Migratie- golf trof niet alleen Engeland (tnofr ^FRANKRIJK: WEST-DUITSLAND: NEDERLAND: ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1972 In Engeland is de voorhoede aangekomen van 60.000 Britse Azia ten die op last van president Amin voor 7 november Oeganda moeten verlaten. Deze golf van immigranten heeft de indruk ge wekt alsof Groot-Brittannië het enige land is in Europa dat wordt geconfronteerd met de komst van buitenlandse werknemers op grote schaal. Uit onderstaande tabel van de Fabian Society, een Britse organi satie die een studie heeft gemaakt van de positie van buitenland se werknemers, blijkt dat Zwitserland, Luxemburg, West-Duits- land en Frankrijk meer buitenlandse werknemers huisvesten dan Groot-Brittannië. Buitenlandse werk nemers in v.d. werkende bevolking Aantal werkende buitenlanders Zwitserland Luxemburg West-Duitsland Frankrijk Grooot-Brittannië Zweden België Nederland 817.525 30.100 2.241.000 1.254.460 1.543.000 191.952 181.555 83.500 Een team van Guardian-redacteuren heeft een onderzoek inge steld naar de positie van buitenlandse werknemers in Nederland, De eerste groep uit Oeganda uitgewezen Aziaten is in Engeland aangekomen. Onwennig liepen deze moeder en twee kinderen Frankrijk en West-Duitsland. Hun ervaringen vindt men op deze in hun dunne kleren huiverig in het natte Engelse klimaat. Onzeker over de toekomst die hen staat te wachten meldt ei Britse Aziaten zich bij migratiedienst op het vliegveld van Londen. Welkome arbeidsreserve ootste, ningen Wash wel hater terpro- order ikelijk jkelijk g nau- irnmi- goed ;r bin- ïadese De ar- cij- e me an in- in bet njunc- iustrie al ar- lecha* ïen dt al d. Nel fENK Het Franse publiek heeft altijd onverschillig gestaan tegenover het lot van bui tenlandse werknemers. De laatste tijd zijn echter in zowel linkse als rechtse kranten artikelen versche nen waarin een groeiend onbehagen is te merken. In 1945 is het Office National j de rimmigration in het le- ven geroepen. Men zag het als een centraal kanaal waardoor alle immigranten Frankrijk binnen zouden tien of als toerist binnen komen. In theorie worden werknemers in het buiten land door de medewerkers van dat instituut gerekru teerd. De functionarissen controleren of de toekomsti ge immigrant een arbeids contract heeft of uitzicht op werk. Tegen 1968 stortte het hele controle-systeem van ONI in elkaar. In dat jaar kwam 80 procent van alle immi granten het land klandes- zodat het onmogelijk werd een „bestendigings"- systeem in te stellen. Het aantal immigranten dat na aankomst zijn situatie liet bestendigen steeg gestadig: 63 procent in 1960, 69 pro cent in 1964, 79 procent te gen 1967. Toenemende druk van de industrie op buiten landse arbeidskrachten om de baantjes op te vullen die de Fransen niet meer wil den, deden de bureaucrati sche procedures van het ONI al gauw ten onder gaan. Door de ogen te sluiten voor de grootscheepse ille gale immigratie en door de finitieve vestiging toe te staan, zag het ONI zich ont slagen van de taak opvang- organisaties te moeten le veren (gezien het budget en de grootte van de immigra tie was dit toch niet moge lijk geweest). Tegelijkertijd kregen de werkgevers hun broodnodige werkkkrachten, die nog volgzamer gewor den waren uit vrees voor deportatie. De gevolgen zijn desastreus geweest. De illegale immi granten zijn een sociaal be stel binnengeworpen dat er helemaal niet op voorbereid was en dat hen ook niet kon opvangen. Hierdoor zijn ze ten prooi gevallen aan wijdverspreide uitbuiting. Rond hun