KLEINE ELLY DIE ZO GROOT IS VOOR DE VROUW MEDISCHE RUBRIEK Ziekten en ethnische factoren VRIJDAG 26 JANUARI 1973 LEIDSE COURANT PAGINA II ELLY VAN STEEKELENBURG Als ik haar door de telefoon vraag mij met haar nieuwe elektrische auto van het sta tion te komen halen zegt ze: „Nee. daar durf ik nog niet al leen in te rijden. Voorlopig moet Dicky (pleegzoon) naast me zitten. Die zegt: „nou rem men, nou gas". Ik heb toch geen rijbewijs", (ze mag ook niet meer dan 20 km. per uur rijden). Ze stuurt een taxi en staat me voor „De Zwaluw", klein wit huis met stroodak tussen de Breukelse Straatweg en de Vecht op te wachten. Elly van Stekelenburg (71) in de kou, zonder jas, in een paars met wit en bruin zijden tricot tuniekpak. Zo loopt ze van binnen naar buiten, steeds babbelend, soms het hoofd met het kort afgesneden witte haar achterover gooiend in een bul derende lach. Ze sproeit le venslust. Ik moet het witte wa gentje zien in de garage, ge kocht voor 4500,- uit de ge veilde Floriade inboedel. Een soort ijscokarretje met een knots van een energiebak ach terin, die elektrisch kan wor den opgeladen door een „gelijk- richter", vierkant blok met knoppen en schakelaars dat voor lange afstanden zelfs kan worden meegenomen in de auto om bij te laten. Nu staat het naast de witkar waarvoor raadslid Schimmelpenninck uit Amsterdam pleitte als oplos sing voor de luchtvervuiling. Later zal meneer Slop van het bedrijf in Spijkenisse waar het eerste electrische personenau- tootje in Nederland is opge knapt na het tremmen met de bezoekers over het bloemen tentoonstellingsterrein, mij vertellen dat deze vervoermid delen horen bij de toekomst plannen van grote steden als Den Haag, Utrecht, Rotter dam, die 50 jaar bestrijken. Deze gemeenten willen de bin nenstad ontsluiten voor elec- trisch transport: bussen en au to's, die 50 km per uur rijden. Benzinestations moeten batte rijstations worden. In Duits land en Amerika is men al be zig grotere energieleveranciers te bouwen. Over heel de we reld, Japan incluis zijn bij deze projecten grote autocon cerns betrokken. Nederland doet mee in het klein. Reeds tuffen melkmannen, bakkers en rijdende kruideniers elektrisch gedreven door de buitenwijken. Spijkenisse verkoopt duizenden van deze karretjes en gaat nu de productie van auto'tjes voor particulieren bekijken. Elly van Stekelenburg heeft school gemaakt. „De telefoon staat niet stil" (Elly) Over het pro bleem „luchtvervuiling". „Om die nu speciaal tegen te gaan heb ik mijn karretje niet ge kocht. Ze kunnen me wel idea lisme aanwrijven, maar ik verdien geen aureooltje. Ik heb 't louter voor m'n gemak. Ik was altijd van anderen afhan kelijk om me van- en naar het station te brengen als ik spe len moet. Soms stond ik om 2 uur 's nachts te trappelen van ongeduld. Taxi's zijn ook een ellende. Die komen dan weer niet op tijd. Nu tuf ik straks lekker alleen door Breukelen of naar Loenen, langs de Vecht. Het kost me haast niets. Stekkertje insteken in de garage, opladen. Voor een paar dubbeltjes rijd ik 45 km. Terwijl we op de groene ronde bank zitten, die cirkelt om een ronde tafel (in het midden van .de kamer een beeldig spinet, dromend van voorbije eeuwen) stoeien en dollen drie handen, een grote en twee piepkleine, onbezorgd om ons heen. Ze be straft. beknort, liefkoost, duwt en vleit ze, maar ze kijken hartveroverend lief, baasjes in huis over een vrouw die de warmte van haar hart graag kwijt wil. Aan Dicky, die op de Autoschool zit („ik zei toen ik weer alleen was „ach jongen, als jij nou voor mijn lampjes zorgt, wat in huis knutselt en helpt hij is reuze handig kom da gezellig hier wo nen"), haar dieren. Driemaal getrouwd met tonelis ten (Jan Mulder, Ko van Dijk, Hans Culeman) haalt ze herin neringen op uit haar rijke le ven van één der groten op het toneel. Gretig pratend, inha kend op een enkel woord bui telt ze van het ene verhaal in het