Wiesje
Bouwmeester
IK BEN
EEN BRUIKBAAR
ACTRICE
MEER NIET
U kunt zoveel méér doen
met onze
bank
RaifleisenbankQBoerenleenbank
Een 3-jarige Wiesje, naast haar 73-jarige vader Louis,
steeds haar „bestje vrindje".
IMSTERDAM De laatste Bouwmees-
fr op ons Nederlandse toneel heet
Piesje. Haar vader was de grote Louis,
lie haar op 13-jarige leeftijd haar to-
leeldebuut liet maken en aangezien
iouise Bouwmeester op 28 augustus 63
ear wordt, mag ze enkele dagen daar-
ia (1 september om precies te zijn)
laar vijftigjarig toneeljubileum vieren.
Haar als alles goed gaat, zegt ze zelf,
gebeurt dat niet. Ze is wars van huldi
gingen, vindt het jammer dat ze zich
die datum ooit tegen iemand heeft laten
ontvallen en voert als excuus aan: „Tja,
als ik nou een Ida Wasserman was.
Maar ik ben gewoon maar een bruik
bare actrice, meer niet." In die vijftig
jaar heeft ze van alles gedaan: Toneel,
cabaret, revue en televisie, en radio. In
de gouden oude dagen van de radio kon
heel Nederland haar nazeggen „Ik ge
loof nooit dat we 't drooghouden" en ie
dereen wist wie mejuffrouw Kruivedons
was. De tekst was van Eli Asser en de
radioserie heette Mimosa, met Ko van
Dijk als minister Hozebaar en Johan
Kaart als zijn klusjesman Sietse Vlie
gen. Op haar 60ste werd Wiesje Bouw
meester gepensioneerd bij de Neder
landse Radio Unie en stond Ton Lutz
voor haar klaar met een engagement bij
Toneelgroep Globe. Daar speelt ze nu
rollen en rolletjes, haar vader indachtig
die altijd zei „Zelfs een brief opbrengen
is belangrijk op het toneel," en In het
afgelopen toneelseizoen was ze onder
meer te zien als een ziekenhuisdirectri
ce in het succesvolle „Ziekenzorg." Ze
is nu bezig met televisierepetities voor
een onbekend stuk van Harold Pinter
„Avondschool," dat de KRO onder regie
van Paul Pauwels op een nog onbeken
de datum gaat uitzenden.
In haar woning, aan de Amster-
Jamse Huydecoperstraat. twij
felt ze hevig aan haar bekend
heid. „De mensen kennen me
niet meer" zegt ze, een over
grootmoeder in lichtblauwe
broek en hippe hemd-blouse.
„De jongeren weten echt niet
meer wie ik ben. Ik merk het
toch met een telegram opgeven.
Wat zegt u? Bouwmeester met
een w of zonder een w. Laatst
in een taxi nog. De chauffeur
zegt: Ha, die stem ken ik. Ja
hoor, van de Hoorspelkern, of
piet? Ik beaam het trots en we
staan voor de deur, ik betaal en
de chauffeur roept nog: Tot
ziens dan maar mevrouw Kerck-
rnoven."
Die twijfel, die ze overigens al
tijd graag hoort vergoelijken
(„Ik ben nog ijdel genoeg" zegt
ize zelf), is een van de redenen
afspraak voor een inter-
maar moeilijk tot stand
imt. Wiesje Bouwmeester zegt
\t\efonisch alleen op zondag tijd
te hebben, in de hoop dat de op
z'n vrije tijd gestelde journalist
het gesprek uit z'n hoofd zal zet
ten. Als dat niet zo blijkt te zijn,
is het eerste wat ze tijdens het
gesprek zegt: „Wat kan je in
hemelsnaam over die familie
van mij in de krant zetten. Nie
mand trouwde bij ons met el
kaar. En het nageslacht is dan
ook voornamelijk soepgroente."
