Nederlandse
kunst
:JW
Literatuur steeds in impasse?
In een anekdote betrapt
In de Tijdschriften
ZATERDAG 23 DECEMBER 1972
LEIDSE COURANT
PAGINA 11
in Sovjet-Unie
voortreffelijk
beheerd
i
■f'
„Vervolgens heeft hij, ik ver
nam daarvan iets bij geruchte,
een omvangrijk doek onderhan
den, over hetwelk hij nu lange
tijd doende is geweest, waarop
enige grote naakten zouden
voorkomen en dat al zijn voor
gaande werken met de pen
zou overtreffen. Ik heb er ech
ter het ontwerp niet van gezien,
zoals wel behoorde om er iets
zekers van te schrijven. Maar
hij laat zijn werk node aan
iemand zien in onvoltooide staat,
terwijl hij het daarentegen ieder
een die wil toont, wanneer het
af is. Hierin en in andere opzich
ten gelijkt hij de voor
treffelijke Michel Angelo. Ik
geloof niet, dat iemand zo vast
en zo vaardig is, dat hij als
Goltzius, in staat is een figuur,
ja een ganse historie, zonder
iets te schetsen ineens op een
dergelijke volkomen wijze, met
de pen op te zetten en zuiver en
met zoveel talent te voltooien.
Hiermede laten wij Goltzius als
begaafd werker met de pen rus
ten, en hem verder als koning in
die kunst zijn gang gaan..."
Dit schreef Carel van Mander
in zijn Schilder-Boeck, dat in
1604 uitkwam. In datzelfde jaar
voltooide Hendrick Goltzius de
tekening waarvan Van Mander
vermoedde dat zij al diens voor
gaande werk zou overtreffen.
Die tekening —Bacchus, Venus
en Ceres werd in de 18de
eeuw door I. I. Betskij, direc
teur van de Academie van Beel
dende Kunsten te St.-Peterc-
burg in Haarlem gekocht en is
sindsdien Rusland niet meer uit
geweest. Maar momenteel is ze
te bewonderen in Museum Boy
mans-Van Beuningen te Rotter
dam, waar tot 7 januari een ten
toonstelling wordt gehouden van
Hollandse en Vlaamse tekenin
gen uit de zeventiende eeuw uit
de verzamelingen van de Hermi
tage te Leningrad en het Mu
seum Poesjkin te Moskou. In
zijn soort is deze tentoonstel
ling stellig van eenzelfde allure
als die andere tentoonstelling uit
de Sovjet-Unie Van Van Gogh
tot Picasso d> eerder dit
jaar in Kröller-Müller te zien
was. Beide berusten op het
culturele akkoord dat met de
Sovjet-Unie werd gesloten en dat
voor beide landen door dergelijke
uitwisselingstentoonstellingen van
ongemeen belang blijkt te zijn.
Zelfbewust
Om nog even op die Goltzius te
rug te komen: het is werkelijk
een uitzonderlijk stuk, en dat
niet alleen om het ongewoon
grote formaat (228 x 170 cm). In
deze pentekening op gegron-
deerd doek verbeeldt Goltzius
het geliefde thema van Venus
(godin van de liefde) die verkil
len zou zonder Ceres (godin van
de landbouw) en Bacchus (god
van de wijn), of om het gewoon
te zeggen: liefde verkoelt bij
honger en dorst. De kunstenaar
had het thema al eerder opgeno
men, maar het is nimmer zo
driest uitgebeeld als in deze
schitterende tekening. De goden
zijn er een gesloten groep die
Tentoonstelling
van
grote
allure
in
Boy mans-
Van
Beuningen
Nicolaes Berchem
centraal staat. Verder wordt het
blad gevuld met een satertje en
putti (zwevende zuigelingen) en
links stookt Amor een vuurtje
waarin hij zijn pijlpunten hardt.
Tot die Amor wendt de kunste
naar zich. Hij toont hem zijn bu
rijn en schijnt hem uit te dagen
de scherpte daarvan te meten
met die van de pijlpunten. Golt
zius beeldt zichzelf af tussen de
goden met de zelfbewustheid
van een kunstenaar die weet
wat hij waard is. Die zelfbe
wustheid is terecht. De tekening
heeft een krachtige opzet, maar
is tevens ongelooflijk fijn gede
tailleerd. Wat Goltzius bereikt in
Italiaans landschap met herder en herderin
het modellé, bijvoorbeeld in de
rug-partij van Ceres, is weerga
loos.
