KERSTVERHAAL DOOR
ANTHONY VAN KAMPEN
LEIDSE COURANT
laatsen-gemeenschap was, en vroeg wat me naar
Paricatuba bracht.
Ik zei: „Is hier iemand, een patiënt, die Rosalvo
da Silva Santos heet, senhor?"
Hij keek me peinzend aan en het duurde enige
tijd eer hij antwoordde. Toen zei hij: „Rosalvo,
die is al drie jaar geleden gestorven". „Weet U
misschien wat er van zijn vrouw, Reimunda, is
geworden?" De armzalige burgemeester knikte
droefgeestig. „Ze leeft nog". „Waar, burgemees
ter?" „Hier, padre, bij ons". Ik dacht door de
grond te zinken, en ik weet zeker dat de man die
zich daar burgemeester noemde gemerkt heeft
wat er in me omging.
Ik zei, naar woorden zoekend: „Hier, tussen de
melaatsen? Is ze hier?" „Ze ds niet ongelukkig,
padre. Wilt U haar bezoeken?" Ik knikte en de
prefeito van Paricatuba voerde me via enkele
duistere, door vocht en schimmel aangetaste gan
gen naar een soort zaal, waar in de schemering
op de grond en op houten stellages mensen lagen.
Restanten van mensen. Een schokkend beeld.
In een hoek van die zaal zat een vrouw op de
grond. Ze.zat wezenloos voor zich uit te staren
toen ik haar naderde. Ze draaide zich langzaam
om en ik zag haar gezicht. Het was zwaar ge
schonden door dé ziekte. De ogen waren leeg en
diep verzonken in de kassen. Haar haren waren
lichtgrijs en op sommige plaatsen was ze kaal.
Haar neus was misvormd. Deze vrouw was bezig
van mens tot monster te worden. En ik wist, ik
wist dat het Raimunda was. Nee, dit afzichtelijke
wezen was Raimunda niet! Het was haar schim.
Zo snel kon dé ziekte dus een lichaam verwoes
ten. Zo snel kon schoonheid veranderen in zoiets
huiveringwekkends als dit wezen!
De burgemeester zei iets tegen haar en ze leek te
ontwaken. Op dat moment liet de burgemeester
ons alleen. Ze keek me heel lang aan. Knipperde
met haar verduisterde ogen en trok de lange,
smerige rok verder over haar magere, stakige
benen, die vol rose infectieplekken zaten. Heel
haar lichaam droeg de signatuur van de naderen
de dood.
Ik hurkte, al m'n moed vergarend, bij haar neder
en vroeg: „Raimunda, ken j"e me nog?"
Ze boog haar hoofd dat gruwelijke masker
iets naar me toe en keek me strak aan. Even la
ter gleed er een spoor, een schaduw van een
glimlach over haar gezicht. Ze knikte en zei met
een schorre, mij vreemde stem: ,,U bent de pa
dre, bent u eindelijk teruggekomen?"
„Raimunda", zei ik hoewel m'n mond kurk
droog was en ik nauwelijks in staat was te spre
ken „ben je met Rosalvo meegegaan?".
„Ja, padre, maar hij is dood".
„Ik heb het gehoord, Raimunda, maar waarom
heb je dit gedaan, waarom ben je met hem mee
gegaan naar Paricatuba? Jij was toch ge
zond?" „Ja, padre, ik was gezond, maar ik kon
hem toch niet alleen laten gaan? Er was nie
mand anders die voor hem kon zorgen".
„En je kinderen
„Ze hebben het goed bij Rosalvo's ouders, het
ontbreekt ze aan niets, padre".
„God, Raimunda, hoe heb je dit kunnen doen!
Dit is toch zelfmoord. Dit had je nooit mogen
doen".
„Ik moest het doen padre. Hoe dikwijls hebt u
vroeger zelf niet gezegd dat de liefde alles over
wint. Ja, dat hebt u toen vaak gezegd. Ik heb er
geen spijt van met hem meegegaan te zijn".
„Wat had het voor zin, Raimunda, om iemand
als Rosalvo, die je.
Ze schudde een beetje ongeduldig haar hoofd en
viel me in de rede: „Hij moest toch gered wor
den, padre? En hij is gered, kort voor zijn dood.
Nu zingt hij in de hemel voor de Heer". Aldoor
dacht ik: droom ik dit, is dit een nachtmerrie, of
beleef ik het werkelijk? Maar ze zat daar voor
me, de schim van Raimunda, en ze sprak met
me. Toen zei ik: „Raimunda. het is verschrikke
lijk wat je hebt gedaan. Je weet toch wat ik je
vroeger zo vaak gezegd heb: ga weg, neem je
kinderen mee, en begin ergens een ander leven.
