De meisjes die mannen werk wilden doen DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD ZATERDAG 3 MAART 1973 LEIDSE COURANT PAGINA 6 Juniorenhoek een heuvel stond een klein huis. Bloemen en bomen zoals wij ze hier niet kennen, bloeiden en groeiden er omheen. Daarbinnen woonden drie doch ters bij vader en moeder. Op een dag zei het oudste meisje tegen haar vader: „Het zijn al tijd de zoons die de wijde wereld intrekken op zoek naar het ge luk. Maar de meisjes moeten thuis blijven werken voor hun ouders tot er eens een man komt opdagen die met ze trou wen wil. Dat ga ik veranderen: ik doe net als de jongens en trek weg". De vader lachte haar uit en zei: „Brutaal ben je wel, maar flink ben je niet en rekenen kun je evenmin. Je zult het in die wijde wereld niet ver brengen". De moeder snikte natuurlijk over dit verschrikkelijk besluit van haar kind. Maar ze zei: „Ik zal een brood bakken voor onder weg, het brood voor een oppas send meisje". „Hou toch op", zei de dochter, „bak gerust een brood waarmee ik als een jon gen op avontuur naar de duivel loop". De moeder bakte het brood waarmee je naar de dui vel loopt. HET meisje trok weg op zoek naar het geluk en toen het brood op was, kwam zij bij een schitterend huis waar zij om werk vroeg. Er woonde een oude heer, die vroeg: „Kun je naaien, wassen, koken?" „Nee", zei ze, „maar ik wil mannenwerk". „Goed", zei de oude heer, „ga dan morgen mijn eenden hoeden op de verre weide daarginds". „Dat is geen mannenwerk", zei het meisje smalend. „Wacht maar", suste de man, „eerst komen de eenden, dan de lam meren en tenslotte de paarden aan de beurt." Die nacht sliep zij in het hooi. De volgende dag wachtte de oude heer haar buiten op. Hij gaf haar een korfje met etenswa ren, nam uit zijn zak een zilve ren fluitje, blies erop... en daar kwamen van alle kanten eenden aanvliegen en lopen. „Het zijn er driemaal zeven", zei hij. „Keer pas vanavond terug, maar als er één ontbreekt, laat ik je hoofd afslaan". „Wat?", schreeuwde het meisje. „Mijn mooie hoofd voor een eend?" „Natuurlijk", zei de oude heer vriendelijk. „Dat gebeurt jonge mannen op zoek naar het geluk ook, als zij domheden begaan". Ja, niet pakken. Zo werd ze ge dwongen weer terug te gaan naar het huis van de oude heer. „Er ontbreken tweemaal zeven eenden", zei hij toen ze aan kwam. „Ik moet je hoofd laten afslaan". Hij wilde er aan toe voegen: omdat je een meisje bent, zal ik de straf veranderen. Maar ze was er al vandoor ge hold. Het brood dat moeder ge bakken had deed zijn werk: zij holde regelrecht naar de duivel. Dat wil zeggen: zij viel in het water en verdronk. TVTA een poos zei de tweede dochter in het kleine huis op de heuvel: „Mijn zuster is niet teruggekomen. Zij is vast schat rijk geworden. Ik trek ook de wijde wereld in". De moeder vroeg: „Zal ik het brood bak ken voor een oppassend meis-> je?" Maar zij antwoordde: „Bak gerust het brood waarmee ik naar de duivel loop". Dat deed de moeder, met tranen in de ogen. Ook dit meisje kwam aan het gro te huis en vroeg om mannen werk. „Uitstekend", zei de oude heer, „ga morgen mijn lamme ren hoeden". „Lammeren hoe den, is dat mannenwerk?" vroeg ze smalend. Maar hij zei: „Als je mijn driemaal zeven lammeren 's avonds weer alle maal terugbrengt, mag je daar na paarden weiden. Maar als er één lam ontbreekt, laat ik je hoofd afhakken". De volgende morgen blies hij op zijn zilveren fluitje, de lamme ren verzamelden zich en ze ver trok met het korfje aan de arm. Het meisje deed precies zoals haar zuster. En aan het oude vrouwtje