onzekerheid, hun onwetendheid en hun kwets baarheid is een netwerk van afpersers ontstaan. De illegale immigrant krijgt zijn arbeidsvergunning vaak via zo'n net, hij kan een adres „kopen". Hij kan bij een werkgever „geïntro duceerd" worden: allemaal diensten waar hij voor moet betalen. De minister van arbeid, Fontanet, heeft in decem ber 1971 het vraagstpk van de immigratiepolitiek ter sprake gebracht. Hij beloof de alle betreffende partijen te zullen raadplegen (vak bonden, werkgevers en re gering, maar niet de immi granten zelf). Voor de eer ste keer is er in het econo mische en sociale ontwikke lingsplan 1971—1975, zij het terloops, sprake van gast arbeider? in de bespreking van huisvesting en werkge legenheid. De erkenning dat laissez faire niet langer toe gestaan kan worden, is ex pliciet: de plannen be treffende buitenlandse ar beidskrachten houden een grotere controle op toela ting in, alsook op verbeter de financiële mogelijkheden voor huisvesting, ópvang en de herwaardering van be paalde banen. Als deze maatregelen niet genomen worden, zou de snelle ont wikkeling van de industriële arbeidsmarkt, voorzien in de opties van het zesde plan, aanleiding zijn tot een ongebreideld terugvallen op buitenlandse arbeidskrach ten en de aanleiding zijn tot ernstige sociale proble men". Vooroordeel De regering erkent in haar huidige vijf-jarenplan dat „toevlucht zoeken tot bui tenlandse arbeidskrachten permanent schijnt te zijn. Een gedeelte tenminste is niet langer een aanvulling op een tijdelijk onvoldoende nationale arbeidsreserve, maar op sommige plaatsen een substituut daarvoor". Zij is van plan het aantal buitenlandse werknemers dat jaarlijks Frankrijk bin nenkomt tot 80.000 te beper ken. Het ONI wordt ver sterkt opdat dit instituut op nieuw effectief greep kan krijgen op de immigratiebe weging (wat in theorie bete kent dat geen enkele immi grant Frankrijk binnenkomt zonder werk en huisves ting). Over de immigrantengroe peringen zijn slechts bij be nadering cijfers bekend. Men neemt algemeen aan dat er in Frankrijk onge veer drie en een half mil joen vreemdelingen wonen. De immigratie van Span jaarden, na de Italianen, be reikte zijn piek in 1964, en neemt nu af. Andere groe pen vullen deze terugval aan: Portugezen, Afrika nen, Marokkanen, Algerij nen en Westindiërs. De bidonvilles of tenten stadjes vormen een duide lijke aanklacht tegen het onfatsoenlijk onderbrengen van immigranten. De ten tenstadjes zijn een zicht baar en pijnlijk voorbeeld van de gettovorming van buitenlandse werknemers. Men vindt deze tentenstad jes buiten Parijs, in het bij zonder in de noordelijke wijken als Champigny (14.025 inwoners), Nanterre (9.737), La Courneuve (2.355), Gennevilliers (2.292). Geschat wordt dat er in Frankrijk ongeveer 225 tentenstadjes bestaan, waarvan er zich 119 in het gebied rond Parijs bevin den. De bevolking bestaat grotendeels uit Noordafrika nen, in het'bijzonder Alge rijnen. Er komen steeds an dere groepen bij zoals Por tugezen. Voor ieder die het wil zien is er genoeg be wijsmateriaal van vooroor deel en discriminatie te vin den. Rechtse kranten als Minute voeden anti-Arabi sche en anti-zwarte gevoe lens. Advertenties waarin flats „alleen voor Europea nen" aangeboden worden kan men in veel kranten aantreffen. Discriminatie waar het werk betreft komt vaak voor. Bijna dagelijks kan men in de krant wel een verslag lezen over agressiedaden tegenover im migranten. in isolement ondanks de onmisbaarheid voor het goed functioneren van de Franse economie gereed om de