RobNieuwenhuys Oost-Indische Spiegel ...EN DAN IS HET INEENS AFGELOPEN „Oost-Indische Spiegel {Wie SOMMIGE OUDE TIJDEN KEREN NOOIT TERUG ROB NIEUWENHUYS SLUIT EEN TIJDPERK AF MET Een gesprek onder vier ogen... ZATERDAG 16 SEPTEMBER 1972 DEN HAAG Indonesië is nu bijna drieëntwintig jaar onafhankelijk. Ruim tien jaar geleden werd het laat ste omstreden gebiedsdeel, I Nieuw Guinea (Irian Barat) aan het eilandenrijk toege- I voegd, waarmee de laatste i steen des aanstoots tussen Indonesië en het voormalige moederland werd opge ruimd. Bij het aarzelend el- kander hervinden wijzigde j tussen beide landen bestaan- de liefde-haatverhouding i zich in een wat minder emotioneel, maar zeer vrien- i delljke betrekking: de he dendaagse generaties heb- Iben afstand genomen van het verleden en bezien dit thans met een welwillende objectiviteit. In dit stadium van de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië heeft de Nederlandse litera tor Rob Nieuwenhuys een overzicht samengesteld van wat "Nederlandse schrij vers en dichters over Indo nesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren dor compagnie tot op heden", getiteld "Oost-Indische Spiegel" (uitgave Querido)* do). Men kan dit werk van Rob Nieuwenhuys, die zijn jeugd in het voormalige Neder- lands-Indië heeft doorge bracht. gerust een stan daardwerk noemen en een samenvatting van bepaalde aspecten van een voorbij en definitief afgesloten tijd perk. Nieuwenhuys' grote Schrijver Rob Nieuwenhuys (ps.: E. Breton de Nijs) verdienste is, dat hij het in en" over Indonesië geschre vene gekoppeld heeft aan de tegelijk bestaande socia le toestanden. Zo is het allemaal terug te vinden: de wetenshonger naar vreemde landen, ande re mensen en gewoonten, die werd gestild door de oude reisbeschrijvingen en de scheepsjournalen. Schip per Bontekoe was geen op vallende zeeman, anaar zijn reisjournaal was tientallen jaren een van de meest ge lezen boeken in Nederland. De soms wat droge en uit voerige journaalstijl kon soms schokkend werken ge tuige dit citaat van Nico- laus de Graaff over de te rechtstelling van een Malei- se slaaf die zijn meesteres had verkracht en ver moord: "De schuldige werd levendig op een kruis gebon den en zijn rechterhand met een gloeiende tang af geknepen. Daarna werden beide armen en benen aan stukken geslagen en zo le vendig van het kruis geno men en geëmpaleerd, dat is: een lange ijzeren pen wierd van onder bij zijn fondement in gestoken, dat hij achter bij zijn hals weer uitkwam, en alzo lieten zij hem op een rad op die pen zolang zitten totdat hij is gestorven. Doch de lijder leefde nog drie uren in de achtermiddag en eiste zo als hij op het rad nog leef de, altemets een pijp toe- bak en een dronk water". Een strafpleging die uiter aard voor de zeventien- de-eeuwse tijdgenoot min der schokkend was dan zij thans ervaren wordt. Naarmate Nederland zich steviger in Insulinde vestig de. braken andere ideeën baan Willen van Hogendorp stelt in zijn novelle „Kras- poekol" (keras poekol is hard slaan) het probleem van de overigens milde slavernij aan de orde en heeft in zijn zoon Dirk een attente navolger. Het optre den van Wolter Robert ba ron van Hoëvell valt samen met de invoering van het cultuurstelsel, het stelsel van de gedwongen cultures. Het was ook de tijd dat een schrijnend verschil bestond tussen de Indo en de „echte Europeaan". Nog lang zou de Indo in de Indische lite ratuur een vertrouwde ver schijning zijn als de dom me, c.q. onbetrouwbare en krompratende nonna