De Noordzee over DERTIG JAAR TERUG IN HET VERLEDEN Mijnendienst maakte reünie oudgedienden mogelijk in Ipswich „Aardappelkanon" zwaarste wapen PAGINA 5 DONDERDAG 30 NOVEMBER 1972 LEIDSE COURANT Schepen van de Koninklijke Marine dragen er het hunne toe bij, dat de zeeën vrij en veilig blijven voor iedereen. Van tijd tot tijd doen ze op hun reizen vreemde havens aan voor vlagvertoon. Dat is een gewilde vorm van „Holland promotion", waardoor de vriendschapsbanden tussen andere landen en Nederland duidelijk hechter worden. Voor dat doel had de Marine het afgelopen weekend een bijzonder „wapen" in stelling gebracht. Ze maakte de reünie mogelijk van acht oudstrijders, mannen uit kustplaatsen als Katwijk, Noordwijk, Scheveningen, IJmuiden en Bergen. Zij waren het personeel van de V RH (vrijwillige reservehulpschepen) die in de tweede wereldoorlog de ruggegraat van de Mijnendienst vormden. De veteranen hadden elkaar in geen jaren meer gezien. De reünie werd gevierd aan boord van het Mijnenbestrij- dingsflottielje No. 3 maar ook op de wal, in de Engelse stad Ipswich. Want zo lang het flottielje in de haven lag, kwamen er heel wat „oude jongens geïnteress eerd door het nieuws van de regionale nieuwsmedia een kijkje aan boord nemen. Onze verslaggever was erbij en tekende reacties en herinneringen van de mannen op. IPSWICH Wat onwennig nog, hadden ze in Vlissingen op de kade gestaan. Acht burgers. Oudgedienden van de Mijnendienst die op uitnodiging van de Kon. Marine met het Mijnenbestrijdingsflot- tielje No. 3 naar Engeland zouden varen. De Noordzee over: dertig jaar terug in het verleden. De verhoogde waakzaamheid rond een oorlogsoefening waarin ze juist arriveerden, leek niet veel indruk te maken op de „opstappers. En zelfs bij het hernieuwen van de ken nismaking in de hut van flottieljecommandant E.J. Fraser, bleven de gesprekken beperkt tot: „Ik heb met Jan Krap op de Tholen ge zeten. „Vaar jij nog? - Nee ik ben er vier jaar geleden mee opge houden". waren boordevol herinneringen. Maar, zeelui, gaven ze hun gevoelens niet gemakkelijk prijs.. Pas bij het afmeren in Ips wich zei Martin Plug uit Noordwijk met een verdacht glimpje in de ogen: „En al die ouwe rotzooi staat er nog net als toen". „Nou, dan weten we de pubs ook nog wel", vulde H. Kuyt - nu chef van de Sporthal in Katwijk - aan. VUar zelfs de bemanning van het flottielje, dat de opstappers overzet voor 9en reünie met hun wapenbroeders, die in Engeland achter bleven, weet, dat de acht in hun dagen nauwelijks tijd hadden om naar de pubs te gaan. En als ze het op een drinken zetten, dan was het om de ellende te vergeten. De jongens aan boord hebben groot respect voor die kerels, die, nadat de Duitse legers Nederland on der de voet hadden gelopen, naar Engeland gingen om de strijd voort te zetten. Een strijd zonder middelen. Ze luisteren in het cafe taria ademloos naar de belevenissen en Rijken over eikaars schou ders in het plakboek, dat de vroegere sweeper-commandanten Van Groningen uit Voorburg en Elinck Schuurman uit Oegstgeest, op ta fel leggen. Een bijzonder woelige overtocht heeft opstappers en bemanningsleden al in de eerste uren bijeengebracht. De herinneringen doen de rest. Verhalen voor het opscheppen. Daar is het verhaal van dienstplichtig matroos Plug uit Noordwijk, die in de meidagen van 1940 vanuit Vlissingen hielp bij het verdedi gen van de Sloedam. „Ik heb ze zien komen, die Fransen. Maar ze gingen er nog harder uit. Tjonge, wat een zootje was dat. We moesten helpen, ze over te zetten. Toen onze schepen de lucht in gingen, zijn we maar gaan lopen. Naar Boulogne. Een vandaar zijn we naar Engeland overgestoken". Een ander, de heer J.J. van Groningen, was kort voor de oorlog van reservedienst (als stuurman bij de koopvaardij) in vast verband bij de Marine aangesteld. Toen de oorlog uitbrak liet hij zijn huis en haard onbeheerd achter en week hij met zijn vrouw uit naar Enge land. H. Kuyt voer op een Katwijkse trawler. Hij bracht een lan dingsdivisie van zo'n tachtig Engelse mariniers uit IJmuiden naar een Engelse jager, die buitengaats lag te wachten. Hij stapte over. Andere bevonden zich met hun vissersschip op zee toen hun door de regering een vaarplicht werd opgelegd. Met velen, die hun lot deelden, werden „VHR schepen" bemand, traw lers, die de havenmonden en vaarwegen rond Engeland moesten vrijhouden voor de bevoorradingsconvooien en oorlogsschepen. De mijnendienst was- bij de toch al niet zo serieuze oorlogsvoorberei ding - het siefkind van de Britse admiraliteit geweest. Daarbij kwam dat de zeemijn aan Duitse zijde als aanvalswapen een ra zendsnelle ontwikkeling had doorgemaakt. Had de Admiralfy, al gerekend op mijnen zo dicht voor haar huis deur, dan toch zeker niet op magnetische mijnen, die door vliegtui gen werden afgeworpen.