Pdjk bezit
Maar er is natuurlijk veel meer
te zien op de Rotterdamse ten
toonstelling. Ze is geput uit het
rijke bezit van twee musea die
al op een lange historie kunnen
bogen. Met name geldt dat voor
het Prentenkabinet van de Her
mitage, dat in 1768 werd ge
sticht toen met een grote koop
van graaf Charles Cobenzl 3760
bladen en een album met 230 te
keningen werden verworven. Die
graaf was gevolmachtigd minis
ter voor Oostenr.jk te Brussel
geweest en zijn collectie bevatte
voornamelijk Vlaamse werken.
Een jaar later werd de verza
meling van een Duitse graaf.
Heinrich von Brühl, aangekocht
en daarin waren de Ncordneder-
landse tekeningen het sterkst
vertegenwoordigd. Beide verza
melingen vulden elkaar dus ge
lukkig aan en vormden de basis
van een bezit aan tekeningen
dat gestadig werd uitgebreid en
dat sterk verrijkt werd toen na
de revolutie het particuliere
kunstbezit werd genationali
seerd.
Grote meesters zijn in Rotter
dam goed vertegenwoordigd. Er
is een mooie groep Rembrandts,
waaronder enkele voortreffelijke
tekeningen, en de tekeningen uit
Vlaanderen groeperen zich rond
Rubens en zijn school. Van Ru
bens zelf zijn er maar liefst tien
bladen, ongelijk van kwaliteit,
maar er zijn bepaald meester
werken onder. Wij werden het
meest geïntrigeerd door een
schetsblad in zwart en rood
krijt met wat penseelstreken.
Het is een wirwar van direct
p.aar het model getekende figu
ren, een vrouw in verschillende
standen, een kind en geheel
rechts een Caritas-groep. Het
blad toont Rubens' geniaal ver
mogen om heel direct en trefze
ker neer te zetten wat zijn ogen
waarnamen Een schets als deze
is een eerste stap op de lange
weg naar het voltooide schilde
rij. Op die weg werd. o.m. door
dat Rubens zoveel ook minder
begaafde medewerkers had, de
vlam van het genie vaak ge
doofd. Maar het genie is er in
die eerste stap nog helemaal.
Grote meesters zijn er te kust
en te keur: landschappen van
Van Goyen. Hobbema, Cuyp.
Philips Koninck (een schitterend
blad!), Van Ruisdael en Saverij.
Maar, als wel vaker gebeurt, zit
de charme van het geheel toch
ook in het feit dat er van min
der bekende meesters bladen
van ongemeen grote kwaliteit
zijn. Doomer bijvoorbeeld is een
goed landschapsschilder, maar
hier zijn enkele tekeningen te
zien waarmee hij naar de top
reikt. Van Nicolaas Berchem
zijn er twee bladen van een uit
zonderlijke charme en dan zijn
er namen die wij nauwelijks
kennen. Jan Boeckhorst bijvoor
beeld, die een meesterstuk afle
verde in de vorm van „Jonge
vrouw met baret". En wat te
zeggen van Van der Venne, de
meestal wat stijve portrettist die
een heel losse toon trof toen hij
het Haagse Voorhout vol teken
de met spelende kinderen. Het
gaat hier om 111 tekeningen van
vele meesters en in kort bestek
laat zo'n tentoonstelling zich
slechts vluchtig behandelen.
Weest u er echter van ver
zekerd dat u uzelf tekort doet
als u deze tentoonstelling missen
zou. De meeste bladen zijn nog
noor eerder buiten de Sovjet
unie te zien geweest cn ze zullen
hier wellicht voor lange tijd n*R
meer te zien zijn.
In goede handen
We moeten nog even op een an
der aspect wijzen. Op het feit
namelijk dat de Sovjet-Unie
onze kunst voortreffelijk be
heert. Dat slaat niet alleen op
do meestal uitnemende stnnt
waarin het getoonde zich be
vindt, mnar ook op de weten
schappelijke begeleiding. Hoe
goed die is blijkt uit de catalo
gus van de hand van twee emi
nente Sovjet-geleerden: mevrouw
T. A. Tsesjkowskaja, eerste
wetenschappelijk medewerkster
van de afdeling Tekenkunst van
het Poesjkin Museum, en dr.
