meer men
sen met kleine zeilboten.
Geestdriftig praat hij over een
uitgebroed plan om de nieuw
bouw in de nieuwe polder op
zeeniveau te laten plaatsvinden.
„Dat kan het verduveld leuk
doen", denkt de burgervader:
„De nieuwe huizen komen dan
lager te liggen dan de oude
kern".
Hij vertelt dat Marken op zich
niet zo klein is, maar dat ee
vijfde van het eiland nu eer
maal beschermd weidegebied i
en daar wil het gemeentebestuur
natuurlijk niet aankomen. De
nieuwe plannen, die tot nu toe
slechts wensdromen zijn geble
ken, houden ook meer grond
voor recreatieve voorziening*
in. Daarbij past een tweede n
tionale luchthaven niet, vindt
Van Hout.
Het vliegstation in de Marker
waard zal het eiland niet onbe
roerd laten. Veel lawaai van op
stijgende luchtreuzen zal het ge
volg zijn.- Ook dat strookt niet
met de achterstallige schuld die
het Rijk ten' opzichte van Mar
ken heeft vindt hij: „Destijds i
de vissersvloot op advies va
Den Haag opgeruimd, maar er i
door het Rijk nooit een cent hier
geïnvesteerd als tegenprestatie".
De oude houten huisjes en
paar mensen in klederdracht, dat
maakt het uiterlijk van Marken.
Maar het is geen eerlijk beeld
vindt burgemeester Van Hout.
Ondanks de technische hulp van ondermser bandrecorders, vormen
de ,,bobeltjesvan het brailleschrift nog steeds een belangrijk middel Brailleren, met een typemachines bobbeltjes-letters" in papier pon
voor blinden om in contact te blijven met de maatschappij. sen. Maar er zit veel meer aan vast.
Van een onzer
verslaggevers
DEN HAAG Nog steeds
is het brailleschrift, in 1829
samengesteld door de
Fransman Louis Braille,
van groot belang voor de
blinden- Ondanks het feit
dat blindencommunicatie
thans ook veel via geluids
banden gaat, zijn vele blin
den voor hun contact met
de buitenwereld aangewe
zen op lectuur in braille.
Het maken van hun braille-
boeken is een werk dat vrij
veel mensen in hun vrije
tijd doen. Zoals de 86-jari-
ge mevrouw E. Goderie uit
Roosendaal bijvoorbeeld
Zij prikt per jaar zo'n 2,5
miljoen puntjes en „ver
taalde" op die manier in
haar leven honderd boeken
in brailleschrift. Toch is
brailleerder ook een echt
beroep, zij het dat je er
niet in kunt solliciteren. Het
maken van boeken en ande
re lectuur voor blinden is in
Nederland een gesubsi
dieerd werk en is alleen be
taalbaar als het geschiedt
door vrijwilligers of in so
ciale werkplaatsen. Uitge
vers zien er geen brood in.
Aan de Noordwal in Den Haag
staat de Nederlandse Blindenbi
bliotheek, terwijl andere instel
lingen die blindenlectuur verzor
gen staan in Nijmegen. Amster
dam en Ermelo. Bibliotheken,
maar tevens werkplaatsen waar
braillelectuur vervaardigd wordt
en waar men opdrachten voor
die vervaardiging geeft aan een
aantal sociale werkplaatsen. Ook
het „gesproken boek" is er
thuis, maar hoe belangrijk de
bandrecorder ook geworden is,
de uitvinding die Louis Braille
in het begin van de vorige eeuw
deed en die in 1859 in Nederland
werd geïmporteerd, is nog altijd
van uitermate groot belang voor
de intellectuele emancipatie van
de blinden.
Vooral de laatste vijftien jaar
kunnen blinden, dank zij het
brailleschrift, niet alleen lezen,
maar ook studeren. En daar
komt de vakman- brailleerder
cm de hoek kijken. Iedereen kan
in een paar uur leren om een
eenvoudige tekst in brailletekens
in papier te prikken, maar voor
het brailleren van een studie
boek is heel wat meer nodig.
