KUNST
OP
ZICHT
„De
DE GAPER
nieuwe kunstwinkel
lm Weissen Rössl
Plaatpremière
twee
Spieghels"
%MS
Schütz-herdenking in de Zuiderkerk
jr
Piet Maas
als solist in
Krönungs-
messe
Kunst
buitenbeentje in
operette-land
Nieuw
programma
Ivo de Wijs
in Alphen
Frowein en Dalenoord in
Wassenaarse bibliotheek
RIJPWETERING
ALTI0R
ZATERDAG 25 NOVEMBER 1972
LEIDSE COURANT
LEIDEN De Sleutelstad is
sinds kort een nieuwe kunstga
lerij rijker. Mevr. Jopie Bred-
dels (echtgenote van de schilder
Willem Breddels) en mej. Cobi
Bon hebben in de Johan de
Wittstraat „Kabinet Gaper" ge
opend. De naam werd ontleend
aan het bekende drogisten-em
bleem, omdat in het pand lange
jaren een drogisterij was geves
tigd.
expositie van variabele kunstui
tingen er ook bij tijd en wijle
speciale exposities worden inge
richt. Het niet grote, maar
sfeervol-moderne galerietje be
vat momenteel voorwerpen van
een aantal kunstenaars van ver
schillende richtingen.
Er hangen landschappen rond
Leiden, geëtst door de Leidse
Spanjaard Jose Calsina Tabega
en kleine subtiel gegrifte prent
jes van Ab Steenvoorden in
diens karakteristieke stijl. Van
Koos van de Water zijn er zeef
drukken, decoratieve prenten
van een trappehuis in diverse
kleuren. Hij laat zien hoe een
bepaalde kleur de impressie
van deze expressies wezenlijk
beinvloeden kan.
Aad van Houwelingen exposeert
een aantal kleine tekeningen en
een zeer mooie grote ets. Georg
Hadeier is vertegenwoordigd
met een litho „Witte Dame".
Goed en artistiek verantwoord
aardewerk, zowel neerzetobiec-
ten als gebruiksdingcn tonen
Wullemien Hendriks (o.m. twee
zeer decoratieve grote vorm te
gels), Petra van Heesbeen die
glazuurvlakken afwisselt met
het naakte profiel, hetgeen fraai
contrasteert en Joop Beekwilder
toont vazen in meest ele
mentaire vorm, waaronder een
mooie diepe kom. „wild" gegla
zuurd in wit.
Tenslotte zijn er zeer mooie klei
ne zilveren sieraden van Jozef
van der Horst, origine!1, sierlij
ke vormen, alsmede grote meta
len draagobjekten van Frans
van de Nieuwenborg die echter
naar mijn smaak door hun
afmeting wel wat bezwaarlijk-
te gebruiken zullen zijn. Hoewel
we zien tegenwoordig wel ex-
travaganter zaken om de mens
op te sieren.
De galerie is geopend dagelijks,
behalve 's maandags, van 14 tot
17.30 uur. Donderdags boven
dien van 19 tot 21 uur al>mede
evtl. na telefonische afspraak.
WILLEM PRINS
l
u.Leiden Morgen beleeft Leiden de première van „Homerun" de LP
Jr. van het Rob Agerbeek kwintet. Dat gebeurt tijdens een concert van
1S het vijftal in café-sociëteit „De twee spieghels", Nieuwstraat 11,
zo.; aanvang half drie.
18 De plaat is vorige week op de markt gebracht en bevat goede namen
Z0J van zes compostities en één arrangement van de leider van de
is groep, pianist Rob Agerbeek. Verder spelen mee: Willem Reinen
zol (bugel), Dick Vennik. (tenorsax, fluit en varitone), Rob Langereis
(bas) en Erik Ineke (drums). Op de plaats neemt basgitarist Frank
Noya in een nummer de plaats in van Rob, namelijk bij „The chair
dance". Hij zal wellicht ook aanwezig zijn in „De twee spieghels".
ra Het kwintet is voor Leiden geen onbekende. Meerdere malen trad het,
steeds met groot succes, op in „Hot House". Het werd in 1969 ge-
vormd. Stuk voor stuk zijn de vijf musici van klasse, wat wel bewe
zen is doordat ze allen wel eens of vaak grote buitenlanders hebben
begeleid. Door de fijne ritmiek en grote wisseling van stemmingen
brengt ~et Rob Agerheek-kuiiiitat
(en anderen) enthousiast"-)!