„Je kon vegen wat je wilde, maar 's nachts werd gegarandeerd een nieuwe lading afgeworpen", vertelt de heer Van Groningen. Nauwelijks waren de mijnenvegers gewend aan de magnetische mijnen of ze maakten kennis met de acousti- sche mijnen, die niet verankerd waren, maar op de grond liggen waardoor ze veel gevaarlijker en ook moeilijker te vinden zijn. Hun nisme wordt kritisch onder invloed van het geluid van een scheeps- van een scheepsmotor. Ook kan het mechanisme zo afgesteld wor- een eerste schip in werking werd gesteld maar dat het negende of tiende boot de lading pas deed ontsteken. De mannen van de Mijnendienst wisten nooit waar ze hun vijand zou den ontmoeten: hij was zonder ophouden in de nabijheid en kon elk moment toeslaan. Om de zee vrij te houden, voeren ze de eerste oorlogsjaren op vis sersscheepjes, waarvan de bewapening bestond uit een paar gewe ren ïn een Vickers-mitrailleur zonder affuit. In geval van nood leeg tc^chieten vanaf de railing... Totdat een vindingrijke geest het aardappelkanon uitvond. Dat was een buis, die een vaste opstelling kreeg „op de koelkast" - de gene rator waarmee veegtuig bekrachtigd werd - achter het stuurhuis van de trawler. „De buis werd aangesloten op de stoomleiding", vertelt de heer Van Groningen, „en met een snelventiel kon je dan een dot stoom door jagen. Het ding leek al echt een beetje op een kanon: je kon wat elevatie geven en je kon baksen. Als er een Duits vliegtuig aan kwam, dan stopte je er aan de voorkant een handgranaat in, die in een blikje zat. Pin uit, een stoomstoot en dan vloog die handgra naat op zo'n honderd meter of meer wel uitelkaar. Voor het schieten met dat ding was heel wat oefening nodig. En om dat daar geen handgranaten voor beschikbaar waren, gebruikten we een grote aardappel....De moffen waren er wel bam: van want ze waren gauw verdwenen. Nou ja, ze moesten toch verder en we hebben natuurlijk nooit een mof gesproken...." Harwich, Felixtowe en Ipswich. Daar lagen de sweepers met Neder landse bemanningen. Milford Haven aan het Kanaal van Bristol was een andere basis, van waaruit Nederlanders hun gevaarlijke, eentonige en dodelijk vermoeiende veegslagen maakten. „We voeren van Harwich naar Yarmouth" - vertelt de heer W.H. Elinck Schuurman uit Oegstgeest. Het eerste jaar voerde hij het be vel over een „baby sweeper", een kleine, oude trawler. Later over de „Schokland", een van de eerste MMS-en (Mickeys") - „We voe- De „baby sweeper" IJmuiden II7: schepen, die nauwelijks meer geschikt waren om ermee op visvangst te gaan, kregen als „VRH"-schip een belangrijke oorlogstaak. Het vegen van mij- Negen veteranen, na dertig jaar op een echte mijnenveger in Engeland: v.l.n.r.: Haasnoot. KatwijkH. Kuyt. Katwijh: Maarten Plug, Noordwijk; Verbaan, Harwich; A. Wolters, Haamstede; H. Plokker, Katwijk; J. J. van Groningen, Voor burg; W. H. Elink Schuurman, Oegstgeest en P. van Willigen, Ermelo. i de VRH-bemarning: I. Commandant Elink Schuurman, 2. ren vier dagen en lagen dan vier dagen binnen. We hadden de En gelse wachtindeling met bakboordswacht en stuurboordswacht. 's Nachts kwamen die Schnellboote langssnorren. Dan kwam er van slapen niets en moest je overdag maar vegen. Als we na vier dagen binnenliepen, kreeg de bemanning een dag verplicht bijsnurken". „Wij veegden 's nachts in de Ierse Zee", vertelt oud-commandant Van Groningen. „We zagen de Duitse vliegtuigen overkomen. We hadden een Vickers maar we schoten maar niet om geen slapende honden wakker te maken. Ze mochten best denken, dat we met een vreedzame vissersboot te maken hadden. Zij gooiden de mijnen af en wij visten die weer op. De convooien liepen in Bristol binnen met een deel van de bege- leidnde jagers. De baai werd tegen indringers afgesloten door een net, de „boom-defence". Daarin zat een doorvaart van 200 meter. De vliegtuigen gooiden hun mijnen bij voorkeur af om