andere. Over tournee's met Jan Mulder in 1922/'23 in Indië („we gingen de hele Archipel door met 68 stukken"), het maken van eigen décors op kleine Indische toneeltjes, acht open doekjes voor „Een maand op het land" met Co- media in Holland: het samen werken met Hubert Laroche in België („de grootste acteur die ik ken"), Cor Ruys met zijn blijspelrepertoire in 1934, acti viteiten met de groep „Test", Studio Theater, Rotterdams Toneel, dat haar uitleende aan het Amsterdams Toneel voor haar jubileumrol (50 jaar ac trice, 1971) in „Interieur" (be werking van Claus' roman „Omtrent Deedee"); linten met „voor kleine Elly, die zo groot is" erop; de Van Dal- sumprijs, de Theo d'Or; de films „Pygmalion", „Het mes", „Plantage Tamarinde". Verhalen van geluk, hard wer ken, succes, verdriet, een zaamheid. „Na de scheiding van Ko van Dijk in 1950 vroeg Hans Cule man of ik met hem wilde trou wen? Maar hij was twintig jaar jonger dan ik. „Ga eerst maar eens tien jaar wachten", zei ik. „Als je dan nog met me wilt trouwen, best. Nou, in 1960 stond hij met een bloeme tje voor me. Toen we na aller lei huizentoestanden (we had den allebei een huis dat we moeilijk konden opgeven) in 1964 eindelijk wilden trouwen heeft Fred Sterneberg me te ruggehouden (heeft ze tijdens de oorlog met Ko van Dijk, Mary Drseselhuys. Wim Sonne- veld, Henriëtte van Eijk, e.a. huisvoorstellingen mee gege ven). Ik ontmoette hem toeval lig. „Pak eens een papiertje", zei hij, „en reken 'ns uit. Over zoveel jaar krijg je AOW. Hans is 20 jaar jonger, dan moet je wachten", (haalt de schouder op) „Toen dacht ik: „we zijn jarenlang het gelukkigste stel van de wereld geweest. Wat kan 't schelen? Iedereen kent ons toch als echtpaar". Sinds 2V£ jaar is ze weer al leen. „Ik heb besloten niet on gelukkig te zijn. Geluk met m'n hondje (Vosje die overal mee naar toe gaat) heb ik al tijd. Altijd heb ik een man naast me gehad. Altijd iemand verzorgd. Gezellig ontbijtje ge maakt. Het is nu ook wel eens fijn 's morgens het eerst de krant te lezen. Eindelijk eens eigen baasje. Ik ben altijd het lieve vrouwtje geweest. Nu hoeft het niet meer. Ik heb een boot gekocht voor op de Vecht, een speedboot. En ik heb veel Elly met haar hond in de witkar vrienden, veel mensen om me heen." Diezelfde mensen die met Kerstmis 1972 in haar huis zonder gastvrouw zaten. Haar he!e gezelschap moest met „de Meid" van Heyermans invallen voor „De Vossenjacht", ook van het Amsterdams Toneel. „Ik had alles in orde voor 11 gasten. Maar toen most ik in eens spelen. Nou ja, ze hebben me 's nachts opgehaald van de trein. Toen hebben we hier verder gefeest". Hoe ze de functie van het to neel ziet in de veranderende wereld? „Stukken spelen die an ders zijn dan vijftig jaar ge leden, zoals er altijd beweging in het toneel is geweest. Ik was de eerste die in Nederland Pinter en Ionesco bracht. Met „Test" speelden we „Da Kale Zangeres" van Iionesco om 12 uur 's nachts, na ons gewone werk. Zomaar, voor plezier. Kees van lersel regisseerde. Dat was toen baanbrekend. Wat is haar mening over de Barend Servetshow? Ook baan brekend? ,,Ik vind die walge lijk en burgerlijk. Esthetisch bloot is niet erg. In het Lido in Parijs erger ik me niet. Een vrouwenlichaam is niet vies. Maar zoals het daar gebracht wordt is het afgrijselijk. En dan komen ze nqet poep en pies. Als je zo infantiel wordt waar blijf je dan? Ik begrijp het niet. Ik heb prachtig werk gezien van de VPRO. Maar ik was stomverbaasd over dat programma. Perplex. Ik dacht, ze moeten er iets mee bedoe len. Ze willen de vuiligheid aan de kaak stellen. Dat zei den m'n collega's ook. Als je kind zulke woorden gebruikt en je zegt: ,,ruik eens hoe vies dat is" dan zit er opvoedende waarde in. Die jongens ken nende denk ik dat dit de diepe re achtergrond is, maar het gaat te ver. Ik ben het eens met de berisping van de minis ter." '„vindt u dat er verschil is