Leiden In de week voor 5 december ontvangen alle schoolkinderen
die het Legermuseum bezoeken een klein surprise; een bouwplaat
waaruit een eeuwigdurende kalender kan worden geconstrueerd of
1 een groot-formaat poster, een kleurenreproductie of een soortgelijke
verrassing. Op de foto: een aquarel uit 1898 door J. Hoynk van Pa.
pendrecht; tamboer 3de Regiment Grenadiers der Oude Garde
(Nederlanders), 18101812. Privé bezit van familie Lambrechtsen
van Ritthem-Staring, Bentveld.
LEIDEN Ofschoon „lm Weis
sen Rössl" al meer dan veertig
jaar (de première vond in 1910
te Berlijn plaats) een enorme
populariteit geniet, moeten we
dit werk eigenlijk als een bui
tenbeentje in operetteland be
schouwen Ralph Benatzky, de
componist, noemde zijn werk
zelf een revue-operette, maar
naar onze huidige maatstaven
zou musical ongetwijfeld de
meest juiste benaming zijn. Een
duidelijk bewijs hiervoor is een
onlangs verschenen (complete)
grammofoon-opname waarin de
muziek grotendeels in een
enigszins gemoderniseerd ritme
wordt uitgevoerd. Iemand die
het werk niet kent en deze op
name zou horen, zou zweren dat
dit een Duitse versie van de
nieuwste Engelse of Amerikaan
se musical was.
Ook de ontstaansgeschiedenis doet
meer aan die van een musical
denken. De meeste operettes zijn
immers het werk van twee
mensen, de tekstschrijver en de
Componist. Voor de tekst van
„lm Weissen Rössl" tekenden
er echter drie en voor de mu
ziek zelfs vijf! De bekendsten
hiervan zijn wel Benatzky zelf,
die het leeuwedeel van de com
posities voor zijn rekening nam
en Rdbert Stolz, die zorgde voor
de twee grootste schlagers uit
dit werk („Die ganze Welt dst
hlmp^elblau" en „Mein Liebes-
lied mus ein Walzer sein").
Het verhaal is gebaseerd op de
aloude succesformule A houdt
van B, B houdt van C enz. In
dit geval is A de kelner van
.Tiet witte paard", die verliefd
is op zijn bazin, de waardin.
Deze heeft een oogje Jaten val
len op één van haar vaste gas
ten, de advocaat dr. Otto Sied-
ler. Dr. Siedier heeft echter zajn
zinnen gezet op de dochter van
een andere gast die op haar
beurt weer... enz. Kortom, de
verwikkelingen zijn niet van de
lucht en het zou voor verschil
lende mensen absoluut slecht
zijn afgelopen als keizer Franz
Joseph I niet toevallig ten tone
le was verschenen om als een
tweede Salomon orde op zaken
te stellen.
Voor de uitvoering die volgende
week door de Hoofdstad Operet
te in Leiden zal worden gegeven
is de muziek gearrangeerd door
John Kapper, de vaste dirigent
van het gezelschap. De regie is
dit jaar voor het eerst in han
den van Alexander Pichler, de
vroegere regisseur van de
Weense Volksopera.
Paul Korenhof
Voorstelling „lm Weissen Rössl":
woensdag 29 november, 20.15
uur Stadsgehoorzaal.
Expositie in
kunstzaal Heuff
WASSENAAR ln Kunstzaal
Heuff aan de Hoflaan ln Wasse
naar (dorp) exposeren Pauline
Zwaai, Machteld Hooyen en
Kees Hoogendam in de maand
december resp. pastels en teke
ningen, gouaches en keramiek.
Zaterdag 2 december om 16.00
uur wordt de expositie geopend.
Lizzi Schóffmann en Karl Frey in ,,lm Weissen Rössl"
ALPHEN Donderdagavond
treedt ln „Nabij" het cabaret
Ivo de Wijs op, aanvang 20.15
uur. Het programma heet „Wor
tels van het kwaad". De groep
bestaat uit Ivo de Wijs, Aggle,
Pieter en Richard.
