JO VINCENT Achttien jaar geleden dacht ik tot hier en beslist niet verder Het is donders moeilijk om de Mattheus warm te zingen Zingen is gewoon een kwestie van sjfierteehniek WOENSDAG 28 FEBRUARI 1973 LEIDSE COURANT PAGINA 11 t In het eerste telefoongesprek heeft ze haar twijfels al uitge sproken: "waarom wilt u in godsnaam met me praten? Waarover dan eigenlijk? In ben een oud mens, ik wordt straks in maart 75, maar ik heb 18 jaar geleden alafscheid genomen van mijn publiek. Achttien jaar, dat is een complete generatie me neer. Vraagt u eens voor de aardigheid aan de jeugd van te genwoordig, wie Jo Vincent is. Misschien denken ze wel, dat het iemand is geweest, die rond 1900 Kniertje speelde in "Op hoop van zegen". Ik met een pannetje soep op het toneel. Het idee alleen. Nee eerlijk, ik zie het nut van een gesprek niet helemaal dui delijk voor me. U mag best een kop thee bij me komen drinken hoor. Een beetje aanspraak is nooit weg. Maar een interview. Mijn hemel, de NCRV heeft ook gebeld en gevraagd, of ze een gesprekje met me konden opne men. Daar zeiden ze, dat half Nederland dierbare herinnerin gen aan mij heeft. In heb ge vraagd, waar ze die wijsheid dan wel vandaan hebben ge haald. Volgens mij lopen er al leen nog wat oude knarren rond, die weten, wat ik ooit ge daan heb. Maar de jongeren, kom nou, die hebben toch geen weet van me. En gelijk hebben ze, want die hebben hun eigen zangers en zangeressen. Wat zegt u daar? Zo, dat is interes sant. Ik vergis me dus; er zijn wel degelijk duizenden Neder landers, die willen weten hoe het me gaat. Nou, zeg ze dan maar, dat het naar omstandighe den goed met me gaat. Ik schar- rel die laatste levensjaren wat rond en maak er 't beste van. Oh daar wilt u nou met me over ko men praten. Ik moet wel zeggen, dat u een aanhoudertje bent. Ik was juist van plan om de pers te ontlopen doortijdig het land te verlaten- Ik ga naar een vriendin die een zalig huis heeft, aan de Franse kust. Daar kun je nog le ven, adem halen, genieten van al het moois in de natuur- Dat is in Nederland al bijna niet meer mogelijk. Hier is het lang zamerhand Amerikaans gewor den. Jammer. U bent me helaas weer te vlug af geweest. Maar als u dan komt moet u wel één ding beloven: geen fotograaf. Dat stralende gezicht van tegen woordig houd ik liever voor me zelf. U zult best nog wat aardige plaatjes vair vroeger in het ar chief hebben. En anders heb ik hier 'nog wel een doos vol. Ik zou zeggen: tot dinsdag dan maar". Origineel welkom Het origineel welkom, waarop ze haar gast op het afgesproken uur tracteert, hangt onder haar brievenbus in de kale gang van dan heel opmerkelijk voor een jongeman als u- Ze kijkt me vertederd aan. Is waarschijnlijk pas bereid om mensen van ver boven de zestig in te lijven bij de kring haars' gelijken. Als ik voorzichtig me dedeel dat ik de helft van mijn leven reeds royaal versnoept heb, haalt ze alleen haar schou ders op en zegt: „ach lieverd, jij komt pas kijken' Jij weet nog van niks". Ze buigt zich over de salontafel en fluistert: "ik droeg naar zangles altijd een bruin fluwelen jurkje met een blauw bloesje. Ja, dat was het. Waar om ik u dit vertel is me overi gens een raadsel. Ik wil u voor stellen om het maar weer snel te vergeten. Ontberingen een flatgebouw in de Zandvoort- se duinen: "In bus 94 geen Haar lems Dagblad, andere kranten of reclame deponeren". "Neen, mijn beste jongen, dat heb ik er echt niet voor jou neergehangen", legt ze even la ter bij haar voordeur uit, "ik ben een paar dagen weggeweest en als je geen maatregelen neemt, puilt je bus bij thuis komst aan alle kanten uit. Ze blijven maar doorproppen". Leunend op een wandelstok loopt ze vooruit naar de zitka mer, die volgestouwd is met de rekwisieten van