WERKENDE JONGEREN VOELEN ZICH GENOMEN Beloften, alleen maar beloften Beloften, alleen maar beloften ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1972 Als eerste stap op weg naar dit einddoel in 1980 werd in augustus 1971 de volledige leerplicht met een jaar verlengd en werd daarop aansluitend voor 15-jarigen een partiële leerplicht van een dag per week ingevoerd. Het regeerakkoord stippelde de volgende weg uit: c vanaf augustus 1972 een dag per week voor 15- jarigen, een dag voor 16-jarigen; vanaf augustus 1973 twee dagen voor 15-jarigen, één dag'voor 16-jarigen; vanaf augustus 1974 twee dagen voor 15-jarigen, twee dagen voor 16-jarigen; vanaf augustus 1975 twee dagen voor 15-jarigen, twee dagen voor 16-jarigen en voor zover er voldoende leerkrachten zullen zijn één dag voor 17-jarigen. Voor wat er daarna moet gebeuren, zou een plan worden opgesteld door'het nieuwe kabinet. Haastwerk DEN HAAG Een golf van kritiek overspoelt het kabinet-Biesheuvel sinds bekend is geworden dat de regering van plan is af te wijken van het pro gramma onderwijsvoorzieningen voor werkende jon geren dat was vastgelegd in het regeerakkoord. Voor de drie organisaties van werkende jongeren was het de druppel dift de emmer deed overlopen. Nog geen jaar geleden hadden deze drie organisa ties een hooglopende ruzie. De CNV-Jongerenorga- nisatie „Werkende Jeugd" was nooit zo radicaal geweest als de katholieke werkende jongeren (NKV) en NVV-jongerencontact, maar sinds enkele weken vormen ze weer een hecht gesloten front. Zelfs de anders bezadigde en zeer genuanceerde Huib Groeneveld, voorzitter van de CNV-jongeren en tevens secretaris van de stuurgroep streekcen- tra (ingesteld door het ministerie van Onderwijs), stak niet onder stoelen of banken, dat hij het met de confessionele politici niet meer zo zag. Intussen is hij wel overgestapt van de CHU naar de KVP omdat hij daar zijn ideaal van de open christelijke partij meent te vinden, Bij de confessionele partijen is men, zo kort voor de verkiezingen, bang voor het politieke vuur dat de organisaties van werkende jongeren hebben ge opend. Met enige angst denkt men aan de in no vember 1969 perfect georganiseerde massademon stratie van 10.000 werkende jongeren in Den Haag, die grote indruk heeft gemaakt. Er gaan onder de georganiseerde werkende jongeren al stemmen op dit jaar opnieuw zo'n actie te voeren. Die eerste november '69 was het startpunt van een doelgericht regeringsbeleid voor de werkende jon geren. Op Prinsjesdag in september 1970 presen teerden onderwijsstaatssecretaris Grosheide en mi nister Roolvink van Sociale Zaken hun „nota On derwijs- en Arbeidsmaatregelen Werkende Jonge ren" aan de Tweede Kamer. Het probleem van de onderwijskundige en sociale achterstelling van de werkende jeugd zou in tien jaar stapsgewijs worden opgelost door een volledi ge leerplicht in te voeren tot 18 jaar. Jongeren tot en met 14 jaar zouden volledig dagonderwijs op school volgen, jongeren van 15 tot en met 17 jaar zouden kunnen kiezen tussen schoolonderwijs of participatieonderwijs. In deze laatste, nieuwe onderwijsvorm zouden ze enekle dagen per week in school en enkele dagen stagelopend in een bedrijf doorbrengen. Al in het najaar van 1971 werd het duidelijk dat de invoering van de eerste dag partiële leerplicht haastwerk was. De vormingsinstituten en leerling stelsels ontvingen veel minder inschrijvingen van 15-jarigen dan was berekend. Conclusie: de gedeel telijke leerplicht werd op grote schaal ontdoken. Het ministerie van Onderwijs erkende dat ongeveer een kwart van de partieel leerplichtigen niet was komen opdagen. Thans echter wordt door het ministerie betwijfeld of de ontduiking wel zo'n grote omvang had. Dat is tekenend voor het beleid voor de werkende jonge ren. Niemand namelijk, noch op het ministerie van Onderwijs, noch op dat van Sociale Zaken, noch bij enige andere instantie in Nederland, weet hoe veel werkende 15-jarige jongeren er zijn. De af deling onderwijsstatistiek van het CBS houdt wel de werkende jongeren nog maar weinig succes opgeleverd tellingen, maar de uitslag daarvan komt altijd met ongeveer een jaar vertraging af. Ook dit jaar, nu de partiële leerplicht ook voor 16- jarigen geldt, weet het ministerie niet hoeveel jon geren erbij komen. Men vermoedt 60.000. Maar het zal niet verbazen als het er 10.000 meer of minder worden. Het is duidelijk dat het moeilijk is een