Franse „esprit
Collegium Musicum
Een sieraad als
„lichaamsvriend
Kleurig textiel
en keramiek
in Duivenhuys
kunst
Fabels en
Pastorale
Muzikale
grapjes
Unicorn in KS
Galerienieuws
rr
PAGINA 5 ZATERDAG 3 FEBRUARI 1973
LEIDSE COURANT
Het koor en orkest van Collegium Musicum: enthousiast en vol durf
LEIDEN In Galerie 't Duivenhuijs aan het Rapenburg 94 (het ka
rakteristieke uithangbord is helaas weg, gestolen) exposeren tot 17
febr. a.s. Lijdia Mercedes Luijten textielappliqués en Herbert
Boxera keramische produkten. De kleden van Lijdia zijn over het
algemeen vrij probleembloos. Het is op een enkele uitzondering ze
ker geen groots werk maar door de illustratieve, figuratieve wer
king door de liefhebber zeker te waarderen.
Dé gebruikte materialen bestaan grotendeels uit textiel met een vrij
spaarzaam gebruik van andere stoffen als tapijt en leer. Soms is
het ook uitsluitend naaldwerk, zoals „jongetje met poes". Enkele il
lustratieve landschappen zijn prettig van kleurwerking. Maar daar
naast zijn er toch ook wel kleden die de kijker voor wat problemen
stellen. In dit verband was ik dan op de applicatie „Matriarchaal"
en „Moederdier", die beide een beetje verdrinken in de sombere
kleuren. Zeer mooie kleden zijn „Gestenig klassebewustzijn" (wat
dat dan ook moge zijn) en „Boomgéesten". Fraai is ook „Levens
boom", merkwaardig maar eveneens fraai „Meisje met rode kou
sen". Maar naar mijn smaak het mooiste kleed van de collectie is
„Zeemorgenster", een groot tapijt, dat al het overige in de schaduw
stelt.
De keramische objekten van Hilbert Boxem zijn mooi van vorm,
meest standobjekten. De glazuren beperken in deze collectie van
grijs tot bruin, een enkele maal versierd met een donkerder streep.
Het vakmanschap van Boxem staat buiten kijf, de vormenrijkdom
van deze collectie is niet groot. Veel herhalingen.
Als concertbezoeker kan men
warm lopen voor een program
ma, dat het Leids Studenten
Koor en Orkest „Collegium Mu
sicum" op 't punt staat uit te
voeren, hetgeen op dinsdag 13
februari in de Zuiderkerk een
feit wordt. Zij hebben er een
jaar lang aan gesleuteld, en
thousiast en met durf vooral,
aan de 70ste Symphonie van
Haydn, de Liebeslieder op. 52
voor koor en piano van Brahms,
de Pastorale d'été van Honeg-
ger en aan de Vijf fabels van
La Fontaine voor koor en or
kest. André Kaart, dit jaar aan
zijn tweede lustrum toe als diri
gent van dit ensemble, zorgt on
getwijfeld voor een spirituele
aanpak.
Twee uitschieters dus op dit pro
gramma: Honegger en Kou
mans. Honegger, Zwitser van
geboorte, begon zijn studie in
Ziirich bij Friedrich Hegar, die
Duiits georiënteerd, zijn puplil
bekend maakte met Reger en
Richard Strauss. Honegger
rondde zijn studie af aan het
conservatorium in Parijs, waar
hij Milhaud ontmoette, met wie
hij toetrad tot de groupe de six,
een gezelschap dat sterk beïiv-
vloed werd door de ideeën van
Satie en Cocteau. Honegger
heeft zich echter gedistantieerd
van de „musique d'ameuble-
ment"-propaganda en ging
zajn eigen weg. In zijn beginpe
riode heeft hij mede invloeden
ondergaan van Schönberg en
Strawinsky, later zou hij zich in
een meer traditionele taal uiten.
Pastorale d'été dateert uit 1920,
uit zijn eerste periode, getui
gend van een levendig tempera
ment.
Rudolf Koumans, eens zelf fer
vent bestuurslid van Collegium
Musicum, een band die hij nooit
heeft los gelaten, schreef zijn
Vijf La Fontaine-fabels in op
dracht van de Johan Wage-
naarstichting. Het werk was
aanvankelijk bedoeld voor koor
en schooloricesL Hij voltooide
het in 1968, na een reis naar de
Dordogne waar hij de inspira
tiebron vond voor een muziek
bij het markante taalgebruik
van de dichter. Bij deze uitvoe
ring wordt het werk in zijn ge
heel ten doop gehouden, waar
van de derde fabel ,,Le lièvre
et la tortue" een Leidse pri
meur is. De andere delen wer
den al eerder uitgevoerd in
Bentveld. Sindsdien heeft Rudolf
Koumans nog wat aan de in
strumentatie gesleuteld, waar
door het karakter van een
schoolorkest-bezetting enigerma
te veranderd werd ten gunste
van een kamerorkestbezetting,
dit ondanks de toevoeging van
een trompet, bedoeld als een
(uiterste) concessie aan een ta
lentvolle trompetblazer. Over
elk verder gebruik van koper
sprak hij zijn ataboe uit omdat
het de klankkleur teveel zou
aantasten.