of sin- jo. totdat hij zich in de tweede helft van de vorige eeuw betere onderwijsfacili teiten verwierf, het gehate verbod om ambtenaar te worden, opgeheven werd en zijn zelfbewustzijn baan brak. Maar voor het zover was werd de flambouw Douwes Dekker ontstoken, die het licht deed schijnen over de toestand waarin „de inlander" verkeerde. En zo gaat Rob Nieuwen huys de gehele, indrukwek kende rij langs: Junghuhn, de natuurminnaar. Tollens, Ritter enzovoorts. Uiteraard besteedt hij de nodige aan dacht aan Daum (Goena- goena), aan Augusta de Wit. die haar artistieke in spiratie stoffeerde met een Indische omgeving, aan Noto Soeroto, de verdraag zame Indonesiër die gedijde in de Nederlandse artistieke sfeer, aan Székely-Lulofs, wier „Rubber" een wereld reactie lossloeg, hoewel het niet haar beste en zeker niet haar meest geliefde ro man is, aan Maria Der- mout, aan Jan Fabricius, Henri van Wermeskerken. Carry van Bruggen. Annie Salomons. Beb Vuyk, Frie- dericy, Walraven en Jan Prins. En natuurlijk aan Louis Couperus, die, afkomstig uit een Indisch regenten- en landherengeslacht in zijn Kleine Zielen niet de speci fiek Haagse maar wel de Haags-Indische coterie weergeeft (aandachtige t.v.-kijkers zullen zich onge twijfeld de rol van Caro van Eyck in de t.v.-versie van „De boeken der kleine Zielen" herinneren). En vanzelfsprekend aan E. du Perron, die, naar mijn ge voelen de indrukwekkendste jeugdherinnering over het oude Indië schreef met zijn „Land van Herkomst". Aansluitend hierop kan men de jeugdherinneringen van Rob Nieuwenhuys (geschre ven onder de naam E. Bre ton de Nijs) zelf, „Vergeel de portretten" noemen en zeker ook die van Tjalie Ro binson. Tjalie Robinson, als Jan Boon in de Nij meegse Dominicanenstraat geboren, is in feite de eer ste. die welbewust schrijft vanuit een Indocultuur. Hij betreurt het. niet ten on rechte, dat het „petjo", het vroeger zo gesmade krom- taaltje van de Indo's geen zelfstandig cultureel leven to. Rob Nieuwenhuys heeft zijn omvangrijke en voor ieder gemakkelijk te lezen sa menvatting over de „Indi sche" literatuur samenge steld op een tijdstip dat, op enkele oude, opwellende herinneringen na, de inspi ratiebron is opgedroogd. „Oost-Indische Spiegel", een herinnering aan Nico- laus de Graaff gelijknamige reisbeschrijving, is een laatste vogelvlucht over een racistische standenmaat schappij, die de bekwame journalist Brooshooft vlijm scherp ontleedt in „De Indi sche Samenleving", als hij een choleraepidemie be schrijft: „Er is een inlan der gestorven. Natuurlijk be tekent dat niets. Die men sen sterven dagelijks. Dan slaat de bliksem in; de eer ste Europeaan sterft onder verdachte verschijnselen. Ja, maar eigenlijk is hij geen Europeaan, hij is In do-Europeaan. Die man had schier evenveel Javaans als fatsoenlijk bloed in de ade ren, at roedjak en omrijpe vruchten tegen de beste in lander op. Was dat iemand om met grote ophef van ko men te vertellen: er is een Europeaan aan cholera ge storven? Maar dan sterft toch de eerste werkelijke Europeaan en de samenle ving raakt in paniek Maar dit alles is definitief afgesloten. Sommige oude tijden keren nooit weer.... T. VAN GRINSVEN Zo zag, omstreeks 1850, Ernest Hardouin de Nederlandse koloniale landheer I (Van een onzer verslaggevers) Mijnheer van B., 47 jaar, ver koopleider bij een middelgroot bedrijf, wordt op een morgen bij zijn directeur geroepen. Wat hij in een sombere bui al een heeft gevreesd, maar nooit als reali teit heeft willen ervaren, wordt hem op