I
Werklozen in Lelystad
(door overheidsregeling
Voorbije
vroomheid
weerspiegeld
in bid- en
devotieprentjes
I
Bedrijven krijg
en
f 10.000 voor
arbeiders
van buiten de
polder
972
Van een onzer verslaggevers
HAARLEM Het geeft een schok van ver
wondering en tegelijk van blij herkennen,
als men in het bisschoppelijk museum aan
de Jensstraat in Haarlem, wordt gecon
fronteerd met een stuk religieus jeugdsen
timent, bestaande uit devotie- en bidprent
jes vanaf de 17de tot het begin van de 20e
eeuw, met zorg geselecteerd door conserva
tor Verspaandonk in twee koele zaaltjes
van het grote gebouw, waar een haast
onwereldse rust heerst.
Voor hen, die een kwart van een eeuw oud
zijn, zal die expositie van voorbije vroom
heid geen enkel aanknopingspunt vormen.
Zij zijn ook in religieus opzicht opge
voed in een nuchterheid, die haar voorde
len kan hebben, maar ook het nadeel een
niet onbelangrijke episode van het „Rijke
Roomse Leven" te hebben gemist.
De zucht om de waarheid definitief te ont
doen van elk spoor van legende kan weten
schappelijk verantwoord zijn, de ouderen
onder ons en dat is toch nog altijd een
groep die meetelt werden groot in een
tijd, toen „de waarheden des Geloofs" nog
verpakt werden in een vaak kleurrijke em
ballage, waarbij het gevoel een voorname
plaats innam.
SENTIMENT
Dat sentiment, waarom men nu glimlacht
bij de herkenning van wat vroeger als be
slist waardevol werd ervaren, krijgt op de
tentoonstelling in het bisschoppelijk mu
seum zijn grote kans.
Naar onze mening terecht. Want het is
juist die niet vast te stellen grens tussen
waarheid en legende, die de gelovige mens
van oudsher gefascineerd en aangespoord
heeft tot devote verering van tal van za
ken, die wij nu als „ballast" over boord
hebben geworpen, „nutteloze ballast" vol
gens rationeel denkenden.
Zij vergeten dat zij bij 't overboord zetten
van die „saritekraam" ook hebben meege
daan aan een ontluistering van de devotie
en daarmee een groot brok onvrede heb.
ben wakker geroepen.
Men moet de expositie in de Jansstraat in
Haarlem zien als een stuk verloren gegaan
jeugdsentiment in de uiterlijke beleving
van het geloof; iets wat er in die tijd on
verbrekelijk bijhoorde.
Kenmerkend voor de Contra-Reformatie, de
grote vernieuwingsbeweging sinds het mid
den van de 16e eeuw,, was de verering
van eigentijdse heiligen, zoals Franciscus
van Sales, Ignatius van Loyola, Teresia
van Avila, de grote mystica, en ook van
oudere heiligen, zoals Sultbertus en Rad
boud. In de Haarlemse collectie zijn zij
ruim vertegenwoordigd in de vaak primi
tieve prentjes, vol religieuze symbolen en
emblemen.
Dikwijls zijn ze „ingekleurd" op een haast
kinderlijke manier. Soms kijkt de heilige
met ernstig gelaat de beschouwer aan, als
of hij wilde zeggen: „Zondaar, bekeer u".
Een devotieprentje uit Keve-
laer. De kledij van moeder
en kind doen aan Byzantijnse
herkomst denken.
In de meeste gevallen echter domineert de
suave glimlach van de godzalige, die alle
aardse ellende is ontstegen. Maar mooi zijn
ze in hun vaak naïeve argeloosheid. Her
dachten we vroeger de H. Aloysius in ons
avondgebed niet aio de „engelachtige jon
geling"?
Vroeger hadden ook de talrijke Maria-bede-
vaartsoorden hun eigen prentjes. „Onze
Lieve vrouw Ter Nood" van Heiloo was
Een zeer mollig kind Jezus,
het vaantje van de zege in
de hand en met de voeten
de slang er onder houdend.
een geliefd onderwerp, maar de kroon
spande toch wel „Onse Lieve Vrouw tot
Kevelaer", naar welk Duits pelgrimsoord
nu nog Nederlandse bedevaarten trekken,
evengoed als naar Heiloo. Er zijn prachtige
plaatjes bij van de Kevelaerse Maria, die
onder haar wijde mantel alle vereerders te
beschermen schijnt tegen het boos geweld
van de wereld.