Het is duidelijk, dat iemand met
een gymnasiale opleiding heel
wat gemakkelijker Latijn en
Grieks vertaalt dan iemand met
alleen lagere school. Maar het
zit 'm niet alleen in die voorop
leiding. Een brailleletter kan ie
dereen prikken, met de hand of
met de speciale typemachine.
Maar hoe breng je een schema
m Brailleschrift over?
„Kijk meneer, dit schema is te
uitgebreid om de wcorden naast
elkaar te zetten, daar is het pa
pier niet breed genoeg voor. Ik
moet ze dus onder elkaar zetten
en dan moet je iets bedenken,
waardoor het voor de lezer toch
begrijpelijk is. Dat is nou ons
vak". Het klinkt niet zonder
trots en daar is reden voor. Je
wordt zo maar geen goede brail
leerder. Daar is veel kennis, in
zicht en ervaring voor nodig.
Ook opleiding? Ja, maar dat
kan alleen in de praktijk.
Een brailleerder laat een zinne
tje in gewone „zwartdruk" zien;
een zinnetje, dat in een gewoon
boek een halve regel beslaat.
Dan wijst hij dezelfde zin op het
brailleblad aan'. Bijna anderhal
ve regel lang. Het brailleschrift
vereist veel meer ruimte dan
het schrift voor zienden. In prin
cipe kan een blinde ook gewone
letters lezen, door ze met de
hand af te tasten. Die letters
moeten dan wel reliëf hebben.
Zo is het ook begonnen, maar
dat bleek alleen met heel grote
letters mogelijk te zijn. Louis
Braille kwam daarom met een
ander systeem. Combinaties van
puntjes, niet meer dan zes in to
taal, maar toch voldoende om
letters en cijfers weer te geven.
Veel compacter dan gewoon
schrift, maar niettemin veel
ruimte vragend, omdat je de te
kens nu eenmaal niet te klein
kunt maken voor de tastende
vingers.
Dit stelt hoge eisen aan de
brailleerder, vooral zodra het
geen gewone lectuur meer is,
die hij ter bewerking krijgt. Wat
doe je met vette of cursief ge
drukte woorden? Je kunt ze wel
aangeven in brailleschrift, maar
dat heeft weinig zin, want ze
zijn bedoeld voor het visuele
overzicht. Er zijn tegenwoordig
ai leerboeken, die met kleuren
werken. Het hele onderwijs
wordt steeds visueler ingesteld.
Dat maakt de taak van de brail
leerder er niet gemakkelijker
op.
De nieuwste technische ontwik
keling maakt het mogelijk, dat
blinden met behulp van een
brailleermachine gewone boeken
lezen. Dit in Israël ontwikkelde
apparaat leest voor hen de
zwartdrukletters en zet ze in
brailleschrift om. Maar zo'n ma
chine kost 15.000 gulden en' voor
dat hij studieschema's in braille
kan „vertalen", moet er heel
wat water door de Jordaan stro
men. Er blijft veel werk aan de
winkel voor de brailleerder en
dat zal er vermoedelijk nog heel
lang blijven.
Moet je zelf goed kunnen' zien
voor dit werk? Ja en nee. Je
moet in elk geval brailleschrift
kennen en wie dat kent, kan
zich zelfs als blinde nuttig ma
ken voor zijn mede-gehandicap
ten. In het Arnhemse „dorp"
werken (ziende) brailleerders
met aangepaste apparatuur.
Daar vond met ook de braillo-
matic uit een machine, die met
een aanslag op tien vellen tege
lijk brailleletters kan laten ver
schijnen.
Ir, de blindenbibliotheken wer-
ken ook blinden als brailleer-
ders: in de correctieafdeling. De
hele dag tasten hun handen over
de reliëfpuntjes. Is er wat fout,
dan „schrijven" zij Hat op wat
je een kladblaadje zou kunnen
noemen. De chef-corrector weet
er wel weg mee.
„Leest u ook werkelijk dat u
daar onderhanden heeft?" is de
vraag aan een oude man. „Me
neer", luidt het antwoord, „ik
leer hier alle dagen. Wat wilt u
weten over filosofie? Ik heb het
hier allemaal *voor me".
Een drukpers van de blindenbibliotheek in Ermelo, waarmee men brailleboeken drukt.