dat een hapje eten vroeg, gaf zij hetzelfde ant woord. En ook zij kwam maar met zeven dieren terug. „Nu moet ik je hoofd laten afslaan", zei de oude heer. Maar het meisje luisterde niet verder, holde er vandoor recht naar de duivel, want zij viel in het wa ter en verdronk. Als je wel eens naar de televisie kijkt, heb je vast en zeker Charlie Chaplin wel eens gezien. Deze Chaplin is bezig aan een nieuwe film Maar allerlei vreemde mannetjes hebben zich ook als Chaplin ver. kleed. Het is net of ze allemaal hetzelfde zijn. Op een na, die ia een klein beetje anders. Weet jij wie de echte is? Op de wereld wordt het meest Engels en Chinees gesproken. Het Engels is een mengsel van verscheidene talen. Er zijn keltische woorden bij, oud-Duitse, Latijnse en oude woorden uit noordelijke landen. Bovendien zijn er nogal wat Franse woorden in het Engels verwerkt. Dat komt omdat Willem de Veroveraar in 1066 de slag bij Hastings won en toen opdracht gaf dat Frans de officiële taal moest worden voor het hof en de hoge kringen. Ook in het Engelse parle ment werd tot in de veertiende eeuw alleen Frans gesproken. NA zulke verhalen had zij wel eens gehoord. En zij ging op weg. Op de weide aangekomen, ging ze liggen slapen terwijl de eenden snaterend rondliepen. Midden op de dag werd zij ge wekt door een oud vrouwtje. „Meisjelief, heb je niet een hap je voor me te eten?", vroeg ze. „Nee", was het antwoord. „Ik werk hier voor mijn eigen kost en njet voor de jouwe". een tijdje zei de Jongste dochter in het kleine huis op de heuvel: „Mijn zusters zijn vast schatrijk geworden. Moe der, bak het brood voor een op passend en flink mens. Dan is het toch hetzelfde of je een meisje of een jongen bent. Ik ga ook weg". De moeder bakte het brood, het meisje vertrok en kwam natuurlijk bij hetzelfde huis aan. Daar vroeg de oude heer of ze zijn paarden wilde weiden. De volgende morgen blies hij op het zilveren fluitje en er kwa men driemaal zeven paarden aandraven. „Als je ze vanavond niet allemaal teiugbrengt, moet lk je hoofd laten afhakken", klonk het. Het meisje ging met de paarden en het korfje naar de weide, maar deed heel an ders dan haar zusters. Ze lette goed op, praatte met de paar- Weet je hoe je zelf een heel vreemde toeter kunt maken? Neem een stuk papier van 15 bij 15 centimeter, vierkant dus. Dat wikkel je om een potlood en de punt plak je vast aan de rest. Potlood eruit halen, met een schaar twee kleine sneetjes in het eind van het rolletje papier maken. Dan krijg je een driehoekje en dat vouw je plat in de opening van het rolletje papier. De toeter is klaar maar je moet niet in blazen. Je moet juist zacht inademen en dan hoor je een bromtoon. Dat Is weer eens een andere toeter dan een waarin jè moet blazen. De vrouw ging weg en het meisje at alles uit het goed gevulde korfje op. Toen dommelde ze verder tot de avond. Nu moest VORIGE WEEK ze de eenden weer verzamelen. Maar hoe ze ook floot en riep. OPIOS ze kon er maar zeven bij elkaar krijgen. Hoeveel er ontbraken, kon zij niet uitrekenen, maar Plok mannetje nummer een aan zeker wel veel! „Ik ga mijn ge- de bovenste en je hebt een hele luk maar ergens anders be- safari-reiziger. proeven", dacht ze. Maar de ze ven eenden liepen haar voor de Mim™ mmMMmmmnii voeten en toch lieten ze zich [jij f|j|||ffflljffl den en toen het ouude vrouwtje kwam, deelden zij samen de in houd van het korfje. „Hier kind", zei de vrouw, „als je straks naar huis moet, blaas dan op deze zilveren fluit. Het enige wat ik je vraag is: ver geet mij niet". Die avond blies het