gaten in de Duitse arbeidsmarkt op te vullen Zoveel mogelijk helpen West-Duitsland importeert al vijftien jaar lang op steeds grotere schaal bui tenlandse arbeidskrachten. Het aantal buitenlandse werknemers bedraagt 2.250.000. Hieraan moet men nog bijna een miljoen non-actieve gezinsleden toe voegen (grotendeels kinde ren) en nog eens 409.000 zelfstandigen, gepensioneer den en studenten, waardoor het totaal van de geïmmi greerde bevolking ongeveer 3.600.000 bedraagt. In de jaren zestig beheerste de Italiaanse arbeider het toneel, nu zijn Joegoslavië en Turkije de belangrijkste bronnen van immigratie met respectievelijk 500.000 en 450.000 arbeiders. Uit Italië zijn de 400.000 afkom stig. De paar zwarte gezich ten (ongeveer 60.000 arbei ders plus een paar duizend studenten) wekken meer nieuwsgierigheid dan vijan digheid. De arbeiders van het Middellandse Zeegebied zijn grotendeels handarbei ders in fabrieken en bouwbe drijven maar ook in vele onaantrekkelijke baantjes in de dienstverlenende sec tor: onlangs telde men dat 94 procent van de vuilnis ophalers in München buiten landers waren. Een kwart van de ongeschoolde hand arbeid in West-Duitsland wordt door buitenlanders verricht. Slechts 10 procent van het half geschoolde en 3 procent van het geschool de werk wordt door deze mensen gedaan. Zij verte genwoordigen 7.9 procent van de totale arbeidsmarkt. Toen men tegen het einde van de vijftiger jaren vol doende werkgelegenheid be gon te krijgen, begonnen Westduitse arbeiders so ciaal ongewenste en laag betaalde baantjes te verla ten. De gaten, die hierdoor openvielen, werden opge vuld door buitenlanders, bij voorkeur ongehuwde arbei ders, die tijdelijk waren toegelaten. Ongeveer 40 procent van hen werd kolonist voor lan ge duur omdat ze alleen maar voldoende geld op permanente basis in het ontvangende land konden verdienen. Hierdoor bleef er een verloop van onge veer 60 procent. De opvatting rond het „ver loop" beleid van korte duur weerhield de regering er van de gevaren van immi gratie op grote schaal te onderkennen. Politieke lei ders werden ertoe gebracht hun verantwoordelijkheid op de schouders te schuiven van werkgevers, vakbon den. liefdadigheidsorgani saties. De mensen die een excuus konden aanvoeren voor de zeer slechte levens omstandigheden werden gewezen op het verlangen van de immigranten te kun nen sparen en daarna naar hun huis terug te keren. Buitenlandse werknemers, zei een openbaar aanklager, kunnen niet beschouwd wor den als deel van de bevol- kjng. De excessen van deze opvatting maakten de so ciaal democratische presi dent van de Westduitse bondsrepubliek. Gustav Hei- nemann in 1970 zo boos. dat hij demonstratief buitenland se arbeiders op hun werk opzocht, hen medeburgers noemde en op zijn nieuw jaarsreceptie uitnodigde. Deze symbolische daden kondigden het begin van een politiek aan om de im migrant te helpen. Excessen De voornaamste reden voor de nieuwe benadering van de sociale aanpassing schijnt het groeiend besef te zijn, dat ondanks de afwezigheid van een immigratie poli tiek, West-Duitsland in de praktijk een immigratie land geworden is. De Bondsrepubliek had typische immigranten-nederzettingen met een gemiddelde ver blijfsduur van vier tot vijf jaar; Dat kwam tot stand ongeveer tien jaar nadat de eerste immi- men. Gezinsimmigratie was iets dat men geprobeerd had met het „verloop" principe te remmen dan wel te voorkomen. Buiten landse arbeiders hebben niet het recht hun familie mee te brengen. De immigranten worden In West-Duitsland