ben de man van het zekerheid je"
„MET MIJN KOE
HEB IK
AAN DE ROEM
GEROKEN,
MAAR
HET HEEFT ME
NOOIT NERVEUS
GEMAAKT"
BADHOEVEDORP Cees zou
het zo willen zeggen. „We heb
ben er heel behoorlijk van ge
leefd. Ja, dat kun je wel stel
len". Hij pauzeert even en legt
de handen meditatief op zijn
machtig, met zwart frivolité be
spannen embonpoint. Vervolgens
glimlacht hij betrapt en zegt:
„Vooruit dan maar, we hebben
er tot nog toe goed van geleefd.
Erg goed. Dit huis heb ik in
dertijd voor 30 mille gekocht.
Toen kon je dat nog doen. Om
niet te veel aanloop te krijgen
hadden we een naambordje op
de deur laten zetten met mijn
eigen naam: Michielsen. Onder
die naam heeft mijn vader jaren
lang een slagerij gedreven op
het Frederik Hendrikplein in
Den Haag. Zo kenden ze me
trouwens ook als gymnastiekle
raar op het le VCL in Den
Haag. Ik heb er nooit de pest in
gehad om de jeugd het zwaantje
te leren. Ik was in die tijd waar
schijnlijk een sportief baasje. Ik
voetbalde zelfs voor mijn lol In
fQulck. Ik bedoel zonder geldelij
ke vergoeding. Kun je nagaan.
jover-buurvrouw, mevrouw Smit.
|Die woont nog steeds op het
iplein, op 53. Ze is nou alleen
heb het helaas altijd slecht met
die man kunnen vinden. Als
kind bedoel ik. Nu ben je zelf
ouder, ik wordt in augustus zes
tig en dan denk je wat vaker:
ach. hij bedoelde het niet zo
kwaad. Maar als kind vond ik
hem onrechtvaardig. En een
bruut, Hij kwam uit Brabant en
zijn handen zaten verrekte los.
Volgens mij had hij ook geen
humor. Ik kan me tenminste
niet voorstellen, dat je met die
man koir lachen.
Ik spijker dus een bordje met
„Michielsen" op de deur. En
daaronder zet ik de naam van
mijn vrouw: Lucy Stein. Lucy
zit ook in het vak en er kwam
in die tijd veel post voor haar.
Gelijk ging in Badhoevedorp het
verhaal, dat Cees de Lange het
hield met een ander. Twee na
men op de deur was verdacht in
Badhoevedorp.
Toch waren ze daar niet zo ach
terlijk, dat ze niet gelijk wisten:
De Lange, van die koe, is in de
buurt komen wonen. Elke mor
gen kwamen de schoolkinderen
in mijn voortuintje een serenade
weekblad van Badhoevedorp
heeft er zich tenslotte ook mee
bemoeid. Die legde in een hoofd-
wat ouder dan in de tijd, dat ik artikel op de voorpagina uit, dat
lekkere kaas bij d'r man moest
(halen. Daar stond mijn vader
op. Op lekkere, ouwe kaas. Ik
de geachte dorpsgenoot De Lan
ge elke avond moest werken en
erg laat thuis kwam. Kom dus
Tijdens één van zijn Amerikaanse tournee's, die hem onder meer naar Hollywood brachten,
ontmoette Cees de Lange Raymond-lronside-Burr, die inmiddels uit zijn rolstoel herrezen was
en weer op eigen miraculeus herstelde benen liep.
Binnenkort wordt de Nederlandse boekenmarkt verrijkt met "d<
Lange", een bolstaand werkje in de vorm van een miniatuur-valiesje,
witzen uit zijn carrière heeft bijgezet.
moppenkoffer van
waarin De Lange
alsjeblieft 's morgens niet in
zijn tuin zingen, schreven ze,
want dan knort hij, daar heeft
hij recht op. Na dat artikel is
het inderdaad wat minder ge
worden.
Aan de top
Nou schrijft die ouwe buurvrouw
Smit. Ach, gut, o gut, het mens
je is ook al 82. Die schrijft: „Op
een keer kwam je papa bij me
zitten en vertelde: ik ga weg uit
de zaak. Albert Heijn geeft me
100 gulden per week en daar
hoef ik niks voor te doen. En
dan neem jij mijn snijmachien
over en gaat vleeswaren verko
pen. Daar verdien je dan nog
lekker mee. Maar daar had ik
geen verstand van en ik heb het
maar niet gedaan. En daarom
doet het me nu zo goed, dat u
en uw vrouw in uw privé-leven
nog zoo echt ouderwets zijt. Dan
ben je trouwens het gelukkigst."