Joe Koeznetsow. conservator
van de afdeling Tekeningen van
de Hermitage. Die catalogus
biedt voortreffelijke begeleiding
van het tentoongestelde. Ze laat
ook zien dat Sovjetgeleerden op
het moeilijke terrein dat oude
tekeningen nu eenmaal bieden
op het gebied van toeschrijving,
datering, stijl-kenmerken en ver
gelijkingen een bijzondere bij
drage leveren. Dat onze nationa
le kunstgeschiedenis dus mede
in de Sovjet-Unie geschreven
wordt.
Vg.
De petite histoire over de Nederlandse literatuur is vrij zeld
zaam. Velen '.uilen dus blij zijn met de verzameling hls'.orlet-
tes, die Karei Jonckheere verzamelde en bij Lannoo te Tielt
uitgaf.
De titel In een anekdote betrapt laat zien dat het Jonckheere
te doen is om zijn amateurs in een val te zien of in een val te
vangen, waardoor ze iets van zichzelf tonen dat anders niet
r buiten treedt. Hij begint al met de auteur van Karei en
de Elegast. De schrijver ervan, Gwidekijn, was schoenma-
vr. 1 -. .cht. Hij maakte niets dan linkerschoenen tot hij de
dochter van de baas tot vrouw kreeg. Overal heeft Jonckheere
rondgespeurd om zijn auteurs in de val te zien of te lokken.
Het grootste deel van zijn boek bestaat uit persoonlijke ont
ngen. Hij schrijft erover luchtig, ironiserend, met lichtt
spot en de anekdote is vrijwel altijd raak of hij die zelf ver
telt of hijvoorbeeld Morriën laat vertellen over Hans Lodei-
zen. „Hij was stellig een van de aardigste mensen die ik heb
gekend, „verklaart Morriën. „Hij behoort tot de drie of vier
doden, die ik werkelijk mis en wier dood mijn wrok tegen het
leven en de levenden heeft versterkt". Zoals men ziet. In een
anekdote betrapt is een verrassend boek.
Jan Boeckhorst
.jfljf m f
Peter Paul Rubens
Portret van de dochter van Balthasar Cerblei
In het rapport over de sociale positie van de auteur in Nederland,
dat dit jaar verscheen, staat te lezen: „Het is weinig overdreven
te stellen dat de literatuur in een impasse verkeert". Maar ver
keert ze niet altijd in een slop? vraagt men zich dan af. Is dat
verschijnsel ongewoon actueel of een doodnormale zaak. Als men
het alleraardigste boekje ziet, dat de Jan-Campert Stichting bij
haar vijfentwintigjarig bestaan publiceerde, zou men denken dat
het nogal meevalt. Het is bijzonder fraai geïllustreerd met foto's
van Simon E. Smit, Nico Naeff, A.N.P. en Wolson. Men wordt
door dr. Gerrit Borgers kundig op de hoogte gebracht, hoe de
Jan-Campert Stichting begon en dat was niet zo gemakkelijk.
Verder wordt er een lijst in gepubliceerd met alle bekroonden of
laureaten en dat is nogal een lange en in het bijzonder wordt er de
Conferentie van de Nederlandse kritiek herdacht, die door de
Stichting in oktober 1955 werd georganiseerd.
Op die conference werd ech er al over de impasse van de litera
tuur gesproken en vroeg men zich al af waarom mensen, niet van
verstar d ontbloot, zich met schrijven bezig houden. Er werd des
tijds op die conferentie een vers van Ezra Pound voorgelezen, dat
niets aan helderhccl ie wensen over laat.
O God, O Venus, O Mercurius, patroon der dieven
geef mij, te zijner tijd, ik smeek het u,
een klein tabakswinkeltje,
met de kleine, helgekleurde doosjes
ncties geschikt op de planken
en de losse, geurige Cavendish
en de helgele Virginia
les onde r het h> nlr i >e glas van de toonkast
en een goede schaal, niet te vet
en de mesjes die binnen druppelen voor een woord
in het voorbijgaan,
een vluchtig woord,
en om hun haar een beetje op te doen.
O God, O Venus, O Mercurius, patroon der dieven,
geef mij een kleine tabakswinkel,
oj installeer me in welk vak ook
behalve dit verdomde schrijversvak,
waar men zijn hersens nodig heeft
de godganselijke dag.
