De ambtenaar bestuurt het land" ILJOENENDANS VAN „STAAT IN DE STAD AN NOG ONGECONTROLEERD DOORGAAN MINISTER, STATENLID, WETHOUDER ALLEEN MAAR TOEZIEND VOOGD AMSTERDAM Publieke werken van Almsterdam in opspraak. Een misrekening van misschien wel anderhalf miljard dp de eerste metrolijn. En bo* daarop de beschuldiging dat een speculant als Maup Caransa, dankzij onvoorzichtigheid van de dienst, 60 miljoen gulden rijker kon worden - in een tempo van soms 2 miljoen per dag. Wat er allemaal van waar tufn 's' za' de toekomst leren. Voorshands ziet het er stof, naar uit dat deze soep gebrouwen is in een heksen ketel van geruchten, vermoedens, politieke muntsla- »erij en verdachtmakingen, en dat hij wel niet zo ïeet zal worden gegeten als hij is opgediend. Dan nog blijft het feit, dat publieke werken in Amster dam een kolos 'mag heten, die zijn eigen, moeilijk controleerbare leven is gaan leiden. ,,Een staat in de stad", zei PSP-raadslid Huib Riethof, de man die deze week via krantenpublikaties en tot grote onvre- n het college van burgemeester en wethouders nkele vermeende speculatieschandalen in de open baarheid heeft gebracht. Doorgewinterde ambtena- ten stadhuize, wier referendarisbedje al in voor oorlogse jaren werd gespreid, zijn in de vertrouwe lijkheid der wandelgangen geneigd om met de kwali ficatie mee te gaan. Een staat in de stad. Maar wat voor staat dan wel? In gortdroge cijfers kan. men de dienst Publieke werken van Amsterdam als volgt beschrijven: 4074 ambtenaren, die gezamenlijk per jaar een loonsom verdelen van 85 miljoen gulden, waar nog eens 41 l/2 miljoen aan sociale lasten bovenop komen. Van deze (V ambtenaren zitten er 116 in groep 13 of hoger, wat betekent dat ze salarissen verdienen van minimaal i.000 gulden tot maximaal 96.000 gulden. Het zijn voornamelijk ingenieurs en hoofdingenieurs. Deze gegevens zijn geput uit de begrotingsmissive 1973. Veel meer benen heeft men 'bij het onderzoek niet om op te staan. De dienstverslagen over 1970 en 1971 zijn nog niet klaar. Wat men in het hoge kantoorpaleis aan de Wibaut- A straat - vernoemd naar de onvergetelijike wethouder die een man als Berlage zijn bouwkundige kans heeft gegeven - allemaal bekokstooft, onttrekt zich voorlopig aan de publieke waarneming. We moeten het doen met het laatstr dienstverslag, dat dateert uit 1969. Daaruit blijkt dat Publieke werken toen een omzet had van 381 miljoen gulden. Het bedrag van de nog niet verwerkte kredietgelden beliep ongeveer 599 miljoen. Officiële gegevens ontbreken verder. In formatie leerde ons echter, dat de omzet van de •dienst in het jaar 1971 de royale som bedragen heeft van 423 miljoen gulden. Aan kredieten kreeg Publie ke werken in dat jaar door de gemeenteraad van Amsterdam het bedrag toegewezen van 79.714.000,-, exclusief de metro, die financieel niet op Publieke Werken drukt. Allemaal cijfers die bij de leelk de indruk zullen wekken „aan een boom zo volgeladen, mist men zes pruimpjes niet". Tegen deze achtergrond fraude en corruptie gemakkelijk en gretig grond vin- 'i bezien wordt het duidelijk dat beschuldigingen van ^yden - zelfs als ze niet of nauwelijks zijn uitgespro ken. Waarbij nog komt, dat Publieke werken van Amsterdam na de oorlog geressorteerd heeft onder De eerste paal voor de metro: politiek i volgde op lawaai van het heien. Ondoorzichtig geheel van vlechtwerk, dat niet meer te ontwarren schijnt voor ondeskundigen. de verantwoordelijkheid van een reeks wethouders, die zowel hun socialisme als hun ondeskundigheid op het gebied van stadsonderhoud en stadsontwikkeling gemeen hadden. Laten we het rijtje maar nagaan van de mannen, die getekend hebben voor de besluiten waaronder de hoofdstad momenteel zucht, zo niet krepeert. Eerst wethouder mr. J. van der Velde, van huis uit advo caat-procureur. Toen wethouder mr. Goosen van 't Hull, van huis uit ambtenaar bij de Sociale Verzeke ringsbank. Toen wethouder drs. Joop den Uyl, van huis uit directeur van de Wiardi Beekman-stichting. Toen wethouder Roel de Wit, van huis uit bioloog. En tenslotte, sinds september 1970, wethouder Han Lammers, van huis uit journalist. Ongetwijfeld stuk voor stuk hittebestendige PvdA-genoten, hetgeen zijn waarde had en nog heeft in een rode stad als Am sterdam. En daar zit hem de kneep. Wat kunnen partijgangers, die door de politieke vorkheftruck in hun wethouderszetel worden getild, uitrichten tegen de doorgewinterde technocraten van Publieke wer ken? Tot 1969 bijvoorbeeld was de leiding van de miljoenen verslindende dienst in handen van Ir. A. van Walraven. 