Die tweedaagse bedevaart naar Kevelaer
„Souvenir du grand jour",
een Frans prentje herinne
rend aan de eerste heili
ge communie. De omlijsting
bestaat uit kunstig uitge
knipt papier. Aandacht ver
dient het lange haar van de
priester.
len IöjI p**1u*rei dnyAtt.
Voor aI u- Cnti/j-
1 %*tn/ïrei schat.
BROK
JEUGDSENTIMENT
IN
HAARLEMS
MUSEUM
De Heilige Familie in Naza
reth, een geliefd onderwerp
voor devotieprentjes.
was een evenement voor velen. Als men
per trein bij Gennep de grens passeerde,
lag het kleine pelgrimsstadje op zeer korte
afstand, maar de „vrome pelgrims", die
hun haardsteden hadden verlaten voor deze
boetetocht, zongen met stemmen, schor van
ontroering:
„Vaarwel, vaarwel lief vaderland". Dat lie-
ve vaderland dat men vanuit Kevelaer met
het blote oog kon zien liggen!
KINDSHEID
Een groot deel van de verzameling Is ook
gewijd aan de kindsheid. Meestal zoetelijke
prentjes van een schattig kindje, vrij mol
lig van bouw, met vroegwijze oogjes uit het
plaatje kijkend, staande op een wereldbol,
waaruit addergebroed te voorschijn komt,
maar dat prompt door de kindervoetjes
wordt vertreden.
Even echter ook een ernstiger noot: Jesus
als kind op het kruis liggend, met het profe
terende onderschrift: „Ich lieg alhier
gleich wie ein Kind, bis ich erwach und
straff die SUnd".
Uit de tentoongestelde prentjes blijkt ook
de grote verering voor de H. Familie in
vroeger dagen, vooral sterk verbreid in de
17e en 18e eeuw. Het lijden van Christus
vormt een apart hoofdstuk, dikwijls met
een omlijsting van ragfijne knipsels uit pa
pier. En ook hier voorzien van een inkleu
ring, die soms verrassend aandoet.
Bij zoveel devoot geweld neemt men het
dan op de koop toe, als men een prentje
ziet var. Johana uxor Pilati, de vrouw van
Pilatus, die ook al tot de heiligenkring
blijkt te behoren. Zij staat er in Byzantijn
se kledij en het lijkt wel of haar wijde rok
met bladgoud is bedekt.
HET ECHTE OUDE
Het echte, oude bidprentje is in de collectie
niet vergeten. Voornaamste daarvan is ei
genlijk de tekst, die de lezer uitvoerig in
formeert over de persoon vun de overlede
ne en zijn graad van heiligheid. De teke
ningen op de voorkant zijn van de obligate
soort, met veel kruisen en immortellen
kransen.
Eén springt er bijzonder uit. Het is dat van
de West-Brabantse „christenheld" Antonius
Bongenaar, die als pauselijk zouaaf streed
voor het behoud van de Kerkelijke Staat en
mét Pieter Jong uit Lutjebroek na een he
roïsch gevecht tegen een grote overmacht
sneuvelde bij Monte Libretti In oktober
1867.
Er zijn ook bidprentjes van „gewone"
mensen, die na hard werken een vroege
dood stierven en die toch hun tekstje kre
gen op het kleine stukje papier, dat nadien
verdween in het kerkboek. De kinderen
hadden hun eigen prentjes. Aandoenlijke
aankondigingen en betuigingen van ouder
leed, gesublimeerd in de spreuk: „Een en
geltje meer voor den hemel".
De eerste heilige communie was natuurlijk
ook een gelegenheid om er een prentje aan
te wijden. De jongens in het zwarte pak. de
meisjes als kleine bruiden van de Heer.
Vele van die prentjes zijn van Franse her
komst. Dan staat er zeer nadrukkelijk
„Souvenir du grand jour" op gedrukt.