Die meisjes waren volgens een term van die dagen licht en wel op
grond van hun zeden. De zeden zijn zo veranderd intussen dat ze
evenals literatuur in een impasse zouden kunnen komen. Want'er
is wel iets aan de hand met de literatuur. Elseviers Literair Sup
plement zal op het eind van zijn vierde jaargang ophouden, wordt
gemeld. Het werd. nog niet zo lang geleden dus. met geestdrift op
gericht en nu neigt het al naar een spoedig graf. Sommigen zullen
het missen, speciaal om de berichten, kundig gedetailleerd, over
de kunstverkopingen die er geregeld in stonden. Een der voor
naamste medewerkers was Wim Zaal, die zich over veel vraag
stukken boog, bijvoorbeeld nog onlangs over het vraagstuk van de
humor.
„Ik begin te geloven dat er een kloof bestaat tussen de humor van
mensenminr.oars en mensenhaters. De humor van de eersten kan
zich veroorloven minder op de woorden te worden toegespitst, met
flauwheid als dreigend gevaar: die van de anderen kan slechts be
hagen (ook de mensenhater wil dat) en prikkelen door geestigheid.
He: ;s de humor van de polemisten en van degenen d;e de mensen
willen veranderen of. godbetert, verbeteren. .Oppervlakkig ge-
zegt: Voltaire was een der geestigste schrijvers van Europa, maar
geen echte humorist (wat hij ook niet wilde zijn) en Molière was
geen toppunt van geestigheid, maar wel een humorist. De „men
sen minnende" humorist zal ook vaak een fatalist zijn. hij moet de
zaken accepteren zoals hij ze aantreft. .Als Voltaire gaat morali
seren, verveelt hij; toen de fatalist Bomans het deed, bereikte hij
het toppunt van zijn roem. Wie hard voor Molière loopt, zal niet
verzot zijn op Mandarijnen op zwavelzuur, wie zijn gevoel voor hu
mor vleit met Kronkels, komt in L'ingénu, De Onnozele van Vol
taire maar halverwege".
Ook Raster zoals we reeds eerder meldden, houdt op. Na het zo
juist verschenen herfstnummer komt er het laatste. Dit herfstnum
mer is weer rijk en verscheiden. Kees Fens laat er de impasse van
de literatuur zien. De teksten zijn zo moeilijk gpworden, dat het
commentaar er op niet zelden boeiender is don de tekst zelf. Hij
wijst op het gevaar van de interpretatielusl. „Het gevaar dat de
zich steeds meer specialiserende wijzen van literatuurbenadering
zich van de leeservaring los maken. De toch al grote afstand tus
sen lezers cn duiders /a! nog groter worden, bij de laataten blijkt
het literaire werk tenslotte alleen nog maar matoriaal voor Inter-
pretatie en theorievorming. De muren van de universiteit zullen -
zich om de literatuur sluiten. Lezen is het voorrecht van enkelen
geworden!"
Ton Anbeek wijst op een nieuwe ontwikkeling in de literatuur-we-
tenschap. „Van het verklaren van literaire teksten uit de ziel van
de schrijver („de mens achter het werk") richtte de literatuurwe- -
tenschap zich op het individuele werk alleen, dat men (met eon
nogal verwarringwekkende term) „autonoom" noemde. In Neder-
land was de groep rond Merlyn daar een duidelijk voorbeeld van
de tekst was voor dit tijdschrift „uitgangspunt, midden- en eind-
punt". .Daarop is weer een duidelijke reactie gekomen: de laat-
ste jaren wordt steeds nadrukkelijker gesteld dat het doel van een
wetenschap nooit kan zijn het beschrijven van individuele objec-
ten. .Het gaat dus in de moderne literatuurwetenschap om het
formuleren van generaliserende uitspraken. Dut klinkt mooi, maar
hiermede is onmiddellijk een kernprobleem aangegeven: hoe men
ooit kan komen tot generalisaties over bijvoorbeeld dé roman,
over een reeks zo uiteenlopende werken als Tristam Shandy. Mada
me Bovary, Ulysses cn Das Schloss? Of nog algemener, over het
verhaal? Dc vraag stellen lijkt al: haar niet kunnen beantwoorden".