een welbesteed leven, "mooie spullen", geeft ze toe, "maar ik hecht er toch voor geen cent meer aan. Als ik mor gen een flatje aan de Rivièra kan krijgen, kunnen de opkopers het zo bij me weg komen halen. Ja, ook die vleugel. Er is toch geen verhuiswagen, die hem straks voor me naar de hemel brengt. Trouwens, ze hebben daar waarschijnlijk veel betere piano's klaar staan. Nee, ik vind het mooi zo. Ik wil nog best wat jaartjes voorzichtig nippen aan het leven, maar ik heb er ook geen bezwaar tegen om op een gegeven moment op te stappen. Als je mijn leeftijd bereikt hebt is de dood een ver trouwde huisvriend geworden. Ik ben niet bang voor hem. Denk niet: „oh gut, als hij zich nu maar in het huisnummer vergist en mij nog even overslaat". Mijn beste man, ik heb hier be neden gedaan, wat ik moest doen. Althans, wat in mijn ver mogen lag. Ik heb natuurlijk vaak gefaald en er zijn echt wel avonden geweest, waarop ik dacht: Jo, dat was het weer niet Sufferd, je had het veel beter gekund". Daarom denk ik er ook niet aan om ooit een plaat van mezelf te draaien. Ze liggen hier ergens in een la, maar ik weet zeker: „als ik er één op de pick up leg, hoor ik na een mi nuut toch weer een foutje". Laat hem maar rustig in die la lig gen. Ik zal u nu proberen uit te leg gen, waar ik die kritische instel ling aan te danken heb gehad. Allereerst dient u te weten, dat ik die stem cadeau heb gekre gen. Dat is een geschenkje van Onze Lieve Heer geweest. Ik had nooit zang'.es gehad, maar ik zong toch moeiteloos de zwaarste werken. Ik was mis schien negen, toen ik elke woensdag les kreeg bij Cathari ne van Rennes. Die naam zegt u niks meer, want dat is vóór uw tijd. Wat zegt u? U kent die naam wel degelijk. Dat vind ik Dit is wel belangrijk voor uw verhaal. Ofschoon, wat is nou ei- gelijk belangrijk? Ik wilde al leen uitleggen, waarom ik het zo lang heb volgehouden. U moet weten, dat het leven van een so lozangeres in feite vol ontberin gen is. Ik heb dat zelf nooit zo gevoeld, maar achteraf denk je toch: "ik heb al die jaren nooit kunnen doen, wat een ander deed. Nooit naar fuifjes en ver jaardagen, waar stevig gerookt werd, waren ook taboe- Nu ben ik gelukkig nooit zo'n fuifnum mer geweest. Ik ben wel vrolijk van aard en lach graag. Maar dat eeuwige studeren heb ik nooit als een straf ondergaan. Als er een "d was geweest, waarop het r eens niet naar mijn zin w ;egaan, stond ik de volgende echtend voor dag en douw op en ging ik oefenen. Zin gen is een kwestie van spier- techriek. Als de mogelijkheden niet in dat strottenhoofd zitten, komen ze er k nooit uit. Mijn lerares Corre'ie van Zanten in Den Haag altijd: "de natuur heeft je d:- tem geschonken en het enige v wij kunnen orobe- ren is om de natuur een handie te helpen". Daarom stond ik elke dag voor de spiegel te oefe nen met mijn mondspieren, Titl- ti en tatata. Dat werk. En moei lijke Duitse volzinnen opzeggen met veel umlauten en naamvals- ennetjes. Allemaal goed voor je techniek. En natuurlijk voor e'k belangrijk concert een du'je doen, want je wilde toch fit on het podium komen. Ik durfde zelf op mijn vrije degen ge-n gekke dingen te deen, wart ie kon nooit weten. Gewoon v<ór die spiegel en zorgep, dat je riet op de tocht liep. Z!