dat moment met veel omhaal van woorden onder ogen 1 gebracht. „Efficiency-onder- zoek in ons bedrijfu be grijpt welveranderde marktsituatieen de conjunc tuur is ook niet zo gunstig....". Het komt er op neer dat mijn heer van B., die vorig jaar nog met zoveel feestelijkheid zijn 25-jarig jubileum bij het bedrijf heeft gevierd, overbodig is ge worden. De gouden handdruk" die de directeur hem geeft, neemt niet weg dat ze hem niet meer nodig hebben. Hij staat op Kraat Beambten (niet te ver warren met ambtena ren) vormen in het al gemeen de groep die in een bedrijf tussen de directie en het directe productiepersoneel zit: boekhouders, typistes, opzichters, verkoop mensen, technici, enz. De laatste jaren zitten zij in een moeilijke hoek, omdat vooral in de grotere bedrijven deze personeelssector uiterst kritisch wordt bekeken, waarbij re gelmatig ontslagen val len. De werkloosheids cijfers van de laatste tijd ook van deze week spreken wat dit betreft boekde len. Het treft vooral de ou dere beambten, die geen specifieke oplei ding hebben maar die hun ontwikkeling ge heel danken aan het bedrijf, waar zij vaak jaren werkzaam zijn geweest. Regionaal bestuurder J. D. Rikkert: ontslag komt dikwijls bijzon der hard aan Hoe lang nog kan hij zijn inspectietochten maken? to date jm werefd die mijnheer van B. het le- |W zongvuldlg en met zoveel suc- aardig }jeeft opgebouwd stort ineen, «ort te Vjui het begin af aan heeft hij |ie ontwikkeling van het bedrijf ;emaakt. De moeilijke maar ran dit 1 apart vrouw handje itie-idee •kt bleef Franse nt heeft tnthousiaste jonge mensen de laak opzetten. De spectaculaire [roei daarna, de steeds grotere bmzetten, de expansie over de [renzen, de voortdurende perso- «elsuitbreiding. Mtijd kwam men bij hem als er noeilijfcheden waren. Hij kende Ie zaak van haver tot gort. looit deed men tevergeefs een teroep op hem, ai was het mid den in de nacht. En nu, ontsla gen. Wat zal zijn vrouw er van leggen? Hoe zullen zijn kinderen ïeageren? En de buurt yo11 fce eerste 6chok die het ontslag fr'i hem teweegbrengt, is nog rgelegd. ^aar bet begin van een lange kost- wtensweg. Het zai maanden, n vrouw pissctoien wel jaren duren voor nd, har- pi weer aan het werk kan. Hij iste tot kal tientallen sollicitatiebrieven och ver- Schrijven en merken dat je als en een J'erkloze duidelijk in het nadeel uit-jpent. Alsof de schuld van deze met de ®»tuatie bij jezelf ligt. taat, die L uit- vee' brieven krijgt hij hele- punt zo- Faal 8een antwoord. Andere be- drijven laten hem weten: „u bent oud". Weer anderen willen let haar met hem in zee gaan, maar heden een salaris dat de helft D' nog minder is dan wat hij se hoog- eerst verdiende, dan die Tegenover de omgeving probeert »i de schijn op te houden. Maar 'e maximale werkloosheidsuit kering die hij ontvangt, is slechts een fractie van wat hij in zijn hoge positie bij zijn oude bedrijf kreeg. Zelfs wanneer het hem lukt om een baan te krij gen die enigszins met zijn vroe gere overeenstemt, zal mijnheer van B. merken dat het venijn in de staart zit. Want de kans is groot dat hij op zijn 65-ste jaar een pensioen krijgt dat mogelijk maar eenderde is van het bedrag dat hij zou hebben gekregen, als hij tot die leeftijd bij het oor spronkelijke bedrijf in dienst was gebleven. Bovenstaand verzonnen verhaal, dat toch dagelijks ontstaat, komt een groot aantal mensen mis schien overdreven voor. Maar een man als J. D. Rikkert. re gionaal secretaris van de Unie van Beambten en Hoger Lei dinggevend Personeel