Canada heeft economisch een olifant in bed Over paar jaar machtsstrijd te verwachten in Rood China CANADA VICE VERSA 5 Niet alleen ondergronds proberen de Canadese steden ondanks meters hoge sneeuw de mogelijk heden van gezellig winkelen het hele jaar door open te houden. Ook boven de grond worden reusachtige overdekte winkelcentra gebouwd, modern, levendig, ruim zoals deze promenade in Anjoy, een van de oostelijke gemeenten van groot Montreal. De Nederlandse handel met Canada stelt onthutsend weinig voor. Vorig jaar een uitvoer ter waarde van 298 miljoen gulden en een import uit Canada ten bedrage van 678 miljoen, een geflatteerd cij fer dank zij een post van 179 miljoen aan militaire vlieguigen. De belangstelling van het Nederlandse bedrijfsleven is minimaal, en er lijkt ook geen verbetering in te krijgen. Dat kan te maken hebben met het vertekende beeld dat men in Nederland van Canada heeft. De landbouw is er nog altijd de voornaamste primaire bedrijvigheid, waarin 75 miljard gulden is geïnvesteerd, maar de agrarische be roepsbevolking is in tien jaar van 683.000 tot 511.000 gedaald en dat is nog geen 7 pet. van het totaal. Men kan Canada geen agrarisch land meer noemen: oud en jong wonen er. Twee miljoen mensen op boerderijen, maar alleen al tien miljoen in de twintig grootste steden. Van elke tien Canadezen verdient er één zijn brood aan auto's: pro- duktie, verkoop, onderhoud, verzekering. Er rijden negen miljoen wagens, een miljoen per jaar lopen er van de band. Canada maakt bijna de helft van het krantenpapier in de wereld, er werkt een half miljoen mensen in de bouw, meer dan 100.000 in de mijnen. Er is koper, ijzer, nikkel, zink, asbest, zilver, goud, lood, steenkool, olie. Alleen al in de teerzanden van Athabasca in Alberta wordt een voorraad van honderd miljard ton olie aanwezig geacht, evenveel als de reserve in de rest van de wereld. De winning ervan is duur der dan de gebruikelijke op andere olievelden, maar ongetwijfeld nadert het ogenblik waarop zij economisch aantrekkelijk, zo niet noodzakelijk begint te worden. Maar ook de gewone oliewinning ont wikkelt zich snel: het land exporteert sedert 1968 meer ruwe olie dan het invoert. Zo is Canada stellig een groeiland met grote moge lijkheden dat nochtans vanuit Nederland tweede vertekening te veel als een verlengstuk van de Amerikaanse markt wordt gezien dat geen aparte bewerking zou verdienen. Dat is erg jammer, want zo laat men kansen lopen, zegt men mij op de ambassade in Ottawa. Anderzijds is het misverstand ook wel te begrijpen, want inderdaad is de economische invloed van de Verenigde Saten- in Canada groot. Zeker te groot naar de zin van Trudeau. AMERIKAANS KAPITAAL Chinese kinderen zingen en dansen met het rode boekje van Mao, het symbool destijds van de „culturele revolutie". Ook zij zullen weer een machtsstrijd meemaken. De „culturele revolutie", die de ondergang betekende van Mao's tegenspeler Lioe Sjao-tsji, Mao Tse-toeng weer centraal. Jonge culturele revolutionairen zijn hier bezig met de distributie de werken van Mao. Van onze correspondent John Gittings Over enkele jaren, waarschijnlijk in 1976 of 1977 kan onder de Chinese leiders een nieu- dc belangrijke strijd verwacht worden, te vergelijken met Lin Piao's poging tot een staatsgreep, nu één jaar geleden. Deze voorspelling is niet afkomstig uit de door gaans onbetrouwbare bronnen in Hongkong die in het verleden al zo vaak Mao's dood en andere rampen voorspeld hebben. Deze voorspelling is af te leiden uit een artikel in het augustusnummer van het blad van de Chinese communistische partij, de Kode Vlag. Het artikel dat de eerste theoretische uitleg geeft over de Lin Piao affaire wordt nu overal in China op vergaderingen bespro ken. Eerst was er de Kao Kang affaire in 1953; daarna de kritiek van de minister van de fensie, Peng Teh-huai, op de manier waar op Mao de „Grote Sprong Voorwaarts" in I960 aanpakte. Dit werd in 1966 gevolgd door de pogingen van Lioe Sjao-tsji om „het kapitalisme weer in ere te herstel len", pogingen die aan de kaak werden ge steld door de „culturele revolutie". En ten slotte waren er de „samenzweringen en verraad" van de mensen die nu in de Chi nese pers „bedriegers als Lice Sjao-tsji" ge noemd worden, nu ook een synoniem voor Lin Piao en diens aanhangers. Hieruit volgt, volgens Rode Vlag, dat men in de wet van de klassenstrijd rekening moet houden met een kritiek „tijdsele- ment". „Als men terugblikt naar het verle den," wordt er gesteld, „kunnen we zien dat er elke paar jaar onvermijdelijk een belangrijke strijd voorkomt." NIET SLAPEN Chinese lezers van Rode Vlag kunnen uit de volgorde