hoofdzake lijk door hun werkgevers gehuisvest. Tijdens de laat ste nationale steekproef In september 1968 woonde 44 procent van de mannelijke en 28 procent van de vrou welijke arbeiders uit het buitenland in woningen die beschikbaar waren gesteld door de werkgever. Het idee van werkgeversac commodatie onder toezicht van het departement voor gezondheidszorg komt voort uit de gedachte van tijdelij ke immigratie van onge huwde arbeiders of gehuw de mannelijke arbeiders die hun gezin achtergelaten hebben. Dit heeft ongetwij feld voordelen daar het grootste aantal buitenlandse arbeiders niet zelf woon ruimte behoeft te zoeken. Ook heeft men op deze wij ze gezelschap van landgeno ten. Het valt te betwijfelen of deze voordelen opwegen tegen sommige excessen en neigingen, waaraan veel ruchtbaarheid is gegeven, zoals isolement en ghetto- vorming. Geïmmigreerde gezinnen met kinderen vin den het natuurlijk moeilijk accommodatie te vinden. Meestal komen ze terecht in de grote vooroorlogse huizen in de binnenstad, die door de Westduitsers verla ten zijn. Deze toestand zal in de nabije toekomst waar schijnlijk niet verbeteren tenzij de regering haar poli tiek radikaal ombuigt in de richting van weloverwogen assimilatie of van duidelij ke discriminatie, wat hoogstonwaarschijnlijk is. Opvang verliep geruisloos Als men Groot-Brittannië met Nederland vergelijkt moet men niet vergeten dat de bevolking van Nederland ongeveer een kwart be draagt van die van En geland. Het aantal gekleurde immigraten in Nederland, uit de voormalige kolonies Indonesië, Suriname en de Antillen bedraagt ongeveer 320.000, wat voor Groot- Brittannië een gekleurde immigratie-bevolking van 1,3 miljoen zou betekenen. Hierbij komen nog zo'n 330.000 buitenlandse werk nemers uit Italië, Spanje, Portugal, Griekenland, Ma rokko en Turkije. Men zou, in het licht van de Britse ervaring, kunnen verwachten dat de Neder landers goede redenen zou den hebben om streng op te treden tegen de immigratie. Met beperking van het aan tal immigranten zou de druk op de woningnood ver minderd kunnen worden. Dit is niet het geval ge weest. De Nederlandse poli tiek op het gebied van be trekkingen tussen de rassen lijkt een van de meest libe rale ter wereld te zijn. Tus sen 1945 en 1963 heeft Ne derland 300.000 vluchtèlin- gen uit Indonesië opgeno men. De grote meerderheid van deze immigranten was kleurling. Meer dan 90 pro cent was christelijk. Deze geloofsovertuiging paste heel goed in de bestaande religieuze blokken waar een groot gedeelte van het so ciale, economische en poli tieke leven in Nederland op is gebaseerd. Het aantal Indonesische immigranten in Nederland was te groot om onmiddel lijk opgenomen te kunnen worden. In een periode van zeven maanden kwamen bijna 40.000 immigranten aan in Nederland. De immi granten werden onderge bracht in contractpensions die voor dit doel speciaal werden overgenomen door het ministerie van maat schappelijk werk. Het grootste aantal immigran ten dat ooit tegelijk op deze manier gehuisvest werd be droeg ongeveer 17.500 in 600 kosthuizen. Bij de huizen die langs nor male weg op de markt kwa men, werd de Immigranten een speciale toewijzing ge daan van 5 procent van alle nieuwe hulzen die er ge bouwd en door de regering gesubsidieerd werden. Deze huizen werden de immi granten toegewezen op ba sis van gezinsgrootte, werk gelegenheid en de vraag of het gebied waar de immi granten heengingen katho liek of protestant was. Het grootste deel van de immigranten had geen geld om de nieuwe huizen