MEEST ROEMRUCHTE LUCHTMACHTSQUADRON PRAAT" AL 30 JAAR NIET Apotheker is toch geen dropverkoper (Van een onzer verslagge vers) LEEUWARDEN Op de slanke staarten van de op de vliegbasis Leeuwarden gestationeerde Starfighters van het 322 Squadron van de Koninklijke Luchtmacht staat een papegaai afge beeld, Polly Grey, gezeten op een tak agressief de we reld inkijkend, met daaron der de wapenspreuk „Niet praten maar doen". Het is het embleem van het meest roemruchte squadron van de Koninklijke Luchtmacht, dat dit jaar om precies te zijn op 12 juni dertig jaar bestaat. De wieg stond Vrij rustig in Engeland, midden in de Tweede Wereldoorlog en de grote promotor van het squadron was prins Bern- hard. De naar Engeland uitgeweken Prins was de eerste Nederlander die bij de RAF zijn wings haal de en hij stelde daarna alles in i het werk om dat ook voor ande re Nederlanders mogelijk te ma ken. Er waren liefhebbers ge noeg voor een vliegeropleiding en de RAF kon ze best gebrui ken. Zij waren vaak op een bij na ongelooflijke manier aan de Duitse bezetters in Nederland ontsnapt. Zoals die invlieger van Fokker, die op 5 mei 1941 onder de ogen van de Duitsers een Fokker-jachtkruiser stal en daarmee naar Engeland vloog. Een dag later herhaalde een lui tenant-vlieger hetzelfde stoute kunstje met een Fokker van de Duitse Kriegsmarine. De Prins zorgde ervoor, dat in mei 1942 een eerste groep van 24 Nederlanders aan zijn vlieger opleiding bij de RAF kon be ginnen. Later volgde nog een tweede groep. Een aantal Ne derlanders werd geplaatst bij 167 (Gold Coast) Squadron, dat op de vliegbasis Castletown in Schotland was gestationeerd. Zij moesten onder andere een vloot- basis beschermen en hadden het daar vrij rustig mee in vergelij king met de collega's die in het zuiden van Engeland deelnamen aan „The battle of Brittain". Dat trok meer en velen vroegen dan ook overplaatsing aan. Prins Bernhard voorkwam dat uiteenvallen van de Nederlandse vliegercolonie, door op 12 juni 1943 „zijn" jongens in Schotland te komen vertellen, dat er een De „geboorte" verliep heel sim pel. De Spitfires van 167 Squa dron stegen op van Castletown, vlogen naar de basis Woodvale en toen ze daar landden heetten ze plots 322 (Dutch) Squadron. De Woodvale-periode, die tot het einde van dat jaar duurde, werd door velen gekenmerkt als „saai". Daarin kwam verande ring toen het squadron verhuis de naar Hawkings aan de zuid oostkust van Engeland en werd ingezet bij het escorteren van de bommenwerpers, die meestal naar de lanceerinrichtingen van de V-l's in Frankrijk vlogen. Ondertussen zorgden de Spitfi res, die door Nederlanders be mand werden, er ook voor dat de Duitsers niet meer tot boven Engeland konden doordringen. Zo nu en dan maakten zij „uit stapjes" tot boven bezet Neder land. Deze acties duurden voort tot 5 juni 1944, de dag waarop men meende er eindelijk op los te mogen gaan. Het werd voor de vliegers van 322 Squadron een nauwelijks te verteren teleur stelling, dat zij niet daadwerke lijk aan D-day mochten deelne men. Maar spoedig daarna was er voldoende werk aan de win kel, toen de Nederlanders de Dakota's moesten beschermen, die sleepvliegtuigen, gevuld met voorraden voor het invasieleger boven het schiereiland van Cher bourg moesten afleveren. Spelletje Deze twee foto's tonen aan hoe de Spitfires de V-2's omzichtig na derden en vervolgens met de vleugeltip een tikje gaven zodat de gyrotollen onklaar raakten en de dood en verderf brengende raketten neerstortten. zover: het 322 Squadron nam in gebruik, later gevolgd door het vliegveld Woensdrecht in het het uit de grond gestampte bevrijde gedeelte van Nederland vliegveld