27 jaar had hij op de loonlijst van Publieke werken gestaan, voordat hij er de directeur van werd, en 14 jaar zou hij er vervolgens de direc teur van blijven. Zijn opvolger is de thans nog steeds zittende ir. A. Meijer, bijgenaamd „De Rooie". Ook al een oude rot in het vak. Wat kunnen nieuwbakken wethouders zonder know how en zonder ervaring tegen hen uitrichten? Zo is de uitdrukking „een staat in de stad" ontstaan. Al lang geleden eigenlijk, in het vooroorlogse jaar 1939, en nog wel onder vergelijkbare omstandighe den. Ook toen kwam een krant met onthullingen. Ze resulteerden in wat later bekend is geworden als het erfpachtschandaal. Het betrokken artikel zei onge veer, dat er in de loop der jaren in Amsterdam op onregelmatige wijze erfpachtsgronden en gewone gronden waren uitgegeven, waardoor bepaalde lieden zich hadden kunnen verrijken. In het bijzonder richtte de verdenking zich tegen de wethouder De Miranda en tegen het gemeenteraads lid Gulden. Het stadsbestuur van toen riep onmiddel lijk een commissie van onderzoek in het leven. De bevindingen staan vastgelegd in een lijvig rapport. Conclusie: „Voor de commissie is komen vast te staan, dat de wethouder in meerdere gevallen ern stig in verzuim is gebleven. Het persoonlijk ingrij pen van de wethouder zonder dat hij wist wat er bij de dienst Publieke werken om ging, moest onvermij delijk leiden tot deze fouten". Dat was anno 1939. Sindsdien lijkt er weinig veran derd. Eén enkele wethouder tegenover 116 hoog ge kwalificeerde vakmensen. Eén enkel politiek komer- tje tegenover 4074 ambtelijke blijvertjes met waar devast pensioen. De strijd is ongelijk. En daarom kan, realiseert men zich op het Amsterdamse stad huis een beetje verdrietig, een miljoenendans onge controleerd doorgaan. Wat moet je? Je kunt geen 116 ingenieurs en hoofdingenieurs in overheidsdienst op straat zetten. Maar als je ze niet op straat zet, dan doen ze waarvoor ze betaald worden. Dan bou wen ze een IJ-tunnel, een Bijlmermeer, een metro, en de hemel mag weten wat nog meer. De centen zal het machteloze stadsbestuur achteraf domweg heb ben te fourneren uit gemeenschapsgelden. Fraude en corruptie komen er niet eens aan te pas. De staat in de stad gaat gewoon zijn legitieme, ongehinderde gang. Begin er maar eens wat tegen! PIET SNOEREN DEN HAAG De technokraten beheersen de wereld, de ambte- ;g°j naren besturen het land. Het ru moer rond Publieke Werken te javof Amsterdam toont opnieuw aan, sommige cultuurfilosofen, oen groot aantal politici en de meeste burgers een voortdurend wantrouwen hebben tegen de technocratie in het algemeen en legen de ambtenaren in het bij zonder. In de politiek waar mi- '9* nisters en parlementariërs te M^-Voorschijn komen en daarna Jha weer verdwijnen leeft zelfs het uit praktisch ieder kinderalbum i, erf aangepaste rijmpje: "Ministers 185.4Cn wethouders komen en gaan, 1 de ambtenaar die blijft eeuwig bestaan Zijn minister, sta tenleden, wethouder alleen maar toeziend voogd? De kern van vele moeilijkheden, zoals bijvoorbeeld weer eens blijkt uit allerlei gebeurtenissen rond Publieke Werken in Am sterdam, is terug te voeren tot de ondoorzichtigheid van het be stuur. Of dit nu op landelijk, op provinciaal of op gemeentelijk niveau gevoerd wordt: het be stuur is te ondoorzichtig, te in gewikkeld, te professinvjel en vooral te verward politiek ge worden, om behoorlijk gevolgd te kunnen worden door parle mentariërs, door Statenleden, door gemeenteraadsleden, door welke commissie ook. Het