dat gat. Ze werden van de wal af gespot maar één van onze schepen moest aan de binnenkant van het net ten anker gaan om bij het spotten te hel pen. Kijk, en dat was nou iets wat ik nooit zo leuk gevonden heb: op het dol gaan liggen. Want die mijnen wilden wel ontploffen als ze de grond raakten. Of een schip natuurlijk". De heer Schuurman vult aan: „Daar heb ik op 28 april 1941 ook de Carolina zien gaan. De mof had er 's nachts een acoustische mijn in de vaargeul gelegd. Dat was een grondmijn en die pikte hij pre cies. Het was een rolgezicht. De hele bemanning, vijftien koppen, kwam om het leven. We hebben maar vier lijken opgevist. Er was geen botje aan, dat niet op tenminste drie plaatsen gebroken De heer Kuyt: „Ze zeiden wel eens tegen ons: jullie hebben de oorlog fijn in Engeland gevierd. Maar niemand weet, dat we van angst Toen de oorlog over Nederland kwam en matroos Plug zich gedwongen zag, naar Engeland over te steken, bleef zijn vrouw in Noordwijk achter. „Ik verdiende 18,maar omdat ik getrouwd was werd er voor me gespaard. Ik had in die dagen ei genlijk nooit een cent. Mijn vrouw kon in Noord wijk op het gemeentehuis geld ophalen. Toen de oor log voorbij was, werd ik bedankt. Bij de verreke ning bleek dat mijn vrouw nèt het bedrag had opge nomen, dat ik verdiend had. Als ik nou 60 jaar ben, krijg ik honderd daalders per jaar". Evenmin als zijn lotgenoten maakt oud-VRH-man Plug een „punt" van die pensioenkwestie. Maar na de kranslegging bij het oorlogsmonument in Ipswich zegt hij: „Toen ik daar zo stond, ging er toch wel wat door me heen. Ik kende heel wat van die jongens, die toen zijn omgekomen. En voor het zelfde geld had ik er ook kunnen liggen". Namens het voormalige VRH-personeel legde kolonel b.d. P. van Willigen vrijdag fl. een krans bij het oorlogsmonument in Ipswich. soms een el In ons....konden gaarkoken als er weer eens geroepen werd „zwemvesten om". Het benauwdste ogenblik wus voor mij toen we in veertig met die trawler IJmuiden uitvoeren. Toen do ken de Duitse vliegtuigen op ons. De kogels rinkelden over het dek en wij lagen tegen de railing. Maar later bij Milford Huven zijn we nog eens de dans ontsprongen. Er lagen daar mijnen, die we alleen bij hoogwater konden vegen. En toen we daarmee bezig waren, op eens een klap: het hele achterschip werd opgetild. De jongens, die juist zaten te eten zagen hun bord van de tafel wippen. Bleek, dat een mijn die wat diep in de bugger lag, vertraagd gereageerd had op het geluid van ons schip. Maar alles bleef Intact en we konden gewoon blijven vegen". H. Plokker, Varkevisserstruat, Katwijk aan Zee, herinnert $lch: „Het beroerdste moment dat ik in die jaren heb beleefd, was wel toen we in 1944 de haven van Ostende binnengingen. Er logen...mijnen en de Duitsers hadden een havenkraan omgeblazen, die in het water lug. De eerste boot die binnenvoer was een MTB van de Engelse navy. Wij waren het derde schip en zagen dat Engelse bootje vlak voor ons de lucht ingaan. En toen wij de haven inkwamen.... opeens een slag. We voeren op een stuk van die kraan. Maar ik dacht „Daar gaan we!" „Als ik nog denk aan die eerste sweepertjes, waur wij op voeren zegt Plokker vanachter zijn glaasje en hij kijkt de long- room rond. „meneer Van Willigen, U had op de Isabel zo'n klein hokje. En als ik nu de accommodatie zie „Tja, grijnst de heer Elinck Stuurman, „We hebben een leven als een prins gehad. Veel beter dan de Duitsers. Maar dat was al erg ge noeg". „Sit Mare Securum („opdat de zee veilig zal zijn, vrij voor iedereen) is het devies van de mijnendienst. Aan de kade, vlak voor de eerste „tier" van het flottielje ligt een Duits vrachtschip hout te lossen. Ook voor dat schip is de zee weer vrij. Mede door de verdiensten van de acht mannen, die in de regionale bladen zoveel aandacht krijgen. „Verdienste? Man praat me niet van verdiensten want die hebben we niet", zegt Kuyt. „We hebben gewoon ons werk ge daan". De loopjongen van een bloemenmagazijn geeft aan de valreep vijf boeketten af. Ze zijn niet bestemd om de party 's avonds luister bij te zetten. En tussen de bedrijven van het vlagvertoon door, verdwij nen de veteranen in stilte naar het lieflijke kerkhofje van Shotley om een groet te brengen aan vijf van de kameraden die gewoon hun werk hebben gedaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 5