Schijndel. Er was niet Van der Stok bleef tot 7 oktober veel tijd over om deze over plaatsing op uitbundige wijze te vieren, want de escortes, defen sieve patrouilles en bombarde menten waren niet van de lucht, als een bijdrage aan de bevrij ding van oostelijk Nederland. Dramatisch In deze geschiedenis van het meest roemruchte squadron van de luchtmacht zijn nog geen na men genoemd. De reden ligt voor de hand: men zou zich moeten beperken tot een klein aantal, waarmee dan velen te kort zou worden gedaan. Toch moet de uitzondering de regel bevestigen en dat is dan Bram van der Stok, die op 2 maart 1945 squadronleader werd. Hij was op 12 april 1942. na te zijn neergeschoten, in Duitse gevan genschap geraakt en terecht ge komen in het beruchte Stalag aan de Tsjechische grens. Hier werd hij hoofdrolspeler in een van de meest fantastische, maar ook dramatische ontsnappings pogingen uit de oorlog. Via een zelf gegraven tunnel wisten 86 geallieerde vliegers uit dit kamp te ontkomen. De Duitsers ontke tenden een massale mensen jacht, waaraan op een gegeven moment 50.000 militairen deelna men. Slechts drie vliegers kon den uit de handen van de Duit sers blijven: Van der Stok en twee Noren. Vijftig anderen werden vermoord. Dit drama werd later door een Britse vlie ger-schrijver te boek gesteld en ook verfilmd als „The great es cape". 1945 bij het squadron, daarna was het voor hem „fini", zoals trouwens voor het gehele squa dron, dat daarna alleen nog maar op papier bestond. Russen De ontwikkelingen in Neder lands Indië brachten met zich mee, dat deze „bevroren toe stand" niet lang duurde. Twente werd de nieuwe basis. Van daar uit ging het ook naar Indië. met als climax de deelname aan de tweede politiële actie in decem ber 1948. In augustus 1951 kwam de verhuizing naar Soesterberg. Daar ook werd afscheid geno men van de zo vertrouwde Spit fires. die werden vervangen door de Gloster Meteors. In 1957 en van de squadronleiders van 322, Bram van der Stok, geflankeerd door zijn beide vluchtcommandanten.hier gefotografeerd op de Duitse vliegbasis Varrelbusch die in de tweede wereldoorlog door de Nederlanders werd veroverd. Van der Stok was voordien hoofdrol speler geweest in een dramatische ontsnappingspoging, die de we reld zich later zou herinneren als „The great escape". Vrij kort na D-day meende Hit- Ier zijn laatste troefkaart te kunnen uitspelen. Op 13 juni 1944 verschenen boven Londen de eerste V-2's, die onder de En gelse bevolking dood en verderf moesten zaaien. Enkele dagen later openden o.a. de Nederlan ders de jacht op deze vliegende bommen. Een bekend trucje was, met ie vleugeltip eea. tikje te geven onder de vleugel van de V-2, waardoor de gyrotollen onklaar raakten en het gevaarte neerstortte. Toen de Duitsers daar achter kwamen en druk- contacten onder de vleugels van de V-2's monteerden, die bij aanraking de vliegende bom deed ontploffen, was het met dit spelletje afgelopen. Het 322 Squadron is in de strijd tegen de V-2's niet onverdienstelijk ge weest. Meer dan 100 werden er afgeschoten. Zondag 17 september 1944 was een grote dag voor de jongens van 322 Squadron. Er stond een uitermate belangrijke raid naar Nederland op het programma, die het mogelijk zou maken dat men spoedig op vaderlandse bo dem zou kunnen landen. Doel: Arnhem. Het pakte echter alle maal verkeerd uit en in die da gen werd een zwarte bladzijde geschreven in de geallieerde oorlogsgeschiedenis. Het Neder- landse squadron moest mede daardoor nog enige tijd in Enge- land gestationeerd blijven. Maar op 3 januari 1945 was het dan De Starfighters i klare taal aan wat het squa. deed de Hunter zijn intrede, waarmee