tus sen publiek meeslepen en pu bliek schokken?" „Een stuk heeft altijd een schok nodig. In „Interieur" maakt die jongen zich aan het eind van kant. hoort erin. In ..de Brakke Grond" ging „The family l" van Lodewijk de Boer (schrij ver en regisseur). HThe Fami ly II" heb Ik ook gezien. Het is de bedoeling dat er meer in Families volgen maar ze zijn nu pas aan II. Er gelmuren al lerlei rare dingen in. maar die zijn functioneel. Het stuk speelt in de pandenkrakers, die kinderen zonder een enkel ideaal. De scheldwoorden, zoals klootzakzijn niet van de lucht. En dan zit ik daar met mijn Katholieke vooroor delen" („ja ik ben Katholiek opgevated, ik heb een heleboel heerooms"). Ik zit er adem loos naar te kijken. Het is le vensecht. Maar het moet goed toneel zijn. Dat is wat anders dan dat een stelletje staat vies te doen. Mijn voorkeur gaat niet uit naar lief, braaf toneel of cabaret, maar naar eerlijk heid. er is weer jeugdsentiment in de kleine kunst. Denk u maar eens aan Gerqrd Cox met zijn succes: nummer „Toen was het geluk nog heel gewoon",. Is dat ook zo bij toneel.„Feite lijk wel. Kijk nou naar „de Meid". Het speelt in een tijd dat de meid nog moest kloppirn en in de keuken eten. Nel Kop pen (de meid) is geweldig, een natuurtalent. Ik ben haar zus ter die op visite komt, samen vieren we dan in de kamer van meneer en mevrouw feest stomdronken. Vroeger zaten de mensen te schelden op die meid, nu gillen ze erom. maar succes is verzekerd. Heyer mans is bijna klassiek.üU „Ge looft u dat je de mensen via die randgebieden warm kunt maken voor echt klasiek. zoals bijvoorbeeld „De Misantroop" van Molire dat de Haagse Co- medie nu speelt"?.„Ach, men sen blijven toch zoeken wat ze willen zien. Behalve bij de abonnementen, dan weten ze soms niet eens wat ze te zien krijgen. Het is geen eigen keus. Een vreemde vraag. De mets te mensen zijn wel ergens bang voor. Waarvoor bent u bang?. „Bang" (nadenkend, een beet je van haar stuk gebracht) „Bang nee, ik geloof dat ik nergens bang voor ben.Mijn broer is gestorven aan leukae- mle, mijn zuster Is gestorven aan leukaemie. Maar bang, nee. Ik ben eigenlijk ook niet bang voor ziektes. Ik ben als de boeren, ik zeg als het komt gaat 't vanzelf weg. En nis i een keer amechtig dde trappen op moet klimmen, nou ja, dan accepteer ik dat. Wat komen moet dan komt. (leunt achter over op de bank en krijgt een ingeving) „Gunst ja. nou weet ik waar ik bang voor ben. Vos je is eens een keer door de voordeur naar buiten geslipt naar de overkant van de straatweg. Ik riep. Vosje?. Van links en rechts kwam een auto „Ik sloeg de handen voor m'n gezicht Ja. toen ben ik bang geweest. Waarachtig bang?" Tiny Francis. VROUWELIJKHEDEN Door Den Haag geslenterd en gezien bij Louzac Boutiek (Queens 3): wollen etamine rok met platte plooien. Alle kleurtjes die er maar bestaan op zwart fond Bijpassende wollen jersey blouse in een van die kleurtjes. Een idee! Verder: „dominoroos" half zwart half witte crêpe roos; bloedkoralen broche van kapit telstokjes, uitschietend als de stralen van een zonnetje, „gou den" steel en „smaragd" blaadjes; collier van imitatie kornalijn, de bolletjes hele maal bezet met diamantjes. Voor een vlug borrelhapje komt Haust met een nieuwtje: „Snack cups", heel kleine bak jes om lange tijd tevoren te garneren met iest fijns. Ze hebben een opstaand randje. Even op het bakblik in de oven verwarmen voor het vul len met bijv. ragout. Meer dan honderd jaar gele den verscheen „Origin of Spe cies", het geniale boek van Charles Darwin, de vader van de wetenschappelijke evolutie leer. De basis van zijn leer was dat alle soorten van leven de wezens zich buitengewoon konden aanpassen aan hun leefmilieu. De natuurlijke selectie zuiver de de minder aangepasten uit en bevoordeelde diegenen die zich het best aan hun omge ving konden aanpassen. Toch biijit iedere aanpassing gebrek kig- Tienduizenden