meisje op de fluit van de vrouw. De paf den gehoorzaamden en zij ker de met alle paarden terug. De meester was zo tevreden over dit oppassend en flink mens dat hij haar bij zich hield en haar leerde zijn bezitting te besturen. Zij deed het uitstekend en toen de oude heer stierf, was zij de rechtvaardige en wijze meeste res van het huis. Intussen had zij eerst elke dag een gevuld korfje naar de weide gebracht voor de oude vrouw. Daarna liet zij haar bij zich in huis wonen. Tenslotte trokken ook de vader en moeder bij haar in en zij zagen tot hun verbazing dat een meisje hee! goed mannenwerk kan doen, als z eerst maar het brood eet w door je een flink en oppas send mens wordt. AFLEVERING 58 Die avond ontmoetten David en Peggy el kaar in het café. Hij was daar met al zijn vrienden en hij was blij toen ze kwam, want ze hadden niet willen geloven dat ze zou ko men. Ze hadden een paar prettige uren. Het was net als vroeger. Dezelfde mensen op de zelfde plaats. David vroeg zich af of het niet anders had kunnen zijn tussen Peggy en hem. Ze leek hem erg ontvankelijk, zoals ze daar zat en zich amuseerde. Onderweg naar huis, kuste hij haar en zij liet zich niet onbetuigd. Hij nam de foto van zjjn dochtertje, die by Peggy thuis op de schoorsteenmantel stond en zei: „Ze lijkt meer op jou dan op mij". Peggy's gezicht verstrakte en David vroeg zich af of hij iets verkeerds had gezegd. „Ja, dat is best mogelijk", antwoordde ze bits. „Hoe bedoel je?" „Je probeert me in te palmen, hè David? Daar doe je erg je best voor. Er is een tijd geweest dat ik het prettig vond, door je ge vleid te worden, maar die tijd is nu voor bij". David meende, dat hij zijn doel had bèreikt en trok haar naar zich toe. Gedurende een ogenblik lag ze in zijn armen, maar plotse ling duwde ze hem weg. „Raak me niet aan, David", zei ze, „ik wil niet dat je me aanraakt. Je betekent nu niets meer voor me, en nu ik je gezien heb kan ik je uit mijn gedachten zetten en met Tom trouwen zonder te denken dat ik hem bedrieg. Als ik je niet had gezien, had ik misschien mijn leven lang je beeld voor me gehouden. Nu niet meer". David werd wanhopig toen ze dit zei, maar n zijn hart wist hij dat ze gelijk had. Je kon iet naar het verleden terugkeren en geloven dat het hetzelfde zou zijn als toen je het ver liet. „Ik heb je nodig, Peggy", zei hij, maar hij wist dat hij loog, dat hij maar deed alsof. „Ik had jou destijds ook nodig. Dus als je me werkelijk nodig hebt, spijt het me voor je, want ik weet wat het is, David". David wandelde terug naar zijn kamer in het kamp. Hij voelde zich gekwetst en ver drietig. Hij vond het niet aardig van haar, hem eerst aan te moedigen en hem dan op die manier af te wijzen. Hfj hoorde het gebrom van de bommenwer pers en keek omhoog. Dat waren zijn vrien den, zijn makkers en hij wist dat sommigen van hen de volgende morgen niet zou terug komen. Er was geen verleden om naar terug te gaan en geen toekomst om naar uit te kijken. Het leek zo eigenlijk maar het beste, want als je boven Duitsland vloog en je bommen liet vallen, vaagde je het verleden weg uit het leven van vele andere mensen en vernietigde je ook de toekomst. Hij dacht aan Peggy en wenste haar geluk. Ze was veranderd en harder geworden. Hij was ook veranderd. Het deed er ook eigen lijk niet toe, als je er maar niet teveel aan dacht. Niets deed er eigenlijk veel toe, probeerde hij zichzelf wijs te maken. Hij wou dat het waar was, maar hij wist dat het niet waar was. Margaret zat met John bij de haard. Het werd laat en hij had nauwelijks een woord