van de gebeurtenissen alleen maar opmaken dat binnen vijf tot zes jaar de klasse-vijand op hoge plaatsen waar schijnlijk weer zal toeslaan. Want Rode Vlag praat niet alleen over het verleden: „Een belangrijke strijd" herhaalt het, „zal elke paar jaar voorkomen en het Chinese volk kan zich niet verloven daar tussenin rustig te slapen. Nu zit er, tenminste in China, niets nieuws in de bewering dat in een socialistisch land de klassenstrijd tussen de machten van de bourgeoisie en het proletariaat iets blij vends is. Al vele jaren lang is dit een van de principiële ideologische verschillen tus sen de Chinezen en de Russen die beweren dat zij in Rusland een „staat van het gehe le volk" gevestigd hebben. De strijd tussen socialistische en kapitalis tische neigingen gaat niet alleen voort in een socialistisch land, maar zelfs bij ieder persoon afzonderlijk. Dit is een integraal onderdeel van Mao's theorie van „tegen strijdigheden" en hij is al zover gegaan dat hij gezegd heeft dat de vraag „wie er zal winnen' in China nog steeds niet beant woord is. Wat wel nieuw is in de bewering van Rode Vlag is de mening dat de klassenstrijd in China noodzakelijkerwijs een bijzondere vorm heeft door het op gezette tijden optre den van een groep hooggeplaatste samen zweerders zoals Lin Piao. Deze theorie is een mooie verklaring voor het feit dat Lin Piao, Mao's gekozen opvol ger en sleutelfiguur in de „culturele revolu tie", achteraf tóch zo slecht bleek. Maar de nadrukkelijke wijze waarop dit op het ogenblik gebeurt, doet vermoeden dat veel mensen er nog van overtuigd moeten wor den dat de, waarheid zo eenvoudig is. TIJDSELEMENT Maar als zij overtuigd zijn geraakt van de heorie van het „tijdselement", zou het lo gische zijn als ze zichzelf gingen afvragen wie van de huidig» Chinese leiders die klasse-vijand voor 1976-'77 zal worden. Er zijn twee nieuwe „wetten" gevonden vol van politieke betekenis. In de eerste plaats wordt er beweerd dat deze periodieke „an- tl-parti] samenzweringen" die China elke mijdelijk" een „internationale bron" moe ten hebben. Wat gewoon wil zeggen dat Rusland er een hand in heeft. Deze bewering past, tot op zekere hoogte, in de vroegere activiteiten van Kao Kang zes of zeven jaar getroffen hebben „onver en Peng Teh-huai, die beiden door Moskou ietwat geruggesteund werden. Misschien is het ook wel van toepassing op Lin Piao omdat hij tegen de eenzijdige Chinese toe nadering to: Amerika was. De tweede „wet" wordt duidelijk uiteenge- ren op het oorspronkelijke artikel. Die houdt in dat de „klasse-vijand" altijd van „links" zal toeslaan. Zoals radio Szechwan het onlangs stelde: „Het kenmerk van de klasse-vijand is het met rode vlaggen zwaaien om de (werkelijke) rode vlag te opponeren." Maar zou de bewering van Rode Vlag som mige echte linksen er niet van kunnen weerhouden de echte rode vlag te hijsen in het huidige politieke klimaat in China waar Van de Canadese export ging vorig jaar 68 pet. naar de V.S. en de import kwam er voor 70 pet. vandaan, met een kleine verschuiving ten gunste van Japan, dat zijn importaandeel in vijf jaar verdub beld zag, maar nog altijd niet verder kom dan 5,1 procent, bijna evenveel als wat Engeland nog levert (5,4 pet.). Dit is een droevig overschot van de oude imperiale dagen, toen Canada allereerst de grote graanschuur was. Meer dan de helft van de handel was op Europa gericht en driekwart van de buitenlandse investeringen be vond zich in Britse handen. Daar is in de vijftiger jaren definitief de klad in gekomen: het waren de States die de fabuleuze ontwikke lingskansen grepen. De totale buitenlandse investeringen in Canada worden op 44 miljard dollar geraamd, waarvan drie-kwart Ameri kaans kapitaal is. En hoewel er krachtig naar wordt gestreefd het zwaartepunt van de investeringen te verleggen naar de binnenlandse besparingen die rond twintig miljoen belopen moet het Amerikaanse belang in de Canadese mijnbouw en industrie toch op 60 procent worden geschat. Terwijl zij olie en aardgas zelfs voor driekwart be heersen. Geen wonder dat Trudeau het leven naast deze buurman heeft vergeleken met het slapen naast een oiifant. Uiteraard wordt geprobeerd te voorkomen dat Big Brother een nog grotere plaats in bed krijgt. Allereerst zijn buitenlandse investerin gen aan beperkingen onderworpen op een aantal vitale punten: de financiële sector, ae voorlichtingsmedia, het transportwezen, de vis- Over economie gesproken. Er is nauwelijks iets economischer denkbaar dan sportvissen in Canada: forse ouananiche bewijst, wat voor een vis dit dan ook mag zijn. Montreal heeft al heel waf meer kilometers metro dan Toronto. De