Het koor is 3-stemmig gezet voor
sopraan, alt en bariton, waar
van de twee laatste groepen eni
ge keren gediviseerd zijn. Te
genover het koor heeft de com
ponist een kleurige orkestbezet
ting geplaatst met de gebruike
lijke vierstemmige strijkers-
groep, voorts houtblazers (fluit,
hobo en klarinet), sopraan-blok-
fluiiten, piano-vierhandig en
slagwerk (triangel, xylophoon,
tamboerijn, kleine trom en bek
kens). De trompet wordt alleen
gebruikt in de eerste fabel „La
cigale et la fourml", en in de
vijfde „Le combat des rats et
des belettes".
Ter completering van de reeds
genoemde, nog de als tweede
gekozen fabel ,,Le corbeau et le
renard", die de componist een
andante en een driekwartsmaat
meegaf, en de vierde „La poule
aux oeufs d'or", een diepzinnige
aangelegenheid die door het
koor a capella wordt vertolkt.
Wat de luisteraar te wachten
staat is een puntig en met
esprit geschreven werk, waar
van de teksten een bron werden
voor kleine, verfijnd muzikale
grapjes, in de stijl zoals La
Fontaine die in zijn taal ge
bruikt.
Een reden om dit concert te gaan
beluisteren op 13 februari in de
Zuiderkerk.
WILLEM PRINS
('"i: ii iü],£;
LEIDEN Volgende week zater
dag treedt in het LAK.theater
cabaret Salvo op met zijn pro
gramma „Cartoon". In zijn
eerste programma's „Avond
kleding niet gewenst" en „Dat
kan je niet maken" stak Salvo
de actualiteit in het belachtelij-
ke. In Cartoonwordt vooral
de draak gestoken met de he
dendaagse nostalgie van de 20-,
30-, 40- en 50-er jaren. Vooral
in het gedeelte voor de pauze
wordt kolderiek de romantiek
en het amusement uit die jaren
door liedjes, scetches en slap
sticks op de hak genomen. Ca
baret Salvo bestaat ongeveer
3y2 jaar. Inge Tielman, opricht
ster en leidster van de uit ne
gen mensen bestaande groep
schrijft de teksten.
Cabaret Salvo met „Cartoon",
LAK-theater, 10 februari, aan
vang 20.15 uur.
RUDOLF KOUMANS de
componist van de vijf
fabels van La Fontaine,
studeerde aanvankelijk
Franse taal en letter
kunde aan de Leidse
universiteit. Zijn muzl-
kaal-artistieke aanleg
kon hij echter niet ver
loochenen en hij vertrok
naar het Koninklijk
Haags conservatorium,
waar hij bij Everhard
van Beijnum piano stu
deerde en theorie bij
Sem Dresden, Henry
Geraedts en LUrsen. Na
de dood van LUrsen,
volgde Rudolf Koumans
hem als theorieleraar
op. Hij is verder een
heel verdienstelijk alt
violist; ook zang heeft
zijn interesse, waarvoor
hij zich vervoegde bij
Rla Peters, lessen waar
over hij zich met de
meeste waardering uit
spreekt. Als componist
noemt hij zich, ofschoon
zijn theoretische scho
ling volledig is, autodi
dact. Hij heeft slechts
enige privélessen gehad
destijds van Sem Dres
den. Onder zijn compo
sities bevindt zich ook
een concert voor
beiaard en orkest, dat in
1958 op de Grote Markt
in Delft werd uitgevoerd
door de beiaardier Leen
't Hart en het Apollo-
muziekgezelschap.
LEIDEN Volgende week vrij
dagavond treedt do Engeliti» for
matie 'Unicord' op In het Kren-
tlef Sentrum aan de Breestraat,
aanvang 8 uur.
LEIDEN —In galérie Van der
Vliet hangen in februari en
maart schilderijen van Ben
Mone, wandkleden van Ans
Lempus, grafiek van Kees Hau-
wert en staan bronsplastieken
van Peter van der Meer en pot-
terie van Kees Hoogeboom.
WASSENAAR Vanmiddag is
de expositie van Adriaan Stahl-
ecker (schilderijen) en Gerda
Wijmans (keramiek) in kunst-
zaal „Heuff", Hoflaan 7, ge
opend. Bezichtigen ma. tot en
met za. van 10 tot 5 uur, di. van
8 tot 10 uur. De tentoonstelling
blijft tot en met 24 februari.
Zondag na afspraak, tel. 01751
2185.
LEIDSCHENDAM In „De
Schakel" in Leidschendam ex
poseren Peter en Pat Gentenaar
en Cockie Tolenaar. Openingstij
den: ma. van 13 tot 16.15 uur.
overige weekdagen van 11 tot
16.15 uur en do. ook van 20.15
tot 21 uur.