Rosalvo vernietigt je". Opnieuw gleed de scha
duw van een glimlach over haar mismaakte ge
zicht en ze antwoordde: „Dat hebt u gezegd, pa
dre, maar u weet ook dat het huwelijk een sacra
ment is. Dat wil zeggen: iets heiligs. Daarom ben
ik met hem meegegaan. „Alleen om die reden,
Raimunda?" „Nee, niet alleen daarom. Ook om
dat ik hem lief had. Ik wilde alles doen om hem
te redden. Hij is gered, ik weet het zeker". „Hoe
kun je dat zo zeker weten, Raimunda?" „De
Heer en de Maagd hebben na zijn dood in mijn
hart gesproken. Er is dus geen twijfel aan zijn
redding". Ik bleef zwijgen, langer dan een mi
nuut denk ik. Toen zei ze: „Ik heb van niets spijt
gehad, papai, nog geen dag, nog geen uur. Ik
was erg gelukkig dat ik bij hem mocht zijn in
zijn uiterste uur. En te weten dat hij niet verlo
ren was. We waren allebei heel gelukkig in dat
uur. Dat waren de Heer en de Maagd ook, denk
ik. Want zo wilden ze het. Maar dat zult u, die
hen zo nabij staat, beter weten dan ik". Ik voelde
„Ik deed iets, dat ik daarvoor beslist niet zou hebebn durven doen Ik legde mijn handen op haar hoofd"
me duizelig worden en wist dat ik gee-- woorden
meer ter beschikking had. Er ware- duizend,
tienduizend woorden te bedenken, maar niet één
leek bruikbaar in deze situatie, die ik tegelijk als
absurd en heroïsch onderging, onmenselijk en bo-
ven-aards. Voor het eerst in m'n bestaan als
priester ontdekte ik, in dit hol, de volmaakte lief
de. zowel de christelijke als de menselijke. Ik er
voer het als een even verschikkelijke als grootse
ervaring. Ik ervoer echter ook nog iets anders:
het gevoel op alle punten gefaald te hebben. Het
besef van m'n menselijk tekort. Ik was in ieder
opzicht tekortgeschoten. Ik had me als de leraar,
de raadgever, de alleswetende, voor elke situatie
'n oplossing bij de hand hebbende priester voorge
daan, maar niet ik maar z i j had in de praktijk
gebracht waarover ik alleen maar gepraat had.
Met woorden, woorden. En met niet méér dan
dat.
Wat mij een zo extreem, een zo totaal overbodig
offer had geleken - het offer van haar leven ter-
wille van een misdadiger - was voor haar een
daad van normale vanzelfsprekendheid geweest.
Zij bracht de liefde in de praktijk. De liefde,
waarvan ik niets begrepen had. Die ik niet ge
kend had, nooit begrepen tot dit moment, in het
stinkende, smerige Paricatuba. Waarin ieder die
daar verbleef de eindeloze dias das trevas - de da
gen der duisternis - beleefde. Nee - niet iedereen.
Niet Raimunda! Voor haar waren de dagen licht.
Omdat ze zichzelf al lang geleden overwonnen en
waargemaakt had. Als stralend voorbeeld van
een mens die zich in de meest letterlijke beteke
nis van het woord voor een ander offerde.
Ik keek naar haar en dacht: als er. nu nog, In
deze tijd, op deze wereld, heiligen opstaan, dan
moet zij, Raimunda, er een van zijn. Hoewel ze
dat zelf nooit zou beseffen. Omdat ze, als armza
lige analfabete, van dat soort hooggestemde ge
dachten geen notie had.
Ik nam snel afscheid van haar, wetend dat ik
haar nooit meer zou ontmoeten. Het ziekteproces
was al veel te ver doorgewoekerd. Haar restte
nog een jaar, misschien iets meer. Dan was haar
lijdensweg voltooid, hoewel ze die weg zelf niet
als zodanig onderging. Omdat er teveel liefde in
haar hart was. Er was in haar hart geen ruimte
voor iets anders. Het was werkelijk boordevol
liefde.
Ik keek haar lang aan eer ik heenging. Om dat
beeld te bewaren, vast te houden voor later. Ik
wist dat ik 't nodig zou hebben. Wat dar onder me
neerhurkte was de grote, levende les in m'n le
ven. Hij was wél laat gekomen, maar misschien
nog net op tijd. 't Laatste wat ze me vroeg was:
„BengAo, papai - geef me de zegen, vader".
Ik gaf haar wat ze me vroeg. Ze keek me ver
heugd en tevreden aan, en toen deed ik iets dat
ik daarvoor beslist niet zou hebben durven doen.