diersoorten zijn reeds verdwenen van onze pla neet omdat hun aanpassings vermogen hen in de steek liet. Erfelijke afwijkingen komen pen. Het feit dat het mensdom tol nu toe alle ziekten, oorlogen, milieubevuiling en concurren tie van andere soorten over leefd heeft, wijst echter op een opmerkelijk aanpassingsver mogen. Infectieziekten, de plaag van vorige eeuwen, werden dras tisch teruggedrongen door anti biotica, vaccinaties en hygiëni sche maatregelen. Toch zijn de ziekten niet verdwenen. Het is alsof ook de ziekten een sterk aanpassingsvermogen bezitten waardoor ze erin slagen de mens telkens opnieuw in het nauw te drijven. Tyfus, chole ra. pest en pokken hebben nu de plaats geruimd voor hartin farct, suikerziekte en kanker. Deze nieuwe „killers" maken het ons niet gemakkelijker dan hun voorgangers. Tot op heden hebben ze weerstaan aan alle genetische en geneeskundige onderzoekingen en ontdekkin gen. Kanker blijft nog steeds het zelfde veelarmige monster van vijftig jaar geleden en het hart infarct is een nieuwe gesel voor het mensdom, waar we stilaan mee leren leven. Sui kerziekte, in 1900 op de 27ste plaats van de doodsoorzaken van de Metropolitan Life Insu rance Company, was in 1950 reeds opgeklommen naar de derde plaats. Hebben deze nieuwe ziektenpa- tronen misschien iets te maken met onze nieuwe levenswijze. omdat er duidelijke verschillen worden vastgesteld bij landelij ke en ge-urbaniseerde bevol kingen? Wat Is de Invloed van de ml- lieufaktor en wat kan even tueel toegeschreven worden aan erfelijke ethnische ken merken? Zuid-Afrika is zeker een ideaal land om zulke vragen te beant woorden. Er leven daar im mers verschillende ethnische groepen zoals blanken. Afrika nen, Aziaten en Bosjesmannen. De meesten hebben, tengevol ge van de speciale sociale om standigheden, hun eigen le venswijze behouden en verto nen dan ook hun eigen ziekte- patronen. Anderzijds gaat de urbanisatie er ook snel vooruit. zodat men ook de veranderin gen van de verschillende ziek tepatronen onder invloed van de verstedelijking goed kan volgen. Dit maakt Zuid-Afrika tot een uniek land dat kan dienen als een groot laboratorium te vel de v -or allerhande epidemiolo gische waarnemingen en on derzoekingen in het kader van de vergelijkende geneeskunde. Zo kan men vaststellen dat de blanke bevolking in Zuid-Afri ka zeer onderhevig is aan hart infarct, terwijl de Afrikaan, zolang hij niet in de steden ,gaat wonen, praktisch ge- snaard blijft voor deze aandoe ning. Eenmaal ge-urbaniseerd verandert ook bij de Afrikaan het ziektebeeld. Dit wijst erop dat de ethnische factor, m.a.w. de erfelijke aanleg, niet zulk een doorslaggevende rol speelt als men steeds gedacht had. Sinds het begin van deze eeuw is het sterftecijfer door kankei in de Verenigde Staten sterk toegenomen. Dit is zeker ge deeltelijk te wijten aan de verminderde sterfte door infec tie-ziekten en tuberculose. Maar de plotselinge stijging van de kanker bij de negerbe volking gedurende de laatste twintig jaar kan er niet dcor uitgelegd worden. Sinds 18 jaar nam de kankersterfte bij negers toe met 32 pet, terwijl de sterfte gedurende dezelfde periode bij de blanke bevol king slechts toenam met drie Men stelde ook vast dat de blanke bevolking gemakkelij ker leukemie, ovariumkanker of huidkanker kreeg, terwijl de negerbevolking een „voorkeur" had voor kanker van de lever, slokdarm, maag, baarmoeder. In 1949 was de kankersterfte bij de negers nog acht pet lager dan bij de blanken. In 1967 was ze echter 18 pet hoger. Ook hier scheen de milieufac tor het gehaald te hebben op de ethnische factor. Blijkbaar waren de negers gedurende deze periode meer blootgesteld aan kankerverwekkende stof fen in de omgeving, hetzij door hun werkomstandigheden, het zij door het feit dat ze in woonwijken leefden met extra- hoge luchtverontreiniging.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 11