Peter Gentenaar volgde de Vrije
Academie, kreeg een studie
beurs voor Milaan en behaalde
daarna zijn ..master degree"
grafiek in Califomië. Zijn vrouw
Pat komt uit San Francisco
waar ze tot 1971 studeerde. In
Holland bezrcht ze de Vrije
Academie. Cockie Tollenaar stu
deerde in Breda monumentaal
en grafiek. In Leiden werkte zij
onder Fer Hakkaart en als de-
coratrice bij V en D.
Flexibele „lichaamsvrienden"
Leiden „Ik ben eigenlijk een
ontwikkeling dan het doormaken
van harde naar weke sieraden,
naar „lichaamsvrienden". Vroe
ger was mijn werk strak in ma
teriaal en vorm: aluminium
buizen aan elkaar gelast, zodat
een onbeweeglijke armband met
scherpe hoeken ontstaat, Nu ex
perimenteer ik met rubberen
sieraden, in verschillende kleu
ren en vormen. Ze gaan met de
bewegingen van het lichaam
mee, ze zijn eigenlijk een orga
nisch verlengstuk."
Terwijl Frans van Nieuwenborg
dit vertelt, speelt hij met een
geel strookje rubber dat een sie
raad moet worden. Het is even
wennen. Alle traditionele ken
merken van glinstering, geld
waarde en „heilige" schoonheid
ontbreken. De rubberen arm
band die Frans Iaat zien staat
dichterbij, is aardiger en speel
ser niet „mooi". De verkoop
ervan begint op gang te komen.
„Ik probeer een sieraad te ma
ken door de vorm, niet door de
materiaalwaarde. Er zijn ge
noeg mensen die goede zilveren
en gouden sieraden maken. Dat
sieraden smèden, dat kan ik
niet. Mijn taak is aan het expe
rimentele richting te geven."
Van oorsprong is Frans van Nieu
wenborg industrieel ontwerper.
Na zijn opleiding aan de acade
mie in Eindhoven, ging hij naar
Denemarken. Door zijn contac
ten met een zilversmid daar,
ging hij zich steeds meer inte
resseren voor het sieraden-vak.
Zijn eerste werk was een ont
werp voor de trouwring van
hem en zijn vrouw Marie. Toen
bleek dat zijn sieraden bij hem-
ze'f en de kopers aansloegen
Na de „inwerkperiode" in Dene
marken ging hij in Leiden wo
nen. Via reeds gemaakte con
tacten, kwam het werk steeds
meer op gang en nu is het ont
werpen een (meer dan) dagtaak
geworden. De overgang naar de
„lichaamsvrienden" is geleide
lijk gegaan. „Ik speel en van
zelf ontstaat een nieuwe moge
lijkheid. De vierkante buizen
armband zaagde ik door en de
vier delen bevestigde ik aan el
kaar met flexibele delen (elas
tiek). Zo verdween langzamer
hand de starheid.
Nu ben ik bezig de rubberen sie
raden te vervolmaken, de bub
beltjes enzo eruit die er door
het gieten ingekomen zijn. maar
ik blijf ook bezig met aluminium.
Frans giet het rubber zelf van
een latex-ammonia oplossing in
een gipsvorm. De kleur mengt
hij door de vloeistof. „Ik blijf net
zo lang werken tot het perfect Is.
Het idee is er, de uitwerking
kan nog maanden duren."
Over het unieke van een object
heeft Frans van Nieuwenborg
duidelijk omlijnde ideeën. „Een
sieraad is uniek door zijn vorm,
door het materiaal, door de be
doeling de er achter zit. Niet
doordat het een eenling is. Een
„unica" is niet belangrijk."
Hij heeft er dan ook geen be
zwaar tegen dat zijn ontwerpen
fabrieksmatig uitgevoerd wor
den. Integendeel. „Mijn siera
den zjjn prima massa-produk-
ten. Serie-werk trekt het geheel
'n beetje uit het heilige huisje,
dat is een vorm van socialise
ring van deze kunstuiting. Bo
vendien kan de machine dingen,
die ik zelf niet kan. Je moet
daar ook naar zoeken, wanneer
je met macuines weiKt, ze een
eigen taal laten spreken, ze
goed instrueren."
Een groot probleem voor Frans
van Nieuwenborg is de ruimte.
Een onbewoonbaar verklaard
pandje aan de Langegracht
heeft hij zelf verbouwd en opge
knapt. „Het lijkt heel wat en de
mensen denken ook, geloof Ik.
die zit daar wel goed. Maar de
accommodatie is ontzettend
slecht. Ik kan hier geen machi
nes kwijt, die ik gewoon nodig
heb om bijvoorbeeld aluminium
te zagen. Ik zou een oven moe
ten hebben om plastic te smel
ten. Hier kan dat niet, dat geeft
verschrikkelijke stank en dam
pen. Of de verdeling van ate-
iierruimte een zaak van het
stadsbestuur is, weet ik niet. Ik
weet ook niet wat voor criteria
ze in Leiden aanleggen en of er
ruimte is. Dit beleid is zeer on
duidelijk. Misschien zou er ook
wel meer solidariteit moeten
zijn onder de Leidse kunste
naars."
Frans van Nieuwenborg op zijn dakterras: armbandloos