ge- kwantificerd beleid te voeren op basis van on zekere getallen. De onzekerheid over aantallen ont staat doordat niet bekend is hoeveel jongeren be sluiten op school te blijven als ze toch nog niet de hele dag mogen werken. Zo versterkt invoering van de partiële leerplicht de tendens dat een steeds groter percentage jongeren langer (middel baar) onderwijs volgt. Hoe dan ook. eind vorig jaar vreesden de organisa ties van werkende jongeren dat de hele partiële leerplicht op een fiasco uitdraaide. Officieel moeten de gemeenten controleren of de 15-jarigen inge schreven staan bij een onderwijsinstituut voor min stens een dag per week. Maar vooral kleine ge meenten wisten niet wat precies de bedoeling was en soms hadden ze nog nooit van „partiële leer plicht" gehoord. Kleine gemeenten kunnen zich vaak niet veroorloven er aparte ambtenaren voor uitslui tend onderwijszaken op na te houden. Deze zomer heeft het ministerie van onderwijs een cursus georganiseerd voor gemeenteambtenaren om ze op de hoogte te brengen van hun taak bij de partiële leerplicht. De cursus verliep naar ver wachting, maar afgewacht moet worden of de con trole in het nieuwe schooljaar beter zal zijn. Offi cieel mogen de werkgevers geen 15-jarigen in dierst nemen <3ie riet staan ingeschreven bij een vormingsinstituut of leerüngstelse'. De arbeidsin spectie kan daarop controleren, maar in de prak tijk is dat moeilijk en de arbeidsinspectie heeft het al druk genoeg. Loon De organisaties van werkende jongeren wijten de ontduiking aan het feit dat over de ene onderwijs- dag per week geen loon uitbetaald behoeft te wor den. De organisaties waren het daarmee in princi pe eens. De werkende jongeren zouden immers van jonge werknemer straks werkende leerlingen wor den en bij de leerlingenstatus past geen loon, hoog stens stagevergoeding. Maar werkende jongeren komen voor het meren deel uit het arbeidersmilieu. Daar leeft nog minder van het ideaal van een leerlingenstatus tot je 18-de en meer van het zo gauw mogelijk gaan verdienen, en op eigen benen staan. En dikwijls ook meever- dier.en voor het meestal niet tot de hoogste groe pen behorende gezinsinkomen. De partiële leer plicht vermindert het loon van de 15-jarige met 20 pet. Als er dan werkgevers zijn die, in strijd met de wet, graag een vel weekloon betalen als de 15- jarige maar vijf volle dagen komt werken, is er voor veel werkende jongeren niet veel nodig om aan die verleiding toe te geven. Niet alleen de organisaties van werkende jongeren en de vakbonden, maar ook de vorige minister van Sociale Zaken, Roolvink, zagen het gevaar. Rool vink vroeg en kreeg van de SER het advies de ge zinnen met partieel leerplichtigen als compensatie voor het gekortwiekte loon een bijslag te geven in de 'e van grootte van 13 tot 15 per week (en kel R-leden vonden de looncompensalie niet no- dir gewinnen met werkende jorgeren zouden dan f. c'i'k kunnen wennen aan het idee dat be- rcf'e. 1 gan geen loon verdienen. Dit SER-advles verd u tgebracht in november 1971. Sindsdien heeft de nieuwe regering nog niets van zich laten horen. Voor het afgelopen schooljaar was dat nog geen groot probleem, want zo lang de partieel leerplichtige jongere nog 15 jaar is, krij gen zijn ouders kinderbijslag en kinderaftrek. In het nieuwe schooljaar is de leerplicht van één werkdag echter uitgebreid tot de 16-jarigen daarvoor krijgen de ouders geen kinderbijslag meer. Maar nog steeds heeft het kabinet geen be slissing genomen over een looncompensatieregeling. Benauwd De VVD-stautssecretaris op Sociale Zaken, Riet kerk, belast met onder meer de sociale verzekerin gen, is fel tegenstander van looncompensatie. Zijt) minister, Boersma, ARP en oud-CNV'er, is voor. Rietkerk won en het tweede Kabinet-Biesheuvel had al besloten geen regeling meer te treffen. Maar uit recente gesprekken met de vakcentrales bleek dat de vakbeweging zwaar tilde aan de com pensatieregeling. Vanuit de confessionele regerings fracties is bovendien nieuwe druk uitgeoefend op het kabinet. Minister Van Veen, die in een onbe waakt moment nog heeft gehoopt lijsttrekker te worden voor zijn partij, de CHU, ziet de verkie zingsstrijd benauwd tegemoet nu de werkende jon geren het zo op hem hebben gemunt. Hij schijnt nu ook voor looncompensatie te zijn. Omdat er onzekerheid was of er een compensatie regeling zou komen, hebben de vakbonden in een eental cao's doorbetaling afgedwongen. Zo wordt v/el vijf dagen betaald in de houw, de belangrijkste mc'.