-gcn v/n het enige wat belangrijk was in je leven en daar offerde je graag alles voor op. Klokkenist Nu heb ik u nog niet verte'd, waar ik die discipline vandaan heb. Nou, dat heb ik dan wel aan mijn vader te danken. Hij was klokkenist van het Paleis op de Dam in Amsterdam. Een strenge man met tirannieke trekjes. Ik had allang succes, teen ik hem nog steeds blinde lings gehoor-: nam de. Nu zou je v—-er. of hi' een toontje leger wilde r'ngen- Ik was ?3, toen de bcr enc'o dirigent Karl Munch me wilde meenemen naar Duits gouden medaille. „Maar set dat er Irr.d voor een Mozartconcert. Ik durfde het tl.r s niet eens te vragen, want ik wist toch, dat vaclcr "roe" zou roggen. Die man vor.d niks goed. Wanneer ik als kind kattekwaad had u'tgo- haald, had hij ook een speciale s.raf. Dan morst ik drie c'agen staande aan tafel droog brood elcn. Hij vor.d dat heel normaal. Gelukkig wist hij niet, dat moe der aan de onderkant van e'e bo terhammen trch boter smeerde. Ik proefde het duidelijk, maar liet niks merken. Cnder het eten keek ik wel soms naar moeder en dan gaven we elkaar ean knip oogje. Een engel van een vrouw- Ik geloof ook, dat mijn carrière zo larg heeft kunnen duren, nm- d. t ik van onderafarn begonnen ben. Tegenwoordig komen men sen mei succes pats boem op de televisie en zijn ze een ster. Ze hebben ternauwernood zangles gehad, maar staan toch In het Concertgebouw en in de opera van Milaan. Ik vind het nor maal, dat zulke mensen er na verloop van tijd onderdoor gaan, want ze kunnen het tempo niet bijbenen. En dan maar klago in de krant, dat ze zo'n heimwee hebben naar huis. Moar dat is het punt niet. Ze zijn gewoon door het vak kapot gemaakt. Ze hebben hun siem geforceerd en te weinig geoefend. Te weinig tl- titi gedaan cn Duitse zinnen op gezegd. Bij mij is het gelukkig allemaal geleidelijk gegaan. Een aria van Mozart en dan weer Hannes loopt op klompen. Ik zong mijn eerste oratorium in Assendelft. De Schöpfung, herinner ik me nou ineens. Je reisde er met de trein heen en na afloop gingen de stoelen van de kont voor het bal. Daar waren die boeren voor gekomen. Jan Zwart dirigeerde die avond. Ik heb zijn vijf zonen nog gekend, toen ze met snot neuzen liepen en schortjes voor hadden. En dan was het altijd: "ach Jo, zet jij de jongens even op de pot". Later ben ik met ze opgetreden. Dan denk je toch: „Jo, je wordt oud. Ik kreeg voor zo'n concert misschien vijftig gulden en daar ging dan ook nog het hotelletje vanaf, want de laatste trein haalde je nooit. Je trad in een buitenplaats als Veendam op en kwam daar in een zaal, waar het publiek lustig keuvelend aan de tafeltjes zat met de koffie tussen zich in op het waxine-llchtje. Pas veel la ter kwamen de grote engage menten. Werd Je gevraagd voor het Kurhaus en het Concertge bouw. De eerste keer in Amster dam dacht ik alleen: "als ik maar eerst van die ellendige trap a' ben". Daar hadden alle solisten de beverd voor. En dan droeg je ook nog een lange jurk. Ik kon trouwens niet an ders, want ik had vreemde spil lebenen en die mochten ze voor geen goud zien. Ik ben gelukkig nooit vnn die trap gedonderd. Nee, i ak daar maar gevallen Een kreng Willem Mengelberg had altijd de gewoonte om op groepsfoto's de ogen met zijn vulpen vol de klodderen, genoegen in. „Even de oogjes bijkleuren", zei hij dan. Daar had hij een kinderlijk Het succes is bij mij eigenlijk vanzelf gekomen. Ik heb er nooit achteraan gejaagd bedoel ik. Je groeide er langzaam naar toe. Ik heb onder de grootste di rigenten gewerkt. Namen, die u waarschijnlijk niks meer zeggen. Pierre Monteux bijvoor beeld- En Furtwëngler, Bruno Wa'.'.er, Toscanini en Henry Wood. Met Wood deed ik In En- geland de promenadcconcerten, waar lustig gerookt werd, maar ook intens geluisterd. Na afloop riepen ze altijd: "sing more, sing more' en dan gaf jo toetje- En Mengelberg natuurlijk. Hij kon voor vele muzikanten een kreng zijn. Ik weet het. Hij was wispelturig, vaak humeurig ook. Maar mij roemde hij altijd zijn "eerste zangeres". En na afloop was hij altijd degene, die het langst voor mij klapte. Maar Ik herinner me ook, dat hij tijdens een repetitie van do 8e van Mahler aftikte cn togen de bariton naast me schreeuw de: „U zingt als een kruidenier. Dat is geen muziek, maar Goud