het squadron vooral op Nieuw Guinea naam maakte. Na de tropenperiode ging 322 weer de ijskast in om er na anderhalf jaar weer uitgehaald te worden. Nu waren het de Starfighters die het squadron embleem mochten gaan voeren. Leeuwarden werd de thuisbasis. En daar. in het hart van het Friese land, is het roemruchte 322 gebleven, tot op de dag van vandaag. Nog steeds historie makend. Daarvoor hoeft men al leen maar terug te denken aan de Russen, die vorig jaar een route op Leeuwarden uitprobeer den, maar het 322 Squadron op hun weg vonden; het squadron dat niet wil praten, maar doen. Al dertig jaar. •mam ts i 322, „op de lijn" op de vliegbasis Leeuwarden DR. H. VAN W1NSUM beroep van apotheker moet nieuwe inhoud krijgen HAARLEM Wie wordt er nou apotheker? Ne gen jaar op de universiteit zitten en dan in de eigen duurgekochte zaak als een dropjeswinke lier voorverpakte geneesmiddelen verkopen? Goed, het salaris schommelt tussen de 75 mille en een ton, maar daar staat een brok van je le ven tegenover, waarin je op de kriebelrecepten van de heren medici kunt turen. Geen opgewekt beeld van het beroep dat even eerbiedwaardig is als betwist, maar gelukkig voor de studenten farmacie is momenteel in Nederland een discus sie gaande om het vak van apotheker meer in houd te geven. Naar Amerikaans voorbeeld wordt geprobeerd voorzichtig te sleutelen aan het beroep, dat in de loop der eeuwen is opgeklommen van be heerder van een bergplaats voor wijn tot vak man van niveau, die met grote kennis van za ken pillen draait, sterilisaties maakt en feilloos mengsels van stoffen analiseert. In Nederland hangt er dan nog een medisch waasje omheen, dat een klant het zicht op de werkelijkheid ont neemt. Eigenlijk is Nederland een buitenbeentje in het rijtje van vergelijkbare Europese en Ameri kaanse landen. In de Verenigde Staten bijvoor beeld is de werkruimte van een apotheker door gaans een afgeschoten hoekje bij de kruidenier en verder is de markt ook veel aggressiever dan bij ons, waar de 850 zelfstandige vakbroe ders een hechte eenheid vormen. Behalve uit lekkende strubbelingen met de ziekenfondsen weten de Nederlandse apothekers doorgaans voortreffelijk uit de publiciteit te blijven. Door hun ethische houding hebben ze bovendien wei nig moeilijkheden met het publiek, dat de apo theek nog veelal ziet als het verlengstuk van de dokterskumer. Toch is ook het Nederlandse wereldje van de artsenijbereidkunst in beweging. Op een- congres onlangs in Soesterberg zeiden studenten farmacie niets te voelen voor een toekomst geheel in han den van de geneesmiddelenindustrie, die vooral na de oorlog ook in Nederland vaste grond hee't gekregen. In Duitsland, Frankrijk en Zwitser land is het probleem al praktisch uitgewerkt, maar de Nederlandse verschijnselen zijn nog jong: fabrieken die met uitvoerig geteste, goed gekeurde medicijnen op de markt komen en daardoor de apotheker degraderen tot een een voudige detaillist. Daartussen zit dan nog de huisarts, die vaak geen tijd heeft om nieuwe ge neesmiddelen serieus te bestuderen en soms af gaat of niet op reclamefoldertjes of ver- koopspeeches van enthousiaste artsenbezoekers. Het was de directeur van de Haarlemse farma ceutische industrie Merck Sharp en Dohme BV. drs. H. van Winsum," die op het Soesterbergse congres een balletje opgooide over de nieuwe richting van het beroep apotheker: volgens hem moet het vak een nieuwe plaats krijgen in net totaal van de Nederlandse gezondheidszorg. Ge lijkwaardig aan dat van huisarts. De apotheker moet meer adviseur voor geneesmiddelen wor den dan leverancier, samen met de arts moet hij de keuze van de tabletten, poeders en