Tilly Périn-
Bouwmeester
Raiffeisenbanken en Boerenleenbanken
noemen zich voortaan kortweg
de bank voor iedereen
„IK
KAN
NIET
NIKS
DOEN'
Aan mijn vrienden
en vriendinnen van
De Leidse courant
ra
ÉÉÉéJ
WERD TACHTIG JAAR GELEDEN BIJNA
ALS TRITS DE BOER GEBOREN
„Dadelijk ziet mei het: Dit is
het zuivere Bouwmeester-type.
Die sterke, héél lichtblauwe
ogen, dat sprudelende in de con
versatie, dat snelle reageren,
dat pétillante, nerveuse in heel
de allure, dat bedrijvige, dat ze
allemaal hadden - en hebben,
die stammen van Louis Rosen-
veldt. Aanstonds stellen wij de
vraag, die ons op de tong
brandt, en hooren, dat Tilly Pé
rin de dochter is van Louis, den
gevierden toneelspeler, dien wij
niet vergeten zullen..." Dat
schrijft de Rotterdamsche da
meskroniek van 12 september
1936. En al Is dat ruim 36 jaar
geleden, veel ervan gaat nog
steeds op. Mevrouw Tilly Périn-
Bouwmeester wordt straks tach
tig, ze heeft nog steeds de
„vlammend-roode" haren die ze
in '36 ook had, praat over toen
en nu of er geen tijdsverschil
bestaat, rijdt nog rond in een
Peugeot 404, bukt - als er iets
op de grond valt - sneller dan
haar vijftig jaar jongere gast en
rookt aan een stuk door filterci-
garetten alsof Dr. Meinsma ze
zelf aanbevolen hpeft.
Toch had het weinig gescheeld
of Tilly Périn-Bouwmeester was
tachtig jaar gelden als Frits de
Eoer geboren. Haar vader had
een onstuimig en moeilijk na
volgbaar liefdesleven. „Ja jon
gen" zegt Tilly Périn met een
gevoileerd, zwaar stemgeluid,
,,m'n vader zag in alls vrouwen
wel iets moois. Of het waren
haar ogen, of het was haar
mond. En hij werd verliefd. En
alle vrouwen vielen voor z'n
scherpe blauwe ogen. Toen ik
geboren werd was hij getrouwd
met de zuster van m'n moeder."
Die geboortedag1 was acht
maart. Al zeggen' de officiële
handboeken anders. Coffen's be
roemde lexicon voor tonelisten
Tilly Périn-Bouwmeester tegen de fotograaf: „Denk er om dat
u me geen honderd maakt".
geeft als dag van geboorte elf
maart op. Met sterretje. En dat
betekent dat die datum is nage
trokken bij de Burgerlijke
Stand.
Tilly Périn-Bouwmeester lacht:
„Dat klopt jongen. Ik zal je ver
tellen hoe dat zit. M'n ouders
leefden in de vaste veronderstel
ling dat ik een zoon zou worden.
Ze waren het eens over de
naam: Frits. Maar m'n vader
was op toernee. Toen er een
dochter kwam wist m'n moeder,
Margaretha de Boer, niet hoe ik
moest gaan heten. Ze wachtte
op m'n vader die na vijf dagen
terugkwam". Het werd „Greet-
je", in plaats van Frits, maar
de geboortedatum werd elf
maart, want de Burgerlijke
Stand gedoogde niet dat een
kind later dan drie dagen na de
komst werd aangegeven. „Elf
Aanstonds word ik tachtig,
mag DAT in de krant?
'k Ben gezond en krachtig,
en flink bij de hand.
Speel zelfs nog voor de T.V.,
toch valt oud worden niet mee.
Auto rijd ik nog altijd,
drink een borreltje op z'n tijd.
'k Ren trap op trap af in huis,
heb doorlopend gasten thuis.
Want 't is toch een voornaam ding,
'k Heb een grote vriendenkring,
Waar 'k voor kook en braad en bak
'k Hol en draaf nog met gemak,
en 'k draag ook nog mijn steentje bij,
in 't bestuur van een bejaardenpartij.
Er is veel nood bij oude lieden,
Daar zie ik zieken en invaliden.
Als ik die toestanden bekijk,
Voel 'k me met tachtig toch schatrijk.
