DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD De windwijzer op de oude toren ZATERDAG 19 MEI 1973 LElOSE COURANT HEI BINNEMIO; PAGINA 8 Juniorenhoek Midden tussen de dennebossen staat een oude toren. Een ronde toren met een rond puntdak erop. De stenen zijn in de loop van de eeuwen grijs geworden met goudbruine en leiblauwe plekken. Er zitten smalle, hoge raampjes in de toren. Beneden is ruimte voor rommel, of voor een werkplaats. Maar boven kan iemand wonen! Om boven te komen moet je een houten trap beklimmen, die van buiten tegen de ronde muur is aange bouwd, en die van de eerste tot de laatste trede met een houten dakje is beschut. Boven stap je door een deur en je vindt een kompleet huisje 'in het rond. Daar woont een schilder. De ster ke lucht van zijn verf wordt weggewaaid door de pittige den- negeur die door de raampjes dringt. Hoe komt die ronde to ren zo heel alleen in de bossen? Eens, eeuwen géleden, was hij de trotse voorpost van ene kasteel, dat later, in een oorlog, werd verwoest. De ruïnes zijn allang opgeruimd, maar de toren was nog zo gaaf en sterk dat hij is blijven staan, en altijd werd be woond door ongewone mensen met ongewone bezigheden voor je fantasie moet hebben: door de schilder bijvoorbeeld. De toren staat in de hele buurt bekend als ..Het Vaantje". Die naam dankt hij aan de windwij zer boven op het steile puntdak. Een koperen vaandeltje dat wappert aan een kopere stokie en op fluitende toon meedraait met de wind. Je hoeft maar naar dat vaantje te kijken om te weten of de wind noord, zuid, oost of west is. De schilder kan op zijn bovenste verdieping op een smal houten balkonnetie stappen door een deurtje dat hij vastzet met een steen. Als hij dan tegen de balustrade leunt tenen gaat staan, ziet hij precies het vaantje heen en draaien. Wanneer zoele lentewind aan komt, wijst het pal zuid. Dan trekt de schilder zijn trui uit en gaat fluitend aan het werk. Maar als de herfststormen bin nenrukken, wijst het noord-west. Dan krijgt de schilder het druk met potten en kommen. want het dak lekt. En westerstormen brengen veel regen, dus drupt en tikt en zingt hef in de bakjes en pannen onder de lekgaten. Soms foetert de schilder daar over. Als je juist druk aan het schilderen bent, valt het niet mee, het werk in de steek te la ten om met blikken en emmers in de weer te komen. Maar voor geen goud wil hij hier weg. Dan maar af en toe flink foeteren en voor de rest gelukkig leven in de oude toren. Héél vroeger heette de toren „De Zeemeermin". Een vreemde naam voor een bouwwerk dat mijlen ver van de zee ligt, tus sen dennebomen en zandverstui vingen. Tn die lang vervlogen tijd stond er geen vaantje als windwijzer op de toren, maar een zeemeermin. Dat is een heel mooi meisje, maar in plaats van een paar benen om mee te dansen en te springen, heeft ze een vissestaart om mee te zwemmen. De koperen zeemeer min die als windwijzer diende, had een prachtige, golvende staart en zwierende haren. Zij hield een grote schelp aan haar mond om er op te blazen, net zoals de zeemeerminnen die wo nen in de zee en spelen op de golven. Dat geloofden tenminste vroeger de mensen, en niemand heeft ooit gezegd dat het niet waar was. In de tijd van de zeemeermin woonde een dichter in de toren. Ook hij vond het er heerlijk. Als Je hebt waarschijnlijk ook wel hippe, lange haren. Maar weet je wat een haar is? Het is eigen lijk een dunne draad met hoorn achtige bestanddelen. Op iedere vierkante centimeter groeien er zo'n dertig, zodat je op je hoofd tussen de 80.000 en 140.000 haren hebt. Mensen met rood haar hebben ook het dikste haar, dan volgen zij die donkere haren hebben. Blonde haren zijn het dunst. Maar elke haar groeit 0.3 tot 0.5 millimeter per dag. Het Is lange tijd geleden dat er iemand verdwaald was. Maar nu is het weer zo ver. Drie man nen in hun auto zoeken een plaatsje om te parkeren. En er is niet meer dan een plaats vrij bij een parkeermeter. Wie van de drie rijdt erheen? zijn lieve zeemeermin draaide in de wind, maakte dat een zacht fluitend geluid, net of zij muziek maakte op de schelp. Wees zij naar het zuiden, dan schreef hij gedichten over lente en zomer. Wees zij in de winter naar het noorden, dan schreef hij over heldere vriesnachten vol sterren. En wanneer zij wees naar de richting die regen bracht, dan begon hij over tra nen en verdriet te schrijven. Eens kwam het voorjaar niet aan uit het zuiden, zoals dat