-c'secto-en, de voeding.» en gcnotmiddelevsec- to h er en daar in de sector handel en kantoorbe- e B i de grafici wordt s'echts vier dagen be te a d, naar zijn de jeugdlonen met 20 pet. ver- hoogd. wat hetzelfde effect heeft als doorbetaling van de vijfde dag. Onduidelijk bleef welke gedragslijn de overheid als werkgever volgde. Aanvankelijk werd wel vijf da gen betaald, maar in januari stuurde minister Geertsema van Binnenlandse Zaken, partijgenoot van Rietkerk, een missive rond dat nog aan te ne men werkende jongeren voortaan een vierdaags contract moest worden aangeboden. Bij een zo gro te werkgever als de overheid gaat het om miljoe nen verschil. De richtlijn lekte pas enkele weken geleden uit bij de PTT. De verontwaardiging van werkende jonge ren was groot. De overheid had zich geschaard in de rij van niet-doorbetalende werkgevers, terwijl diezelfde overheid nog steeds niet tot een looncom pensatieregeling had besloten. Ondertussen gingen vanaf augustus 1972 ook de 16-jarige werkende jon geren onder de partiële leerplicht vallen. Deze jon geren stromen vooral naar het vormingswerk dat op beperkte schaal al enkele tientallen jaren be staat in mindere mate volgen de jongeren een beroepsopleiding in het kader van het leerlingwe- De vormingsinstituten hadden het afgelopen school jaar veel moeite de extra stroom jongeren te ver werken en er cursussen voor te ontwerpen. Om na ook nog een extra groep 16-jarigen te kunnen op vangen stelde minister Van Veen 63 min. ter be schikking. Maar het ministerie is erg traag met het afgeven van vergunningen om bij te bouwen, to hu ren, of een extra docent aan te stellen. Overkoepelende instellingen van vormingsinstituten en organisaties van werkende jongeren klagen over gebrek aan overleg. Toezeggingen voor experimen ten met streekcentrn, de samenvoeging van vor mingswerk en leerlingstelselonderwijs beroepsbege leidend onderwijs, blijven uit of worden niet omge zet in definitieve vergunningen. Vormingsinstituten krijgen waarschuwingen dat ze niet onbeperkt jongeren moeten inschrijven als nog geen officiële toestemming voor een aangevraagde uitbreiding is verkregen. Vormingsleiders moeten meer vormingsuren te geven en houden dus minder tijd over voor ander werk, zoals het afleggen van bezoeken aan bedrijven om al dun niet de wet ont duikende jongeren te recruteren. De vormingsinsti tuten konden geen extra mankracht auntrekken om nieuwe cursusprogramma's voor de 15- en 16-jari gen te ontwerpen. Dit was het klimaat toen in het nieuws kwam dut Biesheuvel het regeerakkoord wilde wijzigen. On der meer zou de geplande tweede onderwijsdag per week voor 15-jarigen niet in 1973 maar een jaar la ter worden ingevoerd. Als reden werd niet alleen geldgebrek het gaat om ongeveer 60 min. ge noemd, maar ook dat de vormingsinstituten het niet aankonden, onder meer doordat de nodige vor mingsprogramma's niet op tijd klaar konden zijn. Bom Toen barstte de bom. Minister Van Veen is nu de gebeten hond. Hij wordt ervan beschuldigd dat zijn ministerie een stelselmatige vertragingstuktiek uit voert en de uitvoering van beloofde maatregelen traineert. Vooral de integratie van vormingswerk en leerlingstelsels in de experimentele st reekcent ra, grondslag voor het toekomstige participatieonder wijs, zou door het ministerie worden tegengewerkt. De radicaal-kritische Instelling die het vormings werk op veel plaatsen heeft gekregen, zou daarvan een oorzaak zijn. Met verkiezingen en kabinetswisseling in het voor uitzicht kan er overigens nog van alles veranderen. De vakbeweging heeft als een van de voorwaarden ■voor een sociaal contract over lonen en prijzen ge steld dat het onderwijsprogramma voor de werken de jongeren onaangetast blijft en dat er bovendien een compensatieregeling komt voor de „vijfde dag". In de KVP-fractie waren al zeven leden tegen de wijziging die Biesheuvel op het punt van de werkende jongeren wilde aanbrengen in het regeer akkoord. Het aantal tegenstanders schijnt te groeien sinds de vakbeweging haar voorwaarden stelde en naarmate de kansen op een rooms-rode samenwerking groeien. Want de PvdA zal gezien zijn vroegere opstelling in de regering er niet aan kunnen en ook niet willen ontkomen de eisen van de werkende jongeren in te willigen. JOHAN VAN WORKUM

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 15