Ik speel graag kaart, ben vlug met de pen,
voel dat ik nog niet overbodig ben.
Daarom vind ik het ergens machtig,
dat ik kan zeggen: ,,ik word tachtig"
En boven alles vind ik het fijn,
Zo'n taaie Bouwmeester te zijn.
TILLY PéRIN-BOUWMEESTER
BI
maart staat ook in m'n pas
poort. Maar ik vier m'n verjaar
dag echt altijd op de achtste".
De naam Tilly nam ze pas aan
toen ze in Indië op toernee ging
met haar oom Henri Brondgeest
die vond dat ze zich ook maar
Bouwmeester moest gaan noe
men in plaats van De Boer. En
de naam Tilly nam ze erbij toen
ze gevormd werd. Naar haar
lievelingsnon op het pensionaat
die Mathüde heette.
Televisie
Tü'y Périn-Bouwmeester speelt
al sinds 1961 geen toneel meer.
Daarvoor was ze o.a. filmster in
„De 4 Mullers", „In Holland
staat een huis", speelde ze op
het toneel voornamelijk blijspel-
rollen („Toontje heeft een paard
getekend" en „Potasch en Per-
lemoer"), een enkele dramati
sche rol („Kleine vossen" van
Lilian Hellmann), maakte ze
deel uit van het prille ABC-ca-
baret van Louis Gimberg, Wim
Kan en Corry Vonk, dreef ze
met haar man Pierre Périn
twee bioscopen in Zaandam, was
ze directrice van het Amster
damse theater „De Kleine Ko
medie". Midden in het gesprek
gaat de telefoon en iemand van
de NCRV vraagt haar of ze in
de zomer een Franse boerin kan
spelen ir. een nieuwe televisie
serie mei o.a. Lia Dorana. Op
dc vraag hoe het met haar
Frans is, vervolgt ze het ge
sprek rad in de taal van Ma-
Duitsland
„Ja jongen, ik kan niet niks
doen. Ik heb een klein rolletje in
de Kleine Waarheid gespeeld en
af en toe ga ik naar Duitsland
voor een rol in een TV-stuk. Hoe
ik daaraan kom? Ik word op
een dag opgebeld: Sind sie Frau
Bouwmeester? Ja zeg ik, wat
kan ik voor u doen? En die me
neer aar. de andere kant van de
liir. vertelt dat ie uit Hamburg
belt en me wil hebben voor een
tv-rol. Nou dat kon. Maar,
vraag ik, hoe komt u in hemels
naam aan mij? Een heel ver
haal. Een paar jaar geleden was
die Duitse regisseur in Schiller
op het Rembrandtplein, waar ik
ook altijd kwam. Hij ziet daar
een rooie vrouw die druk aan
het praten is en als ik wegga
vraagt hij de ober: Wie is die
dame? Die ober vertelt 'm dat
ik Tilly Périn-Bouwmeester ben.
Eine Hollandische Schauspie-
lerin. Een paar jaar later
heeft ie een vrouw met een be
paald timbre stem nodig, herin
nert zich mijn naam en gaat
aan het bellen. Nou, het zijn
twee afleveringen geworden, ik
speel er een schippersvrouw in
en de KRO heeft ze uitgezonden.
Zo'n zes weken geleden is afleve
ring drie er bij gekomen omdat
die serie in het zuiden van ons
land zoveel bekeken werd.
„Jammer dat u niet in Ham
burg woont", heeft die regisseur
Vechner tegen me gezegd. „Ich
hatte jeden Tag Arbeit fur Sie".
Ik begrijp best waarom zoveel
Nederlandse artiesten in Duits
land gaan werken. Het gaat er
allemaal veel sjieker. Er wordt
niet gescholden. Als er proble
men met de tekst zijn, worden
die rustig met alle acteurs door
gepraat. 's Morgens om zeven
uur begonnen we met de opna
men. Tot 's avonds zeven. Maar
op een dag is er iets mis en
moeten we 's avonds tot elf uur
in de studio doorfilmen: óp wa
ren we. Maar dan komt de di
recteur naar de acteurs toe en
zegt: Vandaag krijgt u doppelte
gage. Toen heb ik toch mooi 600
mark verdiend. En weet je, de
regisseur heeft me persoonlijk
met z'n vrouw naar 't vliegtuig
gebracht. Dat gaat hier wel iets
anders." Tilly Périn-Bouwmees
ter kan niet niks doen. Ze is se
cretaresse van de „Bejaarden
partij 65+", en schrijft elke
week op z'n minst nog een ge
dicht.