hoort, maar uit het noord-westen. Het regende koude pijpestelen, en de dichter die een winter lang over sneeuw en ijzige kou had gedicht, verlangde hevig naar de zuidenwind. Maar de ijsre- gen bleef gutsen en het dak lek te harder dan ooit. Nu heeft een dichter niet zoveel potten en kommen als een schilder. Toen de regen dan ook dag-in, dag-uit aanhield, werd hij wanhopig van het heen en weer hollen met volle en lege kommen, ter wijl neersijpelend nat zijn mooi ste gedichten uitwisten! De lente ging over in de zomer en nog steeds hield de regen aan. Elke morgen stapte de dichter met opgeslagen kraag door het deurtje op zijn balkon. Daar leunde hij tegen de balustrade, ging op zijn tenen staan en keek naar de zeemeermin die glansde van het nat. Noord-noord-west wees zij nog aldoor. Op een morgen werd het de dich ter te veel. Hij schreeuwde naar boven: „Jij, ellendig wezen, jij roept de wind en het water waarvan je houdt, en je maakt mij het leven ondraaglijk!" Hij nam de steen, waarmee het deurtje altijd werd vastgezet en gooide die woedend naar de ko peren zeemeermin. Hij trof haar precies in haar middel, daar waar zij draaide om haar spil in de wind Ze brak eraf, en terwijl de steen naar bene den bolderde, gleed de met zwaaiende staart het spiegelend natte dak, en viel naar beneden. Daar bleef zij liggen aan de voet van de De dichter was geschrokken over wat hij had gedaan. Maar kijk! Luister! Het geluid van de klet terende regen hield op.de grijze lucht brak, de zon kwam door, de zomer barstte los!! De dichter was daar wel gelukkig om, maar hij miste zijn lieve zeemeermin die op zulke hoge fluittonen had gedraaid om haar spil. En hij schreef daarna ge dichten over het koele, glanzen de schepseltje, dat hij uit zijn leven had verjaagd om rust te krijgen. Jaren en jaren heeft de ronde to ren het zonder windwijzer ge steld. Maar lang nadat de dich ter er niet meer leefde, is er een edelsmid komen wonen, die in de werkplaats op de begane grond een nieuwe windwijzer maakte: het vaantje waaraan de toren vandaag zijn naam dankt en waarnaar nu elke dag een schilder kijkt. Als je Lego hebt om mee te spelen, ben je niet alleen op de wereld. Meer dan dertig miljoen kinde ren spelen ermee. Voortaan kun je er ook in het water mee spe len. Want er is nu Lego dat uit luchtdichte stukken bestaat, waarvan je een boot kunt maken. Dat kon je toch al ding zou beslist zinken. Met de nieuwe Lego is dat niet zo. Je kunt een romp maken die niet zinkt en dan alles wat erboven steekt, van de „gewone" Lego in elkaar zetten. Probeer het eerst maar eens in een bak of teil met water thuis. Dan kun je er ook nog kranen, havens en wat al niet meer bij maken. AFLEVERING 123 Freda bleef hopen, dat Ian iets van zich zou laten horen terwijl hij weg was. Maar vergeefs. En ze wist niet eens waar hij was. Het waren de langste drie weken van haar leven. Het was een schrale troost voor haar, toen ze ten slotte mevrouw Mackenzie opbelde en vernam dat zij evenmin wist waar hij was, en ook niets van hem had gehoord. Zou dit het leven zonder Ian zijn? Ze hield zichzelf voor, dat ze jarenlang zelfs niet van zijn bestaan had geweten. Maar dat hielp haar niet, hem te vergeten. Doris probeerde haar op andere gedachten te brengen, maar eveneens zonder succes. Waarom schreef hij niet? Een kaartje zou al genoeg zijn geweest. Eén regeltje maar. Hij hoefde niet eens te schrijven dat hem speet. „Wat klets ik?", dacht Freda. „Ik zou moeten zeggen dat het me spijt". „Spijt? Wat spijt", vroeg Doris, die aan de andere kant van het bed stond, dat ze juist opmaakten. „Zei ik iets? Ik dacht zeker hardop". O, wat was ze toch dom geweest. Waarom zou Ian niet mogen proberen Mary te helpen? Ver onderstel dat zij zelf getrouwd was ge weest; en dat haar gewezen man naar haar toe was gekomen, In moéilijkheden, omdat zij de enige was die hem kon. hel pen. O, Freda, stommeling; geen wonder dat hij niet schreef. Dat is je eigen schuld. Kijk nou es!", zei Doris toen ze zich opricht te om de dekens om te slaan. „Kijk es wie we daar hebben". Freda draaide zich om en daar zag ze Ian, op zijn ronde met de hoofdzuster. „Morgen, zuster Ashto, zuster Jackson", groette hij glimlachende toen hij langs de bedden liep. Freda probeerde iets op te maken uit de manier waarop hij het zei, maar zonder succes. Toen ze in de keuken terug waren, zei Do- ris: „Hij lijkt me in ieder geval niet veran derd". Freda probeerde