Kijk, dat noem ik nu een aardi
ge brief. Ik zit in een vak, waar
je dat niet elke dag overkomt.
Allemachtig nee. Ik heb het
merkwaardige voorrecht genoten
om aan de top van het amuse
ment te staan. Willy Vervoort
en Cees de Lange maakten toen
op de bonte avonden de dienst
uit. Die tijd bedoel ik. Willy was
een goeie gabber, een enorme
artiest, maar ook een levensge
nieter. Op zijn sterfbed in het
Haagse Westeindeziekenhuis
droomde hij nog hardop van een
glorieuze terugkeer. Zo'n man
was Wil.
Ik ben heel anders. Ik blijf de
zoon van een Haagse slager. Ik
ben de man van het zekerheidje.
Als je mij nou vraagt: „Waar
ben je trots op Cees?", dan ant
woord ik: „op het feit, dat ik
nooit in de W.W. heb gelopen".
Ik ken grote artiesten, die elke
week met hun nertsmantel aan
bij de bijstand aankloppen. En
er gaat ook regelmatig een
ambtenaar naar de Giethoornse
plas, waar een heel bekende jon
gen in zijn motorboot rondtoert.
„Ach, wilt u even tekenen voor
ontvangst", roept hij van de
kant. En dan zijn de 395 pieter
mannen weer veilig gesteld.
Ik kan dat niet. Ik kom niet uit
een gezin van handophouwers en
uitvreters. Ik heb ook nooit met
een natte vinger ln de café's ge
zwaaid en geroepen: „dit rondje
is van mij". Misschien was ik
dan even de getapte jongen ge
weest, maar de poten waren op
een gegeven moment toch onder
mijn stoel weggezaagd.
Nek breken
Dat is helaas het vak. Als je
succes hebt, komen er vanzelf
mensen, die zo nodig je nek
moeten breken. Achteraf vraag
je je zelfs af: wat is dc gein van
de populariteit eigenlijk? Ik had
een keer op Oudejaarsavond vrij
en dat was feest voor Lucy en
de kinderen. In jaren was dat
niet meer voorgekomen. En
even later zie ik in mijn agenda,
dat ik op 28 februari alweer een
vrije avond had. Nou, dat was
te gek. Ik kon mijn geluk niet
meer op.
Tegenwoordig heb Ik een week
met vier shows, maar ook we
ken met twee of maar één. En
dat vind ik nog zalig ook, want
in feite ben ik een luie jongen.
Ik vind mijn privé-leven nog al
tijd belangrijker dan de vergan
kelijke roem van een artiest.
Tegen één van je collega's heb
ik net nog gezegd: „ik ben blij.
dat ik niet zo beroemd ben als
Toon Hermans. Als die dood is
wordt er nog een week over
hem gepraat. Over mij hooguit
twee minuten. Maar ik heb wel
gedaan, waar ik zin in had".
Ik heb ook nooit gewanhoopt
aan mezelf. Nooit gedacht:
..Christenezielen, nu is het afge
lopen met Cees". Misschien ben
ik daar te veel gymnastiekle
raar voor. Op de top maakte ik
dagen van 17, 18 uur. En steeds
maar weer het verhaal van de
nzwaantje in christelijk verband voor een vleugel, waaraan hij als conferencier Cees de Lange
rore zou maken. "Geen moment spijt van die stap gehad", seint hij achteraf door.
koe op zolder. Die koe heeft me
gemaakt. Laten we het daar als
jeblieft over eens zijn. Krankzin
nig vak eigenlijk, waarin je met
één grap gelijk een ster bent.
En die koe was ook nog stom
toeval: "de melkprijzen waren
weer eens omhoog gegaan en
die avond zeg ik, dat ik van het
gedonder af wil zijn en een ei
gen koe heb aangeschaft. Ik had
het ook nog over een uierkleed
je. dat ik voor de haard had ge
legd.
Grappig? Je mag het zelf zeg
gen, maar het publiek was wel
gelijk hysterisch. Ik was drie
keer met mijn koe in de Show
boot van de Vara geweest en
daar kwamen de eerste ladingen
drenkbekers al franco thuis. Ze
hangen nog tegen de schutting
in mijn tuin. En de post had
elke dag zoveel brieven, dat hij
er paktouw omheen moest doen.