„Oom" Louis
Het toneel kwam in haar leven
toen ze zestien was en ze voor
het eerst hoorde dat Louis
Bouwmeester haar vader was.
Vóór die tijd had ze hem
„Oom" genoemd, wat hij tegelij
kertijd óók was. Onder haar
rapport van de kostschool in
Heythuizen stond dat er niets
met haar te beginnen was, om
dat ze toch aan het toneel wilde.
Ondanks haar onderwijs-acte,
trok ze de stoute schoenen aan
en bezocht haar vader tijdens
een voorstelling van „Pro
Domo". „Ik had me op m'n
mooist aangekleed en wachtte
na afloop op hem bij de kleed
kamer. „Wat kan ik voor u
doer, juffrouw" zei Louis Bouw
meester. Ik was er kapot van.
Hij herkende me niet. „Kent u
me niet?" riep ik uit. „Ik heb
niet de eer". Maar u heeft me
zelf gemaakt, huilde ik bijna.
„Jij bent 't kind van Greetje"
zei hij toen zachtjes en hij heeft
een paar uur met me gewan
deld. Ik vertelde dat ik aan het
toneel wilde en via een kennis
was hij m'n voorspraak bij Wil
lem Rooijaards. „Maar zorg er
voor dat Rooijaards van je lijf
blijft" waarschuwde hij me. Bij
Rooijaards mocht ik lampen op
steken en brieven opbrengen, in
1916, maar pas in Indië heb ik
naam gemaakt."
genoeg geld bij je, zei ik nukkig.
Maar we zijn getrouwd en Indië
was de allermooiste tijd."
Koppie
Pietje
Daar trouwde Tilly Bouwmees
ter met Pierre Périn, na een
mislukt huwelijk met Leo Tho-
len, brcer van Herman Tholen
van het duo Tholen en Van Lier.
Aan dat tweede huwelijk ging
een toernee bij 'n toneelgezel
schap vooraf. „Toen een of an
dere eerste vlucht in Batavia
aankwam, vroegen ze mij om de
vliegenier te verwelkomen. Dat
wilde ik wel en voor het bio
scoopjournaal filmden ze mij op
de vleugel. In Soerabaja had
Pierre Périn, die ik niet kende,
een bioscoop en achter in de
zaal zag hij het journaal en een
hem onbekende juffrouw op dat
vliegtuig en hij is meteen naar
Batavia gereisd om kennis te
maken. „Ik ben Pietje Périn,"
stelde hij zich voor. „Ga je mee
pokeren in de stad?" Heb je wel
Na diverse toernees o.a. met
haar man, kreeg ze de Indische
„spiuw" een tropische ziekte die
broodmager maakt en waarvan
men in de tropen niet geneest.
In 1932 werd het retour-Holland
en het begin in eigen land aan
een nieuwe carrière als volsla
gen onbekend. Cor van der
Lugt-Melsert kon haar als inval
ster gebruiken en werd haar
leermeester.
Pieire Périn kreeg al gauw
twee bioscopen in Zaandam en
Tilly verdeelde haar tijd tussen
dan weer toneel, dan weer ope
rette en dan weer filmprogram
ma's boeken op de filmbeurs.
„Ja. dat koppie van me was wel
goed" zegt ze. „Ik deed in Indië
altijd al de administratie en in
Holland was ik ook het zaken-
vrouwtje."
„Mijn man dacht altijd verder.
In de oorlog was ie bijna niet in
z'n c-igen bioscopen geweest om
dat er alleen maar Duitse films
draaiden, maar na de oorlog
had hij een nieuwe droom. In
Amsterdam, aan de Amstel lag
een terrein braak. Er was vroe
ger een Franse Komedie ge
weest, er had een Portugese
kerk gestaan en toen was het
fietsenstalling voor de Amster
damse Bank. Hij wilde er een
theatertje hebben. Dat werd in
1948 de „Kleine Komedie". Hij
weid directeur, ik directrice. )Ve
openden met het stuk „Miran
da" dat ik bij het Residentie-to
neel speelde. Toon Hermans
zoigdc er steeds voor dat we ie
der jaar een paar maanden lang
uitverkocht waren met zijn pro
gramma."