In 1967 kreeg het cabaret voor het
eerst enige bekendheid doordat
het de eerste prijs won op het
landelijk cabaret-concours Ca-
maretten in Delft. Daarna volg
den de prijzen elkaar in snel
tempo op: 1968 eerste prijs op
een Amsterdamse cabaretfesti
val, het jaar daarop eretrofee
van het humorfestival in Heist.
De „Wortels van het kwaad" be
leefde in 1972 de première in
Tingel-Tangel. Door de geheel
nieuwe aanpak behaalde het ln
het hele land een vrij groot suc
ces. Nog onlangs zong de groep
het lied over de vuile Rijn in
een programma van de Om
budsman. Hoogtepunten uit het
programma zijn 'Kostelijk' (een
nummer over de ondeugende
opmerkingen van kinderen) en
het zeeverhaal.
WASSENAAR In de Openbare Het werk van Mien Frowein op
deze tentoonstelling is nogal
verscheiden van aard en gehal
te. Er zijn naar mijn smaak te
veel schilderijen bij die behoren
tot het genre dat men kopen
kan ln z.g.n. „kunst"-winkels
Bibliotheek aan de Luifelbaan
exposeren de kunstenaressen
Mien Frowein en Jenny Dalen
oord, de laatste meer bekend
door haar illustraties van (voor
namelijk) kinderboeken.
van het bric brac-type. de
huisje-boompje-beestje-kunst.
Maar er hangt in Wassenaar toch
ook wel werk van haar dat daar
ver bovenuit springt en daarom
kan men zich gaan afvragen of
de schilderes wel voldoende
zelfkritiek heeft. Werk, dat men
voor luttele franken kopen kan j
op de Parijse Place du Tertre,
in korte spanne tijds door de
daar wonende bohémiens ge
schilderd en veelal dan ook on
der de artistieke normen blijft
maakt Mien Frowein ook. Maar
dan zien we opeens schilderijen
van Frowein, die daar hoog bo
venuit steken zoals een gouache
„Avondstemming", de tekening
„Huissen" en vooral „Strand bij
Domburg". Veel gelijkmatiger
zijn de tekeningen, vooral
„Boom" is een juweeltje.
Evenwichtiger is het illustratieve
tekenwerk van Jenny Dalen
oord. Zij heeft een hartstocht
voor paarden die zij in alle si
tuaties trefzeker op het papier
zet. Bovendien toont zij een
aantal mooi-gekleurde illustra
ties voor een kinderbijbel en an
dere voor kleine mensen be
stemde boeken.
Tot en met 2 december.
WILLEM PRINS.
sent - „v- <2%
n Mien Frowein.
SPORT SPEL
ONTSPANNING
Bezoek de
voetbalwedstrijd
Zondagmiddag 2.30 u.
lEIDEN De nagedachtenis van Heinrich Schütz, op 6 november
1672 overleden, staat centraal in enige concerten die ln Leiden
binnenkort worden uitgevoerd. Zo zal het Leids Kamerkoor, onder
leiding van Barend Schuurman, op dinsdag 28 november in de
Zuiderkerk de „Musikalische Exequien" ten gehore brengen. Het
krijgt daarbij de medewerking van het Nederlands Solisten Ensem
ble, en voor de continuepartijen van Tiin van Eyk (orgel), Karei
Möhringer (cello) en Frans de Guise (contrabas).
leinrich Schütz is voor Duitsland van grote betekenis geweest, nadat
hij gedurende zijn verblijf in Venetië kennis had genomen van de
nieuwe ontwikkeling die daar op het gebied van de kerkmuziek
gaande vas. De stijlverandering voltrok zich in de San Marco,
waar als eerste de Nederlander Adriaan Willaert, die kapelmeester
was aan deze kerk, gebruik maakte van de twee tegenover elkaar
geplaatste balcons. Hij liet de beurtzangen door twee alternerende
koren uitvoeren. Dit heeft een grote omkeer teweeg gebracht in de
j ontwikkeling zowel van de vocale als van de instrumentale muziek.