onverschillig te doen terwijl ze een ketel water opzette: „Ik heb he,t niet gemerkt. Wat had jij verwacht, dat hij bruin gebrand zou zijn door de zon"? Doris dankte de hemel, dat zij nooit de nei ging voelde om zo'n drukte te maken over welke man dan ook met wie ze was uitge weest. Dat zou er nog bij moeten komen. Dat was geen enkele man waard. Zij ken de ze beter dan Freda. Toen ze dit wilde zeggen, zag ze dat Freda onder een of ander voorwendsel naar de zaal teruggegaan was. Toen hun dienst om was en ze naar het ver pleegstershuis liepen, kon Doris niet nala ten te vragen: „Je blijft vannacht zeker niet thuis"? „Dat was ik juist van plan, Doris. Misschien ga ik een uurtje weg, meer niet". Heb je dan geen afspraak gemaakt? Met Ian"? „We hebben niet met elkaar gesproken. Hij is na zijn ronde naar de operatiezaal ge gaan. Daarna heb ik hem niet meer ge zien". Toen Ian, na een langdurige opera tie, naar de zaal terugging, waren de nachtzusters er al. Hij belde het ver pleegstershuis en vernam dat zuster Ashton was uitgegaan. Hij at vlug iets in de dok terseetzaal en reed regelrecht naar de Ashtons. Freda was daar ook niet. Hij bleef even, voor het geval dat ze nog zou komen en raakte In een debat gewikkeld over de voor- en nadelen van een nationale gezondheidsdienst „Ik geloof, dat jullie het verkeerd zien" zei hij. „Zoals zoveel mensen. Het wordt niet gratis. De bedoeling is, dat de premie op het loon wordt ingehouden. Dat betekent dat het geen liefdadigheid is, maar een recht. We betalen zolang we ertoe in staat zijn. En voor wie ziek of oud is, staat de gezondheidsdienst ter beschikking, on geacht of hij het kan betalen. Voor ieder een in het land". Edwin was onder de indruk. „In dat geval zal het het eerste goeds zijn dat uit deze oorlog voortkomt. En wanneer zou dat in gaan, Ian"? Hier merkte Margaret op: „Ik geloof niet dat Freda vanavond nog komt". Ian was blij een eind aan het gesprek te kun nen maken. „Nee, hé; Als jullie het niet erg vinden, ga ik nu maar naar huis. Ik heb het vandaag, m'n eerste dag terug, ont zettend druk gehad". Mevrouw Mackenzie was verrast geweest, toen ze Freda alleen zag. „Heb je hem niet in het ziekenhuis gezien"? „Heel even maar. Het is weer erg druk ge weest". „Hij is daar waarschijnlijk blijven eten. Ik heb hem nog niet gezien. Hij zei dat ze de operaties wel voor hem bewaard zouden hebben". „Hebt u dan helemaal niets van hem ge hoord terwijl hij weg was"? „Nee. Maar ik ben zijn moeder maar. Jij ook niet"? „Nee, hij heeft me niet geschre- „Heeft hij het u gezegd' Waar hij geweest is? Toen hij terugkwam"? „Nee. Maar het was ook al erg laat". Ze hoorden de voordeur open gaan. Mevrouw Mackenzie drong Freda de salon in, zodat ze alleen zouden zijn wahneer ze tegenover elkaar kwamen te 6taan. „Dag, Freda". „Dag Ian". Ze hadden elkaar wel in de armen willen) vliegen, maar ze deden het niet. Zij vond' dat hij er vermoeid uitzag. Hij vond dat ziji mooier was dan hij haar die drie lange weken voor zijn geesthad ge zien. Maar ze gaven geen van belden uit drukking aan hun gedachten. „Was er veel werk in de operatiezaal"? voeg Freda medelijdend. „Ja. Er was nogal een achterstand". „Dan ben je mij dus niet ontweken. Mooi." „Toe, laten we nu niet weer beginnen. Van avond niet. Daar ben ik te moe voor". „Was je ook te moe om te schrijven, toen je weg was"? Freda probeerde het op luchti- ge toon te vragen, maar dat lukte niet he lemaal. „Het spijt me, Freda, dit is niet het juiste) moment om onze problemen te bespreken, i Kom morgenavond eten. Dan kunnen we: het uitpraten. Goed"? „Goed", zei Freda nogal vinnig en liep de vestibule in. Ian maakte de voordeur voor haar open. „Heus, Freda. Dat is het beste. Ik ben dood moe. Als we nu praten wordt ik prikkel baar en dan zeggen we misschien dingen die we niet hadden willen zeggen; ik wil geen fouten maken, jij wel"? Freda verborg haar ware gevoelens achter een glimlach. „Nee, nee, natuurlijk niet. Welterusten, Ian". Toen Freda over het tuinpad liep drong het pas tot haar door dat hij haar niet had ge kust. Toen Ian de voordeur achter Freda had ge sloten, zei zijn moeder verwijtend: „Je had haar wel mogen kussen. Al was het maar om je goede wil te tonen". „Ik geloof niet dat zij dat wilde". „En jij hebt niet geprobeerd het te weten te komen". Ian zuchtte vermoeid. „Ja, dat had ik eigen lijk moeten doen, he"?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 8