te meubileren. Voor dit doel werden de gezinnen door de plaatselijke gemeenten le ningen verstrekt die de ge meenten weer op hun beurt van het ministerie van maatschappelijk werk te rugkregen. De geleende be dragen (rentevrij) moesten over een bepaald aantal ja ren terugbetaald worden. Soms werden de schulden kwijtgescholden als een ge zin in bijzonder moeilijke omstandigheden verkeerde. Tussen 1950 en 1964 werd aan 25.000 gezinnen een le ning verstrekt om meubi lair te kunnen kopen. In to taal was hiermee een be drag van iets meer dan 50 miljoen gulden gemoeid. Deze wijze van opvang van Indonesische immigran ten was duur, maar werd door de Nederlanders met opmerkelijke bereidheid aanvaard. De kosten van de contractpensions tussen 1952 en 1964 werd op meer dan 150 miljoen gulden geschat, terwijl de kosten van her scholing, werkloosheids uitkeringen en huisvesting in nieuwe huizen in meer dan 100 miljoen gulden be droegen. In vergelijking met Groot- Brittannië, de bevolkings grootte en de numerieke f op weg naar een zorgeloze vakantie in het moeder land dank zij de zekerheden van de Nederlandse wet geving verhouding tussen Immi granten en de rest van de bevolking, zou dit beteke nen dat Groot-Brittannië /oor een periode van twaalf aar meer dan een miljard pUldv.i sou moeten nittrek- Hoewel er geen officiële statistieken op na worden gehouden, schat men het aantal immigranten uit Su riname en de Antillen op ongeveer 40.000 (in Britse termen, zou dit ongeveer 160.000 West-Indiërs beteke nen). De reden van deze migratie is hoofdzakelijk werkloosheid In Suriname en op de Antillen en de vraag om arbeidskrachten in Nederland. De immi granten uit Italië, Spanje, Turkije, Marokko, Grieken land en Portugal zijn om dezelfde redenen naar Ne derland gekomen. Het grootste aantal immigran ten komt uit Turkije en Ma rokko. De buitenlandse werkne mers worden in Nederland begeleid door een groot aantal stichtingen. Deze stichtingen zijn organisaties van vrijwilligers, vaak op religieuze grondslag. Zij worden gesteund door fond sen van de staat en de In dustrie. De stichtingen wer ken voor bepaalde groepen urbelders. In Rotterdam be slaan er stichtingen voor Grieken, Italianen (twee stichtingen), Joegoslaven, Spanjaarden (vijf), Portu gezen, Marokkanen, Turken (drie), elke stichting heeft een soort centrum voor be paalde immigrantengroepe ringen met recreatiemoge lijkheden en diverse soorten onderwijs en beroepscursus sen voor de groep in kwes tie. In overeenstemming met het beleid om de culturele autonomie van de immi granten te respecteren, moedigt men de kinderen van gastarbeiders aan bij de stichting onderwijs in hun eigen taal te volgen, net zoals hun ouders onder wijs in het Nederlands kun nen krijgen. De kosten van alle sociale dienstverlening, waaronder huisvesting in het gebied rond Den Haag bedragen ■lndl do oorlog bijna 100 miljoen gulden. In dezelfde periode heeft men In een doorsnee Londense wijk, met dezelfde bevolking als Den Haag en omstreken, maar met een groter aantal immigranten minder dan twee miljoen gulden aan deze immigranten besteed. Over het hele land heeft het ministerie van maatschappc- 1 k werk tussen 1964 en 1D69 per jaar gemiddeld aan stichtingen subsidies gegeven ter grootte van wat in Groot-Brittannië min stens ruim een miljard gulden zou zijn. Het jaar lijkse budget van de Com munity Relations Commis sion en geassocieerde ge meenten in Groot-Brittannië bedraagt minder dan 8 mil joen gulden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 11