Want het was Giovanni Gabrieli die de volgende stap deed. Hij liet
een van de koren gedeeltelijk door ene instrumentale bezetting ver
vangen en hieruit ontstond de concerterende stijl. Bij de komst van
Monteverdi, die Gabrieli na zijn dood, opvolgde, deed ook de in Flo
rence reeds ontwikkelde monodie, de harmonisch begeleide een
stemmigheid, in de kerkmuziek haar intrede. (Monteverdi had in
Florence, een belangrijke muziekcentrum op het gebied van de zich
ontwikkelende opera, een grote naam gekregen)
Heinrich Schütz heeft twee keer gedurende enige jaren in Venetië ge
woond en gewerkt: de eerste keer stelde hij zich onder leiding van
Gabrieli, de tweede keer onder die van Monteverdi. Schütz heeft op
geniale wijze van beide stijlprincipes gebruik gemaakt. Hij liet in
zijn composities de motettekst beurtelings door een of meer solisten,
en door het koor in wisselende bezetting, uitvoeren met medewer
king van instrumentale stemmen. Hieruit ontstond het kerkconcert,
waarover hij ook schrijft in zijn toelichting tot de „Muzikalische
Exequien".
Dit uit drie delen bestaande werk was beste-■", ter nagedachtenis van
Heinrich Postumus van Reusz, bij v ";'den het werd uitge
voerd. Schütz spreekt hier nadrukkc "en „concert", in de
vorm van een Duitse mis. De teks<'< eend aan de bijbel
spreuken en liedstrofen, die Heinrich sz, toen hij zijn einde
voelde naderen, had laten aanbrengen op grafzerk, die hij van
te voren had besteld.
Uit de povere instrumentale bezetting spreekt de misère van het toen
malige muziekleven in Dresden, dat ten onder ging als gevolg van
de langdurige oorlog waarbij Dresden betrokken was. Schütz was
als hofkapelmeester in dienst van de keurvorst van Saksen. Zijn
hofkapel was verarmd en door epidemieën geteisterd. In een brief
aan de keurvorst, waarin hij ontslag vroeg, spreekt hij over de el
lende van zijn mensen, waarin zij verkeerden, over een bassist,
„die geen kleren meer had en daarom maar weg bleef". Het ont
slag werd hem geweigerd. De „Muzikalische Exequien" dateren uit
1636. De continuebezetting was slechts toegedacht aan orgel, aan een
viool en aan een bas. Bij de vervolmaking van het orgel werd de
viool echter later overbodig.
Schütz heeft nauwkeurig aanwijzingen gegeven over de uitvoering van
zijn werk. Zo is het zijn wens. dat het tweede deel. het motet
„Herr, wenn ich nur dich habe" a cnpella door het koor wordt uit
gevoerd. dus zonder orgel. Volgens Venetiaans principe wil hij in
het derde deel: ..Herr, nun lhssest dun deinen Diener", het solisten-
koor tegenover het andere koor geplaatst zien, en het solistenkoor
het liefst bij het orgel.
Bij de uitvoering in de Zuiderkerk door het Leids Kamerkoor is de
continuopartij versterkt met een cello, die de viool vervangt. Het is
alleszins de moeite waard om kennis te nemen van dit mooie werk.
B. Rijnders.
Piet Maas
gtluh hebben en hard werken
LEIDEN Een kunstrichting te kiezen als beroep vereist, vooral
in deze tijd, een flinke dosis moed.. Men jubelt wel dat het aan
zien van een land wordt bepaald door zijn cultuur en dat kunst
ook In de politiek een groot aandeel heeft ter verbetering van do
onderlinge Internationale betrekkingen. Vandaar dus zoveel mo
gelijk kunstultwlssellngen. Allemaal prachtig. Maar we hebben
al eens eerder geconstateerd dat we ln Nederland wat slordig
met ons cultuurbezit Omspringen. Laten wij ons bepalen tot één
kant daarvan: de muziek.
Jonge NcderlaiJtisé kérrstènnar* hebben het moeilijk. Hun kunstui
ting wordt in handelswaarde getaxeerd, niet in kunstwaarde.
Een handelswaarde wordt uitgedrukt met hel stempel „Naam
hebben". De meesten zijn afhankelijk van de activiteiten en de
goodwill van hun impresario. Zonder diens hulp kunnen zij zich
slechts handhaven ten koste van grote persoonlijke financiële of
fers, zoals het geven van concerten-voor-elgen-rekening. En
aangezien men hier geijkte waar voor zijn geld wil hebben, wor
den deze concerten meestal genegeerd. Toch moeten deze jonge
mensen een voortdurende, een keiharde strijd blijven leveren
voor het vestigen van hun naam, doodgewoon omdat zij moeten
bestaan en omdat zij geloven in zichzelf en in hun kunst.