Het Amsterdams theater, dat
„Pietje" Périns levenswerk
Een vergeelde jeugdfoto: Tilly Périn i
jaren.
haar dolle dertiger
werd, gaat overigens dit jaar na
ten 25-jarig bestaan dicht. De
gemeente heeft het inmiddels
overgenomen en zal het afbre
ken. Maar - en dat is een uitzon
dering tegenwoordig met de
belofte dat er een nieuw en gro
ter theater op de oude grondves
ten opgebouwd wordt.
Soepgroente
Tilly Périn-Bouwmeester was tot
voor een paar jaar nog steeds
de zakelijk leidster van het
theater, zoals ze ook de admini
stratie van het ABC-cabaret
deed. Wim Kan was overigens
de man die vond dat Tilly Périn
niet moest zingen, maar „zing
zeggen". Hij schreef liedjes voor
haar en Tilly Périn schreef ook
zelf. Liedjes die twee jaar gele
den - toen haar man in 1960
overleed hield ze op met spelen
("Ik had er geen zin meer in")
- aanleiding waren voor het
boek „Soepgroente", haar eigen
levensverhaal verteld aan een
journaliste.
„Ik was te gast in de club van
Leo Fuld en daar droeg ik een
paar eigen leidjes voor. Er was
iemand van de uitgeverij Nijgh
vtin Ditmar en die vroeg me
of ik er niet meer had. Het
bleek de aanleiding tot de vraag
of ik er wel eens over gedacht
had m'n herinneringen op papier
te zetten. Dat wilde ik wel,
maar dan had ik één eis. Dat
dat boek „Soepgroente" zou he
ten. Toen ik pas bij het toneel
was. ging ik naar een repetitie
en daar werd ik voorgesteld aan
Louis Bouwmeester, de zoon van
Anna van Angers met wie vader
wél getrouwd was geweest. „O
jij bent een van de soepgroente"
zei Louis. Toen begreep ik het
niet, n.aar m'n (half)zusje Wies-
je heeft me later verteld dat
daarmee alle niet-wettige vrou
wen en kinderen van Pa werden
aangeduid."
Elsje
Het boek komt op tafel naast de
fles sherry en het gesprek gaat
verder tot er een lange vrouw
binnenkomt die met een Duits
accent aankondigt dat co weg
gaat. „Dat is nou Elsje" zegt
Tilly Périn-Bouwmeester. „Weet
je dat zij al vanaf 1932 bij me Is
als werkster? Ze is al over de
zestig, heeft een reeks kinderen
dio de deur al uit zijn, maar zij
komt rog steeds bij me sinds ik
in Zaandam kwam te wonen. Ze
reist een paar keer in de week
op haar brommertje heen en
weer." „Ja meneer", zegt Elsje
zolt. „Ik sta ook in het bock vnn
mevrouw. Op pagina 120. Kijkt
u zelf maar. Ik ken mevrouw
als m'n eigen moeder. Ik kom
al zolang in dit huis, ik weet elk
speld te vinden." De 61-jarige
Elsje neemt afscheid van me
vrouw met een zoen, krijgt geld
n?ar werken, en zegt „U geef ik
maar geen zoen, U ken ik pas
zo kort. Schrijft u maar in de
krant dat ik ook m'n jubileum
vier. Ik ben straks 41 jaar bij
mevrouw. Maar dan zeggen we
gewoon dat het pas 40 jaar is."
Tilly Périn, het kleine vitale
vrouwtje in haar oranje broek-
pak. met een sigaret tussen de
lippen, voegt me tenslotte toe:
„En zeg tegen de fotograaf, dat
als ie me honderd maakt op z'n
toto's dat ik hem een tijdbom
stuur.
Tilly Perin-Bouwmeester bij t
en wel het toneel op.
i haar jubileumvoorstellingen van „Toontje heeft een paard getekend": Het paard kwam levend Daoag."
BERT JANSMA