Op dertig tableaux heeft conservator Ver
spaandonk een nauwkeurig beeld gegeven
van de wijze, waarop geboorte, grote ge
beurtenissen in een mensenleven en dood
hun aankondiging kregen. Een spiegel van
voorbije vroomheid, waarin men een blik
kan werpen op zondagen van 14—17 uur en
op werkdagen uitgezonderd maandag van
14—17 uur in het bisschoppelijk museum
voor religieuze kunst aan de Jansstraat 79
in Haarlem.
Men behoeft geen laudator temporis actl,
een verheerlijker van iets wat onherroepe
lijk voorbij is, te zijn om aan deze exposi
tie toch zijn vreugde te beleven.
Kees Vermeeren
J LELYSTAD In het in de tweede
I helft van de jaren zestig ontstane Le-
f lystad in Oostelijk Flevoland dreigt
een zekere mate van werkloosheid te
ontstaan hier en daar is er zelfs al
sprake van en kunnen jongelui die
'beroepsonderwijs hebben genoten nog
Imaar moeilijk aan het werk komen,
I omdat de stimuleringsmaatregelen ter
bevordering van de industrialisatie dit
belemmeren. Een nogal paradoxe si
tuatie. Voor Lelystad geldt n.l. een
door de overheid gecreëerde faciliteit,
die erop neerkomt, dat bedrijven die
er zich willen vestigen kunnen profite
ren van een vestigingspremie van
tienduizend gulden per aangetrokken
werknemer. De premie wordt echter
alleen uitgekeerd in het geval dat de
werknemer van buiten Lelystad af
komstig is. Het bedrijf, dat een reeds
in Lelystad woonachtige werknemer in
dienst wil nemen, komt niet voor de
premie in aanmerking. Het is de over
heid er juist om te doen Lelystad bin
nen de kortst mogelijke tijd te laten
uitgroeien tot een plaats van redelijke
omvang. Daarom is een regeling ge
schapen, die nogal afwijkt van de be
staande stimuleringsregelingen voor
zogenaamde industriekernen.
In de loop der jaren hebben zich
in Lelystad enkele tientallen on-
dernemingerf gevestigd, die aan
i ruim 800 man werk verschaffen.
Evenals elders in het land is in
Lelystad ook een zekere ar-
beidsreserve ontstaan, zij het
dat het percentage onder het
landelijk gemiddelde ligt.
Onmogelijk
Voor de ruim dertig werklozen
ii Lelystad is het evenwel bijna
onmogelijk om dn hun eigen
woonplaats nog aan werk te ko
men, aangezien nagenoeg geen
enkel bedrijf belangstelling voor
hem heeft. Een arbeidskracht
uit Lelystad zelf brengt geen
geld in het laatje, terwijl een
niet gering bedrag van tiendui
zend gulden kan worden opge
streken voor iedere werknemer
die bereid is in Lelystad te ko
men werken en wonen. Het ligt
dan wel voor de hand waar de
voorkeur van de bedrijven heen
gaat.
Dat deze regeling, of beter ge
zegd, het gevolg van deze maat
regel nogal kwaad bloed heeft
gezet bij de vakvereniging, laat
zich gemakkelijk verklaren.
Afdelingsbestuurder B. Brugge-
man van het NW uit Dronten
spreekt over een schandaal.
„Dat voor Lelystad een stimule
ringsregeling geldt, is op zich
een goede zaak. Het lag voor de
hand dat er industrieën moesten
worden aangetrokken en dat
moet nog steeds. Maar een der
gelijke regeling moet natuurlijk
niet tot uitwassen leiden. En dat
is nu het geval. Vakbekwame
mensen, die op een of andere
wijze zonder werk zijn komen te
zitten, komen in Lelystad niet
meer aan de slag en zijn ge
dwongen weer werk te zoeken in
het oude land, bijvoorbeeld In
Harderwijk, zo'n dertig kilome
ter verder. Dit geldt ook voor de
jongens die van de LTS afko
men. Het zou ee nnormale zaak
zijn, dat ze in Lelystad een baan
krijgen.