zalfje» bepalen. Als het kan, moet hij in een gezond heidscentrum werken, samen met een psycho loog en een socioloog, die ook hun specifieke werkterrein hebben. Drs. Van Winsum gaat ervan uit, dat de ontwik keling van nieuwe geneesmiddelen helemaal bij de industrie komt te liggen. Niet zo verwonder lijk, want wie heeft er meer tijd en geld voor over om nieuwe preparaten te ontwikkelen? „De verenigingen van apothekers en huisartsen hebben wel centrale laboratoria, maar die kun nen ook niet alles. Daar komt bij, dat wij onder scherp overheidstoezicht staan. Al onze genees middelen moeten gekeurd worden door de far maceutische inspectie op de volksgezondheid. De medicijnen dij een apotheker in eigen be drijf maakt niet. Daar is geen controle op". De volgende gedachtengang bij drs. Van Win sum is de verkoop, de distributie. Die verloopt nu nog gebrekkig, soms slecht en hangt van on zekerheden en toevalligheden aan elkaar. De re clame valt verkeerd. „Ik heb het idee, dat dat een rookgordijn is", aldus de heer Van Winsum. „•Artsen hebben gewoon geen tijd om alle nieu we vondsten te bestuderen". Ze worden daar door ontmoedigd als ze een vertegenwoordiger spreken die veel meer weet dan zij. Reclamefol ders noemen ze dan maar misleidend, mili;u- vervuilend en onvolledig". De fabrikant erkent dat de farmacie het vertrouwen van de arts heeft verloren. Vandaar dat hij naarstig op zoek is geweest om iemand te vinden, die in staat is de breuk weer te lijmen Die iemand is gevon den: de apotheker. „Het werk van een tegenwoordige apotheker heeft soms nauwelijks binding met zijn universi taire opleiding. Weet je wat die man geleerd heeft? Analiseren. Pluk een bos kruiden, meng die door elkaar en geef «tat een apotheker. Even later kan hij je haarfijn vertellen wat er alle maal in zit. Maar is dai nodig? Ik geloof dat de opleiding veel meer in biologische en medische richting moet worden omgebogen. Neem nou de werking van geneesmiddelen op het lichaam. Dat is veel belangrijker". Drs. Van Winsum geeft toe, dat er altijd handwerk voor een vak man overblijft. Speciale mengseltjes maken voor een overgevoelige huid bijvoorbeeld, of een uitzonderlijk zalfje voor een weinig voorkomend kwaaltje. Niet ieder pilletje is lonend voor de industrie. De meeste tijd kan een apotheker het beste be steden aan het adviseren van artsen, vindt do Haarlemse farmaceut. In ziekenhuizen gebeurt het al, dat de apotheker niet langer onderge schikt is aan de medicus maar meedenkt over de medicijnen die patiënten krijgen toegediend. In Amerika is het gewoonte, dat de arts samen met de apotheker zijn ronde maakt langs de ziekenhuisbedden. „Ik geef toe, dat zoiets niet van vandaag op morgen is te realiseren", aldjs de heer Van Winsum, „de medische wereld zal er aan moeten wennen. Net zoals het idee van een gezondheidscentrum niet een-twee-drie in kannen en kruiken is. Maar ik geloof, dat het beroep apotheker een nieuwe inhoud kan krij gen". Als contactman met de formaceutische industrie kan de apotheker-nieuwe r.tijl uitstekend de con tacten onderhouden met iedereen die genees middelen moet of mag voorschrijven. Van Win sum: ,,In een gezondheidscentrum kan het oog beter. Behalve de arts moet daar eigenlijk ook een psycholoog zitten, die de behandeling op zich kan necnen van ziekten die meer in het geestelijke vlak liggen. Ik weet wel, dat zo'n ideale toestand niet overal te krijgen is. Op het platteland bijvoorbeeld, werken de artsen nog met apotheek aan huis. Het zijn er nog zo'n twaalfhonderd tot dertienhonderd. Maar of dat zo kan blijven? Ik betwijfel het". JAN GOOSSENSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 15