gesproken. Hij zag er vermoeid uit. „Het komt wel in orde met me", zei hij. „Over een poosje ben ik weer helemaal in orde, zeiden ze, en dan kan ik weer gaan werken en zo. Weet je, je hebt er behoefte aan dat de mensen aardig tegen je zijn. En als ze aardig tegen je zijn, krijg je behoefte om te gaan huilen. Neem me niet kwalijk. ik ben helemaal in de war." Hij stond op, maar ging meteen weer zitten. Het leek alsof lopen zelfs teveel voor hem was. Margaret stond op en stak haar arm door de zijne. Ze ondersteunde hem. Hij was als een klein kind. „Ik heb m'n slaappillen ingenomen", zei hij. „Ik slaap slecht." Dat was het enige wat hij wenste. Alleen maar slapen en vergeten. Zijn stem klonk gebroken en zijn gedachten waren onsamen hangend. Margaret lag naast hem in bed en luisterde naar wat hij zei. Hij mompelde iets over België en de kelder waarin ze hem hadden opgesloten. Even la ter was hij stil. Ze lagen allebei wakker en waren geen van beiden in staat, elkaar te zeggen wat gezegd moest worden. John was volkomen uitgeput. Margaret had nog nooit iemand zo volkomen uitgeput gezien. Ze was ook nog bang voor iets anders. Me vrouw Porter had een paar vage toespelin gen gemaakt, die Margaret niet goed be greep. Ze vroeg zich af of zij van Michael wist. Toen dacht ze aan de toekomst en rea liseerde zich, dat als zij John niet vertelde wat er aan de hand was, iemand anders het zou doen. Het was iets dat ze moest doen. Freda had die middag bericht gekregen dat ze in het hospitaal was aangenomen en tegen Margaret gezegd, dat ze binnenkort het huis uit zou gaan. Ze schenen allemaal weg te gaan. Alles scheen te worden verbroken. Zelfs haar ou ders spraken nauwelijks tegen elkaar. Er scheen weinig over te zijn van de familie band, die vroeger zo hecht was. Margaret ging op haar rug liggen. In het donker dacht ze aan Michael en wenste dat ze bij hem kon zijn. De volgende dag ging ze naar zijn flat. Mi chael zat op haar te wachten, nijdig omdat ze zo laat was en omdat ze de vorige avond niet gekomen was, zoals ze had beloofd. „Het spijt me", zei ze, „maar het was zo moeilijk. maar ik ben er nu immers." Hij greep haar beet alsof zijn leven ervan afhing en ze kusten elkaar. Even later ging Michael naar de keuken om thee te zetten. Margaret sloeg hem door de deuropening gade. „Ik moest op de kade wachten", zei ze. „Er was een verkeersopstopping. Ik geloof niet dat ik het water ooit zo grauw heb gezien. Ik zag een troepenschip vertrekken en ze ston den allemaal op het dek te zwaaien. Nu de bombardementen zijn opgehouden, zou je bij na vergeten dat het daarginds nog doorgaat, voor mannen zoals David en Philip. En Ro bert. Ze zweeg, want ze wist dat, als ze zou door gaan, ze te somber zou worden en ze kon toch al niet lang bij Michael blijven. Hij kwam terug met de thee. „Je hebt het hem niet gezegd, hè?", vroeg hij, alsof hfj het van tevoren had geweten. „Hij is ziek, Michael. In zijn hoofd. Hij schijnt zelfs niet in staat te zijn om twee zin nen aan elkaar te voegen. Ik kón het hem niet zeggen." „Zelfs al zou je het gewild hebben? Wou je dat zeggen?" „Hij heeft tijd nodig. En die kunnen we hem geven, nietwaar? Wij kunnen wel wat tijd Ze vroeg zich af hoelang het zou duren eer John sterk genoeg zou zijn en zij hem recht in de ogen zou kunnen kijken en hem zonder een trilling in haar stem en zonder knikken de knieën en zonder een spoor van twijfel in haar gedachten zou kunnen zeggen, dat ze van hem wegging. Hoelang zou dat nog duren? (wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 6