Maar dat lukt gewoon niet. Er
valt voor de bedrijven niets aan
te verdienen. Ook deze jongens
zijn gedwongen elders werk te
zoeken. Een onnatuurlijke
zaak".
Maximum
De heer Bruggeman vertelt, dat
de regeling ondermeer bepaalt,
dat de bedrijven die zich in Le
lystad willen vestigen en in
aanmerking willen komen voor
de premie, minstens tien perso
neelsleden mee moeten nemen.
„Dan strijken ze dus al honderd
duizend gulden op. De uitkering
is wel aan een maximum gebon
den. Boven een bepaald perso
neelsbestand wordt niet meer uit
gekeerd. Maar zolang de onder
nemingen onder dat aantal zit
ten, hebben ze maling aan de in
woners van Lelystad. Er zijn
me zelfs gevallen bekend van
mensen die ontslagen zijn, die
eerst met het betrokken bedrijf
waren meegekomen, zodat de
werkgever een vette premie kon
opstrijken, maar daarna op
straat werden gezet opdat weer
nieuwe werknemers van buiten
Lelystad konden worden aange
trokken. Dus alles met de be
doeling zoveel mogelijk geld bin
nen te halen".
De heer Bruggeman kan zich
ook niet aan de indruk onttrek
ken, dat een aantal bedrijven
die tot voor enkele jaren op het
oude land waren gevestigd, niet
al te bonafide zijn. „Er zitten
nogal wat bedrijven onder die
destijds maar wat aan scharrel
den en ineens naar Lelystad
kwamen, louter om het geld.
Naar de mening van de NW-be-
stuurder valt weinig aan deze
regeling te doen. „Het is al uit
voerig in het overlegorgaan van
de drie vakcentrales in de polder
besproken. Maar het blijft een
zaak van de minister. Ook een
van de overheidsinstanties zoals
het Openbaar Lichaam voor de
Zuidelijke IJsselmeerpolders, zal
zioh niet uitlaten over deze uit
wassen, maar het eerder ontken
nen", aldus de heer Bruggeman.
„Het Is toch een droevige zaak,
dat de jeugd genoodzaakt is weg
te trekken uit een jong gebied,
dat nog bij lange na niet vol
doende tot ontwikkeling is geko
men".
Niet uitgesloten
Bij de Rijksdienst voor de IJs
selmeerpolders in Lelystad acht
men het in theorie niet uitgeslo
ten, dat als gevolg van deze re
geling werkloze inwoners van
Lelystad niet aan het werk kun
nen komen.
Voorlichtingsfunctionaris A. Lin-
deberg: „Er zijn ons ook enkele
gevallen bekend, maar het gaat
hier wel om uitzonderingsgeval
len". De heer Lindeberg zet uit
een, dat Lelystad sinds 1968 van
deze regeling profiteert. „Het is
de normale vestigingspremië-
ring, die voor elke industriekern
In Lelystad hebben zich enige tientallen bedrijven gevestigd. Hier t
de stad.
gekft. Het rijk betaalt een kwart
van de totale investeringen. De
enige uitzondering in Lelystad
is, dat dit bedrag niet ineens
wordt uitgekeerd, maar uitge
smeerd wordt per werknemer,
die het bedrijf meeneemt. Er
moesten gewoon mensen naar
van de fabriekscomplexen, die Lelystad rijk is
Lelystad worden gebracht. Dat is
op deze manier gebeurd en ge
beurt nog steeds".
Ook bij het Gewestelijk Ar
beidsbureau in Dronten heeft
men weinig kritiek op de rege
ling. „Geen enkele regeling is
feilloos. Er zitten inderdaad en
kele onaangenaamheden aan
deze maatregel verbonden,
maar die wegen toch niet op te
gen de voordelen ervan. Een
dergelijke regeling is nu een
maal onontbeerlijk wil Lelystad
uit de kluiten komen". Overi
gens wijst men er bij het Ar
beidsbureau op, dat het met de
werkloosheid in Lelystad gunstig
gesteld is. ,,Per eind juli be
droeg het 1,5 procent van de
mannelijke beroepsbevolking.
Dat is lager dan het landelijk
gemiddelde".
E. VAN SCHAIK