Allemaal uitgeknipte foto's van
koeien en instructies van goed
willende boeren hoe ik het mees
te melk kon krijgen. Luus, hoe
veel delftsblauwe blaarkoppen
heb ik in die tijd n«et gekregen?
Dozen tegelijk.
Zekerheidje
Ik heb dus aan de roem mogen
ruiken, maar het heeft me ei
genlijk nooit nerveus gemaakt.
Ik, de man van het zekerheidje,
leende mijn neefje in goed ver
trouwen 20 mille en daar heeft
hij toen op zijn dooie gemak een
borreltje van gekocht. En dan te
bedenken, hoe lang een artiest
moest ploeteren om twintig mil
le bij elkaar te krijgen. Toen ik
met die koe begon kreeg ik 114
gulden per avond. Daar werkte
je je dan wel uren voor uit de
naad, reisde je tot diep in de
nacht. Later hebben ze er 200
van gemaakt. Tweehonderd.
Terwijl iedereen dacht, dat ik al
hoog en breed miljonair was.
Nu denk ik: het zal wel door die
luiheid zijn gekomen. Ik kwam
op een avond bij Van Liempt,
de impresario, die net etm
enorme villa in Den Haag had
gekocht. „Hoe is ie Cees?",
vroeg ie. Ik zei: „ik heb heel
wat villa's voor anderen bij el
kaar gezwamd, maar deze spant
de kroon".
Kun jij zeggen, wat populariteit
is? Mijn oudste dochter was
twee, drie jaar, toen ik aan de
top stond. Ik zie haar nog hui
lend op het sleetje zitten. Met
d'r handjes in een wollen mof.
„Hebben ze je gepest kind?",
vroeg mijn vrouw nog. En toen
kwam het hoge woord eruit:
„Alle jongens schelden me uit."
En mijn vrouw weer: „wat zeg
gen ze dan?". En daar kwam
het. „Ze zeggen allemaal: Cees
de Lange tegen me". Voor haar
bestwil had ik beter de gymnas-
tiekonderwijzer Michielsen kun
nen blijven.
Als je dat nou allemaal hebt
meegemaakt, denk je alleen:
„Laat mij maar wat meehobbe-
ien. Een avondje voor Siemens
werken, even in Putten het
Cocktailtrio eruit gooien. En dan
weer gauw naar mijn boerderij
tje en de hengel uitgooien. Ik
heb dat ding voor 7 mille ge
kocht en er voor drie van die
boerderijtjes aan verbouwd.
Nee. mij hoor je niet zeggen,
dat ik tekort ben gekomen.
Enorme dreun
Weet je, wie dat wel roepen? De
strebers, die koste wat het kost
aan de top willen blijven. Ik wil
best bekennen, dat ik een enor
me dreun heb gekregen, toen
opeens niemand me meer belde.
Maar ik dacht wel: „het gaat
over". Ik toerde met een eigen
gezelschap rond en had er na
een paar maanden spuug genoeg
van. Als één van de collega's
zijn veter brak, was het gelijk:
„Cees, mag ik effe geld voor
een nieuw paar?". Want Cees
betaalde wel. En als ze in Wil-
dervank speelden kwamen ze
eerst een voorschot vragen voor
de benzine. Je mag rustig we
ten, ik was daar geen type voor.
Ik kon niet tegen die uitvreters
mentaliteit. Ik heb er gelijk de
bijl ingezet en ben met vrouw
en kinderen naar Spanje ge
gaan. Vrienden van ons pasten
in die tijd op ons huis en ik zal
het nooit vergeten. Jk kom thuis
en vraag: „heeft er nog iemand
gebeld jongens?". Niemand had
gebeld. Luus zei met tranen in
d'r ogen: „Dat kan niet waar
zijn Cees. Mijn hemel, dat moet
een vergissing zijn. Ach natuur
lijk, ze wisten, dat we in Spanje
zaten".
Ook op dat moment heb ik niet
gewanhoopt. Alex de Haas had
weliswaar geroepen, dat we een
uitstervend vak behoefden. Maar
ik dacht: „zolang in Amerika
Bob Hope en Jack Benny goud
verdienen, zit er voor Cees ook
nog wel een boterham in."
