GRIJZE
MARKT
Oud ambacht trekt
steeds meer aandacht
ALLES
WAT
DE
KLANT
WIL
Verwaarloosd
gebied
ZATERDAG 31 MAART 1973
De klokkekasten worden gemaakt van puur
Frans eikenhout.
Jelle van der Meulen (55): Het uurwerk kost al
leen al duizend gulden
•,De meeste mensen beginnen het
al te gek te vinden. Daarom ko
pen ze liever een nieuwe Friese
klok. inplaats van een peperduur
antiek exemplaar. En ik geef ze
nog gelijk ook, want oud is niet
altijd mooier dan nieuw", zegt de
55-jarige Jelle van der Meulen uit
het Friese Joure, eigenaar van 'n
klokkenbedrijf waar nog steeds de
authentieke Friese klokken wor
den gemaakt.
.,De klok ziet er nog net zo uit als
vroeger, maar met het vijltje
gaat het niet meer". Elk tandra-
dertje van het uurwerk werd
vroeger met de hand gevijld,
maar dat is nu geen lonende zaak
meer. Het koper- en loodwerk
wordt nu in een koperslagerij in
„grove vorm" vervaardigd, waar
na het in eigen bedrijf op de
freesbank „pas wordt gemaakt.
Vijlen is er niet meer bij. De ori
ginele uurwerken zijn uiteraard
peperduur en de prijs van een
„kantoortje" (ook wel bekend on
der de naam notarisklokje) met
origneel uurwerk ligt dan ook wel
duizend gulden hoger dan een
exemplaar met een imitatieuur
werk, dat door de heer van der
Meulen uit het Schwarzweld
geïmporteerd wordt.
Dat de persoonlijke recla
me dikwijls voortreffelijk werkt,
blijkt wel uit het feit- dat de heer
van der Meulen in de afgelopen
jaren al een hele partij klokken
heeft verscheept naar emigratie-
landen als Amerika, Australië en
Canada. Dat zijn er ondertussen
zeker al honderdvijftig, voorna
melijk staart- en stoeltjesklokken.
De faam van de Friese klokken
makers stoort zich niet aan lands
grenzen. Buitenlandse toeristen
weten hen wel te vinden, al wordt
uiteraard het grootste deel van de
klokken in Nederland afgezet. „Ik
krijg klanten uit het gehele land",
vertelt de heer van der Meulen,
„en meestal merk je wel, dat ze
een dergelijke klok bij een fami
lielid of kennis hebben gezien.
Aan sommige families heb ik wel
een stuk of zes. zeven klokken ge
leverd Overigens moet je met
een goed produkt komen, wil je
de Friese klok aan de man kun
nen brengen".
Na aanvankelijk antieke klokken
gerepareerd te hebben, ging de
heer van der Meulen allengs met
zelfgemaakte klokken de boer op
of in dit geval bij juweliers langs.
„Meestal nam ik een tiental klok
ken mee, maar het was niet altijd
gemakkelijk om ze aan de man te
brengen". Nu zijn produkten
meer bekendheid gekregen heb
ben. komen de klanten meestal
naar hem toe. Een enkele klok
wordt nog via een juwelier ver
kocht.
Een groot bedrijf is het niet: ze
ven personeelsleden. -.Daar moet
je ook mee oppassen", vindt de
heer v.d. Meulen. „Als je teveel
werk krijgt en je begint te jagen,
dan kun je niet meer rustig met
je klanten praten". Hij kan de
produktie nu nog goed aan al is
er een dik gevulde orderporte
feuille.
Naast het gewone aantal perso
neelsleden heeft het klokkenbe
drijf nog een aantal thuiswerkers
in dienst voor het buigen van de
kettingen en het beeldhouwen van
de meerminnen op de stoeltjes-
klokken. Er komt dus nog wel
enig handwerk bij kijken. De kas
ten worden uiteraard in het be
drijf zelf vervaardigd.
In de afdeling houtbewerking han
gen ze in lange rijen: de nog
blanke kasten van puur Frans ei
kenhout voor de staart- en stoel
tjesklokken, de kantoortjes en
schippertjes. De kasten ondergaan
in een later stadium een grondig
proces in de spuiterij, waarna in
de montageafdeling de uurwerken
worden geplaatst. Preciesiewerk
uiteraard maar vakmanschap is
nu eenmaal meesterschap
Hennie van der Meulen (17): „Ik probeer er elke keer iets anders van te maken..