se kaas". Mergelberg had ook de gewoon te om op alle groepsfoto's onzo ogen met zijn vulpen dicht te klodderen. Daar had hij een kin derlijk genoegen In. „Even do oogjes bijwerken", zei hij dan. Eén van de keren, dat ik met hem gewerkt heb, was in Oos tenrijk. Vlak voor de Anschlusz. Hij stond er op om zijn olgen solisten uit Nederland mee to brengen, "want die begrijpen het tenminste", zei hij, "dat koor in Wenen bestaat uit koeke- bakkers". Natuurlijk overdreef hij, maar het was wel een feit, dat je Mengelberg moest aan voelen. Hij,was een sterke dra maticus, pakte graog uit cn ver hevigde de accenten. Ik heb honderden keren de Mattheus- passie gezongen, maar onder elke dirigent was het wc r an ders. Het is donders moeilijk om de Mattheus warm te zingen. Om een raia als „Bluie nur" vlees en bloed te geven. Mengel berg was één van de weinigen, wie het lukte. Van die avond in Oostenrijk herinner ik me de griezelige stemming, die overal hing. Het licht wns uitgevallen en overal brandden er kaarsen. Buiten hoorde je troepen langs marcheren en In de loges zaten kardinaal Innitzer en Schuss- nig. Die deden net, of er niks aan de hand was. Een paar da gen later was Oostenrijk van de kaart geveegd. Andere talenten Ik heb fijne tijden beleefd. Veel succes gehad. Soms tegen beter weten in. Maar a's je over do 30 bent wordt 't toch moeilijk om die eerste plaats vast te hou den. Er komen andere talenten, die ook aan de beurt willen ko men. Op zo'n moment komt dat pietsle ijdelheid om de hoek klj ken. Je kunt nog zo oprecht zijn. maar Je vindt het toch niet fijn. als anderen opeens op jouw plaats staan. Je begint daarom met dubbele energie te oefenen. Je studeort Je een ongeluk en probeert Je stem in optimale conditie te houden. Jo ontziet Je nog meer, gunt nergens meer heen. En dan komt er opeens een mo ment, dat Je denkt: "moet ik nou echt zo doorgaan tot aan mijn dood?". Ik hnnlde nog met groot gemak do hoge es. Wat zeg Jc? Of dot hoog Is. Jonge man, dat Is verschrikkelijk hoog- Dat haalt bijna niemand- Maar toch heb Ik gezegd: "tot hier en niet verder". De rest van mijn leven wilde ik voor mezelf hebben. Dat is nu 18 Jaar geleden. Ik wns toen een vrouw vnn in de vijftig. Ik vond, dat het mooi was geweest. Ik heb nog geen seconde spijt gehnJ van dat afscheid. Ik heb meteen een flets gekocht en ben er mee in de regen gaun rijden. Lekker verkouden wordem. Snipverkou den zonder wroeging. Dat leek me het einde. Ik hoefde geen ti- tlti meer te doen, kon eindeloos uitslapen. Dat zijn de zaligheden voor een solozangeres. Ik hen met mijn man naar Frankrijk getrokken en heb daar op de campagne het kneuterig leven van een huisvrouw geleld. Sper ziebonen afhalen op hot balkon en de vaat doen Daarna heb ik met hem nog één reis naar Zuid-Afrlka gemaakt en wat concerten gegeven in Johannes burg, Daarmee verdiende ik de helft van mijn passogeprijs te rug. Dat vond ik eigenlijk het enige leuke aan dat optreden. Als een klok Nee jongeman, je hoeft niet ver der te vissen. Ik heb nooit meer naar applaus getaald, ooit meer 's-avonds gedacht: "Oh nu mag ik straks niet meer zin gen". Ik heb nog steeds een stem als een klok. Ik oefen niet meer, maar talent blijft blijk baar. Ik zou morgen zo een con cert kunnen geven, maar Ik kijk liever vanaf mijn balkonnetje in Frankrijk naar de bloeiende magnolia's. En voor de rest wacht ik af. Ik heb een groot vertrouwen in Onze Lieve Heer. Ik geloof, dat het atraks bij Hem nog fijner wordt dan ik het hier ooit heb gehad Misschien zegt Hij wel: "je hebt nog wat pekelzonden uit te boeten" cn parkeert Hij me voor een tijdje op een natte wolk. Maar daarna zal het toch gebeu- Ik reken op Hem." LEO THURIG.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 11