is echter een verschijnsel dat reeds dateert uit de eerste dagen van onze Nederlandse de mocratie. Ieder politiek hand boek over rijks- en lagere over heden wemelt van de voorbeel den, die aangeven, hoe ministers ten val gebracht werden, hoe wethouders hun portefeuille moesten neerleggen en hoe bur gemeesters tussen de wal en het schip van het gemeentelijk be stuur terechtgekomen zijn. Hierover gaan soms de vreemdste verhalen het land door. Zo zou een na-oorlogse mi nister van Defensie door zijn ei gen ambtenaren in politieke moeilijkheden gebracht zijn, om dat zij hem bepaalde stukken zouden hebben laten tekenen, die zijn "onbekwaamheden" zou den moeten bewijzen. Een andere na-oorlogse minister zou in moeilijkheden geraakt zijn, om dat enkele hem niet-welgezinde ambtenaren sommige politieke telefoongesprekken van hem af geluisterd zouden hebben. En de zogenaamde technische ministeries, vooral die van Ver keer en Waterstaat of hoe dit departement in het verleden ook genoemd is zijn voor vele parlementariërs, voor een nog groter aantal burgers, altijd met een mysterieuze waas omhan gen. De techniek, de technocra tie, zou hier de overhand heb ben, stellen zij dan vast. De gemeentelijke diensten van publieke of openbare werken zijn daarmee vergelijkbaar. Deze diensten staan in feite in het volle dagelijkse leven van iedere burger, maar zijn zo technisch en daardoor zo on grijpbaar, dat zij bij voorbaat al met wantrouwen gevolgd wor den. Geen wonder, omdat er maar heel weinig wethouders en nog veel minder raadsleden zijn, die deze diensten op de voet kunnen volgen. Laat staan pre cies weten hoe deze diensten draaien. En het wordt er niet beter op, als dan ineens een bericht ver schijnt, dat ergens een direkteur van Openbare werken geschorst is, of dat een provinciaal inspec teur voor het verkeer voor de rechter moet verschijnen we gens het aannemen van steek penningen. Men zou de Nederlandse ambte naar groot onrecht aandoen, wanneer men dergelijke zeer in cidentele gevallen als maatstaf voor het doen en laten van de ambtenaar zou beschouwen. Ie dere minister, ieder lid van Ge deputeerde Staten, iedere wet houder in welke gemeente ook zou niets te betekenen hebben, wanneer hij niet zou beschikken over de ambtenaren, die hem dikwijls met grote zorg omrin gen. Desondanks is een grotere open heid in bestuurlijke zaken meer dan ooit noodzakelijk. Dat blijkt uit de rapporten van de commis sie-Biesheuvel over openheid bij de rijksoverheid. Het blijkt uit rapporten van diverse politieke partijen. Het blijkt ook uit aller lei voorstellen om parlementa riërs, leden van provinciale Sta ten, gemeenteraadsleden te voorzien van een behoorlijke staf bestuurlijke medewerkers. Een grotere openheid in welke overheidsdienst ook zal veel kunnen voorkomen van wat zich thans in Amsterdam afspeelt. En van wat in feite ln iedere ge meente kan gebeuren. De grote vergissing van het Am sterdamse gemeenteraadslid; Riethof die veronderstellingen omboog tot hele of halve waar heden. bewijst opnieuw, dat een raadslid te weinig gelegenheid heeft zich werkelijk grondig te verdiepen in de enorme proble matiek bij welke overheidsin stantie ook. Het bewijst tevens de onmacht van een parlementariër, van een Statenlid, van een gemeente raadslid, om zich een gefun deerd oordeel te vellen over de werkelijk grote problemen ln stad en land. Het is daarom voor een wethou der als de heer Lammers van Amsterdam gemakkelijk zeggen, dat het raadslid zijn beweringen maar eens waar moet maken. De wethouder beschikt altijd nog over zijn korps ambtenaren, het raadslid zal het moeten doen met de schaarse gegevens, die hij ook via eventueel het ambte narenkorps weet te verzamelen. Maar, en daarin ligt een nieuwe kern van problemen, ambtena ren zijn ook burgers en ook zij hebben politieke voorkeuren en, antipathieën. En ieder mens is mens genoeg om daarmee zelfs in zijn werk rekening te houden. De democratie Is een bijzonder moeilijk spel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 13