„Laatst kreeg ik mensen
bij me, die graag hun ei
gen huisje op de wijzer
plaat van hun nieuwe klok
wilden hebben. Anderen
kwamen bij me met een
vergeeld knipsel uit het
blad „Fen Fryske
Groun", en waarin een
foto stond van een oud pc-
troleumzaakje In Balk. De
ouderen hadden er vroe
ger gewoond. Ze kunnen
het van mij op hun klok
krijgen, want de klant Is
nu eenmaal koning".
Dit zegt de 17-jarige Hen-
ny van der Meulen- die
na de Mavo en een kan
toorbaantje enkele
maanden geleden bij haar
vader in de zaak stapte.
Haar hobby is tekenen,
terwijl ze ook de schil
derskwast niet onverdien
stelijk hanteert. Deze hob
by komt haar nu goed van
pas bij het beschilderen
van de klokken, (o.a.
meerminnen op de stoel
tjesklokken, dc wijzerpla
ten).
Stuk voor stuk zijn het
Friese (water) landschap
jes met boerderijen, sche
pen en molens.
Alles wordt g eschilderd
met een bepaald soort
olieverf. Die drie tot vier
keer wordt gelakt om een
antiek tintje te krijgen.
Ook de Romeinse cijfers
op de wijzerplaat schildert
Henny zelf. „Het was alle
maal een gok", zegt ze.
„Een Ik moest eerst nogul
wat proefstukjes maken
voordat lk de eigenlijke
klokken onder handen
nam. Nu lukt het vrij aar
dig. Het is trouwens mooi
werk. Elke keer probeer
lk er iets anders van te
maken..."
ff
DEN HAAG De tijd dat ouderdom synoniem was
aan armoede, is voorbii. AOW. verbeterde pensioen
regelingen, sociale voorzieningen en belastingfacili
teiten hebben ervoor gezorgd dat ook de bejaarden
een koopkrachtige groep zijn geworden. Vreemd ge
noeg e|hter lijkt de commercie deze jeuwe „Grijze
Markt" nog niet of nauwelijks ontdekt te hebben. Hij
ligt braak. De detailhandel blijft trouw achter de
na-oorlogse geboortegolf aanhollen eerst de tie
ners, nu de twens en blijft zo het steeds belangrij
ker wordende marktsegment van de bejaarden ver
waarlozen.
Op het merkwaardig verschijnsel van een verwaar
loosde deelmarkt wijst onder meer mr. D. C. Hogers
in een artikel in het maandblad van het Economisch
Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf. Telefonische
steekproeven bij een aantal grote warenhuizen en
supermarket-ketens in het land staven zijn stelling.
Met name grootwinkelbedrijven als de Bijenkorf en
Albert Heijn voeren een politiek die welbewust op
het jeugdige publiek is gericht, al rekent men met
dit begrip wel meer naar boven toe dan vroeger.
Ook de grote modehuizen mikken voornamelijk op
deze groep.
Natuurlijk kunnen de jongeren meer geld uitgeven
dan een aantal jaren terug en laten ze het gemak
kelijker rollen dan de ouderen die de leeftijd der be
dachtzaamheid hebben bereikt. Daartegenover staat
echter dat de bejaarden sterk in aantal toenemen en
dat hun koopkracht stijgt. Wat het eerste betreft
mr. Bogers wijst op een Duitse publicatie waarin
staat dat er in de Bondsrepubliek in 1985 veel meer
ouderen dan twens zullen zijn. Het aantal gepensio
neerden zal er in 1980 ten opzichte van 1965 met 15
percent gestegen zijn, terwijl de bevolking van 15
tot 65 jaar slechts met ongeveer 1,1 percent zal
groeien. Cijfers die spreken voor zichzelf.
In Duitsland acht men het dan ook waarschijnlijk
dat de twen-shops die nu in het beeld van de winkel
centra de toon aangeven, langzaam maar zeker
plaats zullen moeten maken voor seventy-shops.
Daarom vindt mr. Bogers dat het ook in Nederland
waar zich dezelfde tendens voordoet, aanbeveling
verdient om te bestuderen welke mogelijkheden er
liggen voor het distributie-apparaat nu de groep be
jaarden in aantal en in koopkracht toeneemt. Hij
vraagt zich af of de detailhandel wel genoeg reke
ning houdt met de 65-plussers en of er aanwijzingen
bestaan dat men bepaalde onderdelen van het distri
butie-apparaat wil aanpassen aan de lichamelijke
gesteldheid van bejaarden en aan hun wensen en be
hoeften.