Een impresariaat is een onderneming, waar men kunst als han
delswaar moet verkopen. Risico's wil men liefst zoveel mogelijk
vermijden. Daarom vraagt men er naar prestaties die al gele
verd moeten zijn, voordat er sprake is van een mogelijkheid tot
plaatsing. Begrijpelijk overigens.
Het Nederlands impresariaat vangt, waar het dat kan, jonge Ne
derlandse kunstenaars op om hun een kans te geven. Maar het
is onmogelijk elk aanbod direkt te verwerken. Dat heeft tijd no
dig, omdat vraag en aanbod twee verschillende zaken zijn die
niet in een evenredig vlak liggen. Velen zullen zich daarom moe
ten gaan bezighouden met een lespraktijk, of zij zoeken een
plaats in een orkest. In elk geval is een redelijk bestaan dan
verzekerd.
Maar er is een andere groep die het moeilijker heeft; de zangers.
Nederland is een oratorium-land. Voor opera en voor het lied be
staat hier onvoldoende belangstelling. In andere landen ligt dat
wat gunstiger, zodat men hen vaak naar elders ziet vertrekken
en dat zijn dan vaak de besten onder hen. Via die omweg wil
het dan later nog wel eens in eigen land gelukken, wanneer zij
daar naam hebben gemaakt. Want, nietwaar, alleen wat uit het
buitenland komt, is goed, dat is een ingeheide, hier niet te ver
woesten stelling. Gelukkig zijn er ook die het hier niet opgeven
en doorvechten voor een bestaan. En juist omdat zij bekend zijn
met deze moeilijke weg, kan men zich afvragen, waarom zij dan
dit beroep hebben gekozen. Het antwoord Is, dat iemand die zich
door zijn kunst gedreven voelt en dnor met zijn hele persoonlijk
heid achter staat, eenvoudig die weg gaat.
Zo iemand is ook onze jonge stadgenoot Piet Maas. Aanvankelijk
voor een onder beroep opgeleid, begon hij zijn zangstudie als be
langstellend amateur. Het was de bekende zangpedagoog Jan
Keizer in Amsterdam, die na Jaren kwaliteiten in deze stem ont
dekte en Plet Maas naar de operaklas van het Amsterdams Con
servatorium dirigeerde. En ofschoon hij zijn studie daar nog niet
geheel heeft afgerond, krijgt hij reeds aanbiedingen, want goede
tenoren liggen hier niet voor het opscheppen. Natuurlijk grijpt
hij elke kans die hem wordt geboden om podiumroutine op
te doen. Maar voltooiing van zijn studie ziet hij toch als het
meest belangrijk. Opera heeft zijn grote liefde, maar ook de ora
torium-richting trekt hem aan. Daarom wil hij zijn studie met
nog minstens een jaar voortzetten. En dan wordt het een kwestie,
zoals hij zelf zegt; „Van geluk hebben en van hard werken".
Over z'n opleiding aan de operaklas spreekt hij met enthousiasme.
Joan Kalff, muzikaal leider, en Jacqueline Jacobi, regie, zijn de
ideale docenten voor een gerichte artistieke vorming, zo vindt
hij. Maar hij betreurt het toch, en met hem vele anderen, dat de
operaklas geen zelfstandige opleiding is met een aparte diplome
ring. Dit houdt in, dat sommige, voor een algehele artistieke
vorming noodzakelijke- bijvakken achterwege moeten blijven.
„Maar daar kun je zelf veel aan doen!" Ten aanzien van zijn
toekomstige mogelijkheden stelt hij zich hoopvol op. Het is voor
al een zaak van „klaar zijn" zo zegt hij. Maar in het feit, dat
hem nu reeds kansen worden geboden, waarin hij zich waar kan
maken, is enig optimisme toch wel gerechtvaardigd. Zo'n kans
krijgt hij binnenkort ook in Leiden, waar hij als solist zal optre
den in de Krönungsmesse van Mozart, dat in de Kerstnacht in
de Petruskerk met het koor aldaar zal worden uitgevoerd. Hier
op komen wij nog nader tenrg.
B. Rijnders