metro-treinstellen rijden op rub berbanden. Het metro-net maakt bovendien deel uit van een miljardenplan dat ondergronds aan sluit op hotels, spoorwegstations, kantoren, winkelstraten, restaurants en theaters. Een Canadeei antwoord op de ongemakken van lange winters. serij. Overheidsbedrijven of Crown corporations houden een stevig* vinger in de pap waar ook het particuliere bedrijfsleven aan tafel zit. Van de 34 spoorwegmaatschappijen is Canadian National, het staatsbedrijf met een marktaandeel van 52 pet. veruit de grootste, gevolgd door Canadian Pacific met 36 pet. Er zijn 346 commerciële radio- en 249 tv-stations in Canada, maar de Canadian Broadcasting Corporation, het overheidsbedrijf, heeft een groter bereik: de pro gramma's gaan over 388 radio- en 318 tv-zenders, zij het dat ook een flink deel daarvan in particuliere handen is. Atoomenergie, ura nium- en radiumproduktie, synthetische rubber zijn andere terreinen van overheidsdeelneming. Auto's zijn veruit Canada's belangrijkste exportprodukt geworden: in 1971 4,2 miljard dollar op een totaal van 17,7 miljard (in 196" maar 1,7 miljard), zoals ze ook aan de importkant de grootste post vormen: vier miljard op een totaal van 15,6 (en let op de fraaie Ca nadese handelsbalans: een positief van bijna 6,5 miljard gulden). Deze enorme expansie van de auto-export was te danken aai overeenkomst met de V.S. die de Canadese dochterondernemingen van de grote Amerikaanse concerns (er staan bij Toronto reusachti ge fabrieken van Ford en General Motors) vele voordelen bood. Wash ington is nu bezig dit terug te schroeven ten faveure van de ex port door de moedermaatschappijen in de V.S. zelf en in dezelfde geest probeert het de Canadese olieproduktie op een lager pitje te houden. Neen, het botert niet zo best tussen de buren en dat heeft ock wel politieke achtergronden een studente zei het me zo: „Wii hates Amerikanen om alles waar ze voor staan, Vietnam, het negerpro bleem, de hele troep. Canada is een veilig toevluchtsoord geworder voor duizenden Amerikaanse dienstweigeraars en deserteurs, en een duidelijk geliefd vakantieland voor negers, van wie ook de immigra tie begint toe te nemen, legaal en illegaal". Copyright The Guardian-Persunie De in hi GEEN DISCRIMINATIE De immigratiebepalingen wijzen enerzijds iedere discriminatie naar ras, kleur, land, afkomst of religie af door de toelating afhankelijk te stellen van een objectief puntensysteem dat voor allen gelijkelijk geldt, maar verbindt anderzijds binnen dat systeem de toelating nau wer met de situatie op de arbeidsmarkt. Dit betekent veeleer immi gratie naar Canadese behoefte dan het oude landverhuizer! op goed geluk. Aldus komen ongeschoolden in beginsel het land niet meer bin nen, tenzij met hun familie mee, want familierelaties met Canadese ingezetenen blijven hoog in de puntenscore. De kwetsbaarheid van de Canadese arbeidsmarkt is een ingewikkeld verhaal, waar ook structurele elementen in zitten: in een immigra tieland neemt de beroepsbevolking sneller toe dan de totale bevol king, in Canada de laatste tien jaar 28,4 tegen 19,3 procent. De ar beidsmarkt loopt daarmee op de consumptiemarkt vooruit. De cij fers zijn voorts niet helemaal naar Nederlandse begrippen te me ten: ik begrijp dat er ook veel studenten ais werkzoekend staan in- gescsreven voor de talloze zomerbaantjes, en ook dat jaagt in he: lange winterseizoen de cijfers een paar procent omhoog. De conjunc tuur doet de rest en het gaat niet overal goed: de vliegtuigindustrie heet een ramp, textiel c-n schoenen gaan slecht en het aantal ar beidsplaatsen in de landbouw daalt, niet alleen door verdere mecha nisatie maar ook door landverlating. Want her en der beginnen dt bossen weer terug te nemen wat eertijds ontgonnen werd en tal var. boerderijen worden tweede huizen voor de mensen uit de stad. Ne' kleine inworp, grote vis, zoals dei a]s jn Europa. JAN OSTENK Misschien moet dit artikel alleen maar zien worden als een rechtvaardiging de omstandigheden waarin Lin Piao het toneel verdween. In dat geval de schrijvers kritiek kunnen vanwege hun „pessimisme". Maar de interpretatie van dit alles ons voor een aanzienlijk dilemma. Wat nu juist, de indruk van een Chinees dat in het binnen- en buitenland zichzelf kan vertrouwen en dat voortgaat op de zoektocht naar het social me, of stemmen zoals die van Radio Hun van verleden week toen „de wet van grote strijd voor vele jaren" afgekoni werd en een v/aarschuwing kon worden hoord dat de klasse-vijanden alleen „een adempauze" houden voordat zij volgende grote tegenaanval" lanceren?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 10