weet wel beter. In zijn werk heeft hij da gelijks te maken met dergelijke problemen. Al was het alleen imaar met betrekking tot bij voorbeeld de Akzo-affaire, waar hij de belangen van de categorie beambten behartigt. Volgens de heer Rikkert is er de afgelopen twee, drie jaren bij de grote en middelgrote bedrijven in toenemende mate sprake van een kritische benadering van de „tussengroepen": het personeel dat staat tussen de directie en het directe produktiepersoneel. „Ik heb duidelijk de indruk" zegt hij, „dat binnen het be drijfsleven de laatste tijd vooral de personeelsgroepen in de indi recte sfeer buitengewoon kri tisch worden bekeken. In het verleden, toen er behoorlijke Een lege tikkamer: de reorganisatie is een feit, de mensen moesten afvloeien winsten werden geboekt en de conjunctuur gunstig was, werden de kosten in die sector minder scherp in de gaten gehouden dan wenselijk was." Daarin is de laatste jaren, en vooral het afgelopen jaar, duide lijk veranderi-rg gekomen. Men vraagt zich af. of de gegevens van vroeger nog wel kloppen. Er worden efficiency-onderzoe- ken gehouden, er woixlt stroom lijning gebracht in de admini stratieve sector. Dan vallen er klappen, klappen die het hardst aankomen voor de mensen die met het bedrijf vergroeid zijn. Oudere mensen die een specifie ke functie hebben opgebouwd, die niet meer in overeenstem ming is met wat vandaag aan de dag wordt gevraogd. Naarmate meer mensen een be tere scholing krijgen, wordt de vraag naar opleiding en kwali teit belangrijker dan ervaring in de praktijk. Mensen die alleen dit laatste hebben, worden hier van de dupe. En als zij dan in een bedrijfstak zitten die gelei delijk wordt afgebouwd, dan is een afgebroken carrière als hierboven geschetst geen uitzon dering. Wat zijn de problemen? In de eerste plaats de bedrijfsgebon- deniheid. Mensen zijn vergroeid met de ondernemingen waar zij werken. Zij danken hun positie aan de ontwikkeling van het be drijf, eerder dan aan de kwali teiten die zij door opleiding of diploma's hebben verkregen. Als de vraag naar een soortgelijke opleiding, naar management in plaats van stimulerende ver- kooppolitiek groter is dan wat deze mensen in hun mars heb ben, worden zij overbodig. Op zichzelf is dat nog niet zo erg. Maar het blijkt dat mensen die in zo'n situatie verzeild ra ken, bijzonder moeilijk weer aan de slag komen. Dat heeft te ma ken met het feit, dat de onder nemers in zulke gevallen ge neigd zijn het GAB over te slaan. Hogere functies worden behandeld per advertenties, met alle selectieprocedures vandien, terwijl de werving van direct produktiepersoneel meestal via het arbeidsbureau geschiedt. Dan blijkt ook dat de werkge vers een negatieve houding inne men tegenover mensen die solli citeren vanuit een positie van werkloosheid. Automatisch wor den zij dan gerekend tot de „tweede keus", zonder dat de werkloze sollicitanten in staat worden gesteld te bewijzen dat zij door hun ervaring en prak tijk een beter lot verdienen. Volgens de heer Rikkert komt ontslag voor vooral oudere beambten veel harder aan dan voor andere werknemers. „Wan neer zo'n man van de oude stempel, die altijd een vertrou wensman was en die iets bete kende voor zijn omgeving, wordt uitgeselecteerd bij een reorgani satie stort zijn sociale wereld in elkaar, „aldus de heer Rikkert. Ook noemt hij de inkomstender ving. die grotere consequenties heeft naarmate het Inkomen ho ger is. De WW gaat namelijk n>et verder dan tot 80 procent van maximaal 28.000 gulden. En bij