Ik denk dat ik het ook deed omdat ik me
schaamde voor mezelf, over m'n falen. Ik legde
m'n handen op haar hoofd. En geloof me, vrien
den. ik onderging dat in dit moment allerminst
als een daad van moed en zelfoverwinning, om
dat ik me de schuld die lk aan haar had reali
seerde. Aan haar, die alleen maar de uiterste
konsekwentie van geloof en liefde in praktijk had
gebracht, en dit als de meest normale zaak ter
wereld beschouwde. Ze redde een verloren mens;
een misdadiger, een sadist een bruut. In ieder op
zicht een on-mens. Verloren voor de wereld, ver
loren voor de hemel, en verloren voor de priester
die hem had afgeschreven toen hij hem juist het
meest nodig had. Maar zij verbond haar lot aan
het zijne, en wat dat wil zeggen kunnen alleen zij
beseffen die weten wat Paricatuba betekende:
uitsluitend dagen-der-duisternis. Behalve voor
haar. Raimunda. die zélf licht was, een ster stra
lend in de duisternis yan een onmenselijke hol op
de oever van de Rio Negro.
Ik heb me nog eenmaal oomgedraaid, nadat Ik
ven. Een houding die een Rodin tot een
en zo, in die houding, is ze me sindsdien bijgeble
ven. Een houding die een die een Rodin tot een
beeld zou hebben kunnen inspireren. Het beeld
van een onbekende heilige? In elk geval van een
„heroina", een heldin, of van de anonieme anal
fabete van Amazonas.
Tussen de bomen en de wild opschietende vegetatie de sombere muren van Cidade da Dor, de stad van de pijn, zoals de melaatsen die plaats noemen
Die avond kwam ik laat in Manaus aan. De dag
daarop deed ik de mis in de kerk. Het was Kerst
mis, en ik had het erg moeilijk. Het beeld van
Raimunda stond levensgroot voor me. Het zat in
me. Het liet me niet los, niet voor, niet in en niet
na de mis. Zeker is dat ik een flink stuk zelfver
zekerdheid in Paricatuba was kwijtgeraakt. Ik
moest, wist ik. opnieuw beginnen, als jullie be
grijpen wat ik bedoel. En dat zal wel.
Dit is het verhaal van Rosalvo. de misdadiger, en
van de in haar jeugd beeldschone Raimunda, die
beiden door de lepra vernietigd werden. Straks is
er gezegd, toen we voorbij Paricatuba voeren:
als deze muren eens spreken konden. Dat zou
voor velen een gruwelijke ervaring zijn, dat is ze
ker. Maar ook een leerzame, een nuttige, al was
het qlleen maar om van onze aangeboren tjdel-
heid verlost te worden en weer de weelde van
de twijfel te veroveren. Hetgeen ook voor pries
ters geldt. Misschien wel vooral voor hen."
Padre José zweeg. Het was nu geheel avond ge
worden en de eerste vuurvliegen vibreerden In
het verduisterde als één geweldige massieve
schaduw op de oever verrijzende oerbos. Er wa
ren bomen waarin er zoveel zaten, dat het was
alsof ze aangestoken waren. Binnen een uur zou
den we het doel van de reis, Manaus, hebben be
reikt.
Padre José stond langzaam op. Hij keek naar z'n
jonge collega. Roberto, en zei* „JIJ bent daar
nooit geweest, in Paricatuba. In de tijd dat het
nog bewoond was?"
„Nee", antwoordde Roberto, „het was al verlaten
toen ik hier kwam". „Dat is dan jammer voor je,
Roberto. Je had er iets kunnen leren van het lij
den van mensen, die a doenga, dé ziekte, hebben.
Dat is werkelijk heel leerzaam. Zeker voor jonge
missionarissen, die denken dat ze het leven, de
wijsheid en de liefde in hun zak hebben, zoals ik
indertijd, maar die m feite niet veel meer zijn
dan pseudo-wijsgeren en volgepropte boekenkas
ten. En vooral grote praters. Kom, ik ga me een
beetje opknappen eer we in Manaus zijn. Ik wil
er niet als een halve wilde uitzien met Kerstmis.
Kijk die bomen op de oever eens! Net kerstbo
men. Als ik me niet vergis ruik ik de sneeuw van
Manaus ook al!"
Hij verdween naar het aohterste gedeelte van de
boot, en ik zag dat de ogen van Roberto, de jon
ge priester, hem volgden. Ik zag ook de manier
waarop hij hem nakeek. Ik kon er op zweren dat
hij moeite had met het verhaal van dc oude man
die zojuist door de duisternis was opgenomen.