Ik ben later één keer bij Willem
Duys in de Vuist geweest. Daar
na stond de telefoon weer ouder
wets tot diep in de nacht rood
gloeiend. Luus riep opgetogen:
„je bent er weer Cees, de men
sen zijn je toch niet vergeten".
Ik heb alleen geantwoord: „ik
ben nodit weggeweest. Ik heb al
leen even gefreewheeld".
En ik heb het bewezen ook. Ik
ben in Hollywood opgetreden
voor Nederlandse emigranten en
het was Weer als vroeger. Ik
ben daarna in Zuid-Afrika ge
weest en nog een keer in Ameri
ka. Nu zijn ze bezig met een op
treden in Japan. Impresario
Dick Binnendijk heeft gezegd:
„Als je bij Nederlanders in het
buitenland op zeker wil spelen,
moet je De Lange meenemen".
En hij heeft nog gelijk ook,
want ik heb momenteel een ij-
zersterk repertoire. Ik nei>
gave binnenkomer, een fijne dij
enkletser en een onderultschui-
ver en een goeie wegwezer.
meer heb je in dit vak niet no
dig. Ik zeg altijd: „Er zit een
engeltje op mijn schouder en die
springt bij op de moeilijke mo
menten". Mijn hemel, ik weet
nog dat ik in Amsterdam moest
werken voor de leden van een
bekakte tennisclub. Eddy Chris-
tiani had al gewerkt en komt
achter met het verhaal: „Niks
te beginnen jongens, hier sneu
velt zelfs Toon Hermans". Ik
stap dat zaaltje van Carlton bin
nen met het idee: „Ik de mist
in, akkoord, maar dan ook de
hele tennisclub". Op de voorste
rij zitten vier kerels In rokcos-
tuum, dat beeldje vergeet je
nooit meer. Ze zagen me niet
eens staan. Ik vertelde mijn eer
ste witz en meteen zegt één van
die vier met een bevroren pie
per in zijn strot: „Dat is een
verrekte ouwe, zag". Ik kijk
hem vriendelijk aan en zeg:
„Inderdaad meneer. U heeft ge
lijk. Maar ik dacht, dat u het
wel leuk zou vinden om er nog
eens één uit uw jeugd te horen".
Die man naast hem roept: „Nou
jij weer ouwe jongen". „Hurte-
lijk dank engeltje", dacht Ik op
dat moment.
Taboe's
Cees met tweemaal Luus. Luus de vrouw en Luus de jongste dochter. "Een heel doodnormaal ge
zinnetje", zeggen ze eensgezind, "voor ons hoeft dat artistieke niet zo nodig".
Ons 'vak is tegenwoordig trou
wens een stuk makkelijker.
Vroeger had je allerlei taboe's.
Zelfs mijn liedje „tante Nel"
werd tien )aar geleden nog ver
boden voor do radio, omdat ze
in een couplet in badpak op het
balkon stond. Nu zeg ik op een
avond in Kerkrade rustig: „We
hebben het geweldig getroffen
met onze pastoor. Een geweldi
ge man. Vorige week is hij ge
trouwd met een keurige juf
frouw. Beiden in het long". Dol
is in Limburg een gegarandeer
de loeier.
En deze over twee hippies, die
voor de burgerlijke stand trou
wen. Zegt de ambtenaar: „Wil
één van u tweeën dc bruid de
rechterhand geven".
Als ik je nou een goeie raad
mag geven, moet je je artikel
met deze eindigen. Die staat ook
In mijn boekje „de moppenkoffer
van Cees de Lange", dat volgen
de week uitkomt. Een hele gave,
als ik zo onbescheiden mag zijn:
„Komt een vrouw in een kle
dingmagazijn binnen en past een
jurk. Gaat wijdbeens voor de
spiegel staan en knikt door d'r
knieën. En zegt: „nee, deze is
het niet. Heeft u nog wat an
ders?". Zo gaat het zes keer.
Steeds wijdbeens en op d'r hur
ken. Wordt tenslotte de chef er
bij geroepen en die zegt:
„Dame, doe ons een lol en ver
laat het pand". Waarop de
dame zegt: „Weet u wel, tegen
wie u het heeft? Ik ben de solo-
celliste van het Concertgebouw
orkest".
Als dat geen ijzersterke is, weet
ik het echt niet meer".
LEO THURING.