Deze kanttekeningen van mr. Bogers staan niet op
zichzelf. Verschillende publicaties in binnen- en bui
tenland tonen aan dat ondanks de groeiende beteke
nis van de „Grijze Markt" de handel zich nog steeds
in veel sterkere mate richt op de jongeren en min of
meer passief reageert, geen initiatieven ontwikkelt
waar het de bejaarden betreft. Een jeugdige klan
tenkring wordt volgens mr. Bogers momenteel nog
als relatief gunstig ervaren, vooral op het gebied
van levensmiddelen. Maar de vraag blijft hoe het af
nemend gebruik daarvan bij ouderen zich zou ont
wikkelen wanneer het levensmiddelen-assortiment
zich zou kenmerken door gemakkelijk klaar te ma
ken voedsel. Voedsel dat licht verteerbaar is en aan
gepast aan de lichamelijke conditie van de 65-plus
sers. Een assortiment dat bijvoorbeeld door thuis
bezorging gemakkelijk verkrijgbaar is. dat niet
duurder is dan de algemene levensmiddelen en dat
de smaak heeft waaraan ouderen gewend zijn.
In dit verband wijst mr. Bogers op de betekenis van
de buurtwinkels. Een middenstandsonderzoek van
een paar jaar geleden heeft aan het licht gebracht
dat de gemiddelde klant in dc supermarkt jonger en
rijker is dan die in de bedieningszaak. Dit is niet
verwonderlijk. Supermarkten zijn dunner gezaaid
dan bedieningswinkels. De afstand tussen de wo
ning en de supermarkt is daardoor groter dan de
paar stappen naar de kruidenier om de hoek. Veel
bezoekers van supermarkten komen per auto en dit
voertuig wordt door jongeren veel meer gebruikt
dan door ouderen.
De 65-plussers zijn minder mobiel en derhalve aan
gewezen op de buurtwinkel die bovendien voor hem
een sociale funktie heeft. Ze ontmoeten er hun ver
trouwde kennissen, ze wisselen er nieuwtjes uit, ze
doden er de tijd met een babbeltje.
Toch zijn volgens mr. Bogers de vooruitzichten van
de buurtwinkel niet rooskleurig. Ze kunnen de strijd
tegen de supermarkten niet aan of ze worden wegge
saneerd. Maar juist vanwege hun sociale funktie
probeert men ze bij voorbeeld in Noorwegen, waar
dezelfde problematiek leeft, nieuw leven in te blazen
door ze te combineren met een post- en telefoonkan
toor cn andere dienstverlenende bedrijven. In ons
land probeert onder andere de SRV met een net van
rijdende winkels de taak van de weggevallen buurt-
zaken over te nemen en uit te breiden tot wijken
waar veel ouderen wonen. Het assortiment in deze
winkels op wielen kan echter slechts beperkt zijn.
Om de groep oudere consurpenten te bereiken met
allerlei andere artikelen zouden de detaillisten dc be
reidheid moeten hebben tegemoet te komen aan de
wensen die dc „Grijze Markt" heeft ten aanzien van
hun assortiment en goederen moeten gaan voeren
als dieetvoeding, kleding voor bejaarden cn hobby
artikelen. Ook kan men de bejaarden van dienst zijn
door dc neiging tot grootverpakking wat af te zwak
ken. Wasmiddelen zijn soms alleen te krijgen in hoe
veelheden van enkele kilo's en dat is voor een 65-
plusser veel te veel. Een oplossing zou zijn het as
sortiment per zaak te verfijnen.
In een wijk met vele bejaarden zouden meer artike
len in kleine verpakking moeten worden aangeboden.
Andere aanpassingen zijn een reclame die meer op
bejaarden en minder op de jeugd is gericht, en een
verbetering van de service in de vorm van stoelen
of banken waarop de 65-plussers even uit kunnen
blazen.
Daarnaast volgens mr. Bogers de vraag of het
op groter* afstand van bejaarden gevestigde distri
butie-apparaat door -ealisering van betere vervoers-
mogeli,!-. eden bereikbaar kan worden gemaakt voor
deze groep consumenten.
PIET SNOEREN.