veel bedrijven worden men sen van boven de 45 ontslagen, die ver boven deze grens zoten. Deze maken dan een zeer grote 6tap terug. Maar het gaat niet alleen om de hoge inkomens Het komt ook veel voor dat oudere beambten zoals bazen in een fabriek, op zichters en dergelijke functiona rissen na ontslag in een nieuwe baan terugvallen van bijvoor beeld 1400 op 1100 gulden per maand. Dat betekent dan een di recte aantasting van htm beste dingspatroon. Tenslotte - en dat is volgens de heer Rikkert vaak de grootste moeilijkheid - lijdt een ontsla gen beambte vaak de grootste verliezen in de secundaire sfeer, met name op het gebied van de pensioenregeling. Bij de debacle van het textielconcern van Heek in '67 zouden de beambten nau welijks een pensioen hebben ge kregen, wanneer dit niet zou zijn betaald uit het Sociaal Fonds. In andere gevallen was geen aanvulling uit een dergelijk fonds mogelijk en de heer Rik kert heeft meegemaakt dat men sen die op 55- of 60- jarige leef tijd werden ontslagen door een onevenredige restwaarde hun pensioen zagen gehalveerd. Een afvloeiingsregeling heeft in deze gevallen maar een betrek kelijke waarde, omdat zes of acht weken salaris niet opweegt tegen de verliezen in de secun daire sfeer. Daarom worden door de Unie BHLP nogal eens afvloeiingsregelingen ingeruild voor pensioenregelingen. In dit verbarvi kan het best voorkomen dat een ontslagen beambte een nieuwe baan vindt, waar hij evenveel verdient, maar dat hij in dc secundaire sfeer er veel minder aan toe is. Bij een stij gend inkomen wordt dat een steeds groter probleem. Zo'n man staat dan niet meer ais werkzoekende ingeschreven, maar de vakbond wil graag we ten hoe deze mensen terecht ge komen zijn en of hun nieuwe baan evenredig is aan de vroe gere. Die bijkomende aspecten wil de bond in beschouw.ng ne men. Zulke gegevens komen echter niet te voorschijn uit de cijfers van de gewestelijke arbeidsbu reaus. In het algemeen kan men trouwens zeggen dat deze van oudsher veel meer gericht zijn op het directe produktieperso neel. Terwijl het bedrijfsleven wel naar het GAB gaat voor produktiemensen wordt voor beambten «t hogere leidingge venden bijna uitsluitend met ad vertenties gewerkt. Adverten ties. die dan ook nog een veel langduriger selectieprocedure met allerlei gesprekken en com petitie-elementen ten gevolge hebben. Bovendien verwacht men van leidinggevend personeel veel meer dat het zijn eigen boontjes weet te doppen. Dat weerhoudt beambten er vaak van, om naai het arbeidsbureau te gaan voor bemiddeling. De enige oplossing hiervoor ziet de heer Rikkert in een mentaHteltsverbetering bij zowel werkgevers ais de beamb ten zelf. Bemiddeling moet naar zijn mening niet worden gezien als een aantasting van de eigen waarde, maar als een normaal verschijnsel Wat de heersende mentaliteit betreft, wil de heer Rikkert ten slotte nog wel kwijt dat de meeste aandacht uitgaat naar het produktiepersoneel. Als in die sector omslagen vallen, wordt dit geweten aan een fa lend beleid van de ondernemer en er wordt veel publiciteit aan gegeven. Maar een reorganisatie in de sfeer van de efficiency, een „stroomlijning" van het admini stratieve i.pparaat, waar de beambten toe behoren, krijgt een andere, positievere benade ring. „Dat treft mij vaak pijn lijk". zegt Rikkert. „Men hoort dan: dat had ai veel eerder moeten gebeuren. Alsof de di rectie minder verantwoordelijk is, wanneer in die groep mensen overcompleet zijn".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 13