Kar eitje
„De familie" is het eerste waar
over ze praat en in het bijzon
der haar vader Louis die on
danks het feit dat er niet zoveel
mensen meer zijn die hem zich
op het toneel kunnen herinneren,
nog steeds in de toneelannalen
voortleeft als één van onze aller
grootste acteurs. Wiesje Bouw
meester schreef ooit een boekje
over hem „De liefste vader en
mijn beste vrindje" en nu nog
zegt ze: ,'lk wil absoluut niet
sentimenteel of hysterisch doen,
hoor. Maar weet je dat ik nog
bijna dagelijks aan hem denk?
Als ik zit te praten met acteurs,
hoor ik mezelf vaak genoeg zeg
gen: Weet je wat m'n va...
Maar dan hou ik m'n mond
j maar." Wiesje Bouwmeester zit
vo) anecdotes over haar vader
en de manier waarop zij zelf.
aan het toneel kwam, hoort
daarbij. „M'n officiële debuut
was als Kareltje in „Voerman
Henscchel", op 1 september 1922
I in Apeldoorn. Ik weet nog dat ik
m'n rolletje geleerd had en
Courts Mahler zat te lezen. Wat
doe je? zei m'n vader. Ik ben
klaar, antwoordde ik. Klaar?
j W&t klaar! Een acteur is nooit
klaar! En ik kon tussen de cou
lissen naar m'n collega's gaan
J kijken. Maar daarvoor had ik al
'n klein rolletje gespeeld. Dat
was in de oude Circusschouw
burg in Rotterdam. Hij nam me
mee naar Rotterdam zo van:
Dan gaan we samen lekker
eten. Maar in het restaurant in
Rotterdam met het menu voor
zich, was het: We eten vandaag
maar niet al te veel. Ik: We
zouden toch lekker gaan eten?
Nee, je speelt vanavond de page
J in „Shylock". Ik schrok me een
ongeluk. Ja kind, als je die rol
nou nóg niet kent. Ik heb de
page gespeeld en na afloop
kwam ik bij m'n vader en die
zei alleen maar diep-tragisch:
En hier werd Shakespeare ver
moord! Nou was 't toevallig de
2000ste of 2100ste voorstelling,
dus er zat pers in de zaal. En in
-i.',. j A*'-»
Louis Bouwmeester wilde z'n dochter graag volwassen zien en
kleedde haar aan als een 18-jarig meisje toen ze nog 13 was.
een van de kritieken de volgen
de dag stond: „Eindelijk een
page die Shakespeare's taal dui
delijk verstaanbaar bracht." Ik
liet 'm vol trots aan m'n vader
lezen, en die zei alleen: „En
nou moet je nog laren stèèn op
het toneel."
Frunnikie
Louis Bouwmeester is op 'n voor
hem typische manier nog aan
wezig in de gezellig rommelig-
modern ingerichte kamer van
zijn dochter. Achter een portret
van Wiesje Bouwmeester door
Wilm Wouters zit zijn foto ge
plakt als advocaat in „Een fail
lissement." „Zelf zei m'n vader:
Op die manier kunnen we altijd
bij elkaar zijn. Hij heeft in het
totaal misschien wel 26 kinderen
gehad, maar ik was z'n laatste.
En hij wist dat hij mij nooit
veel ouder zou zien worden. Hij
was zelf al over de tachtig en ik
dertien. Niet dat hij dat ook
maar even bekende. Hij praatte
altijd in de trant van: Als ik er
over 2000 jaar ooit eens niet
meer zou kunnen zijn... Daarom
was ie niet tevreden of ik moest
er uit zien als een meisje van
achttien, 't Was dan ook een
heel vreemde pedagoog. Hij gaf
me eens een cheque van 20.000
gulden mee om bij de bank te
innen. Met de chèque in m'n
schortje ging ik hoepelend naar
de bank. Ik zie de loketbediende
nog kijken: Zo frunnikie, en wat
kom jij doen. De man verbleek
te toen hij de chèque zag en bel
de onmiddellijk m'n vader:
Mijnheer Bouwmeester, ik weet
niet hoe ze eraan komt, maar
hier staat Wiesje met een chè
que van 20.000 gulden. Pa woe
dend door de telefoon: Mijnheer,
als ik m'n dochter oud genoeg
vind om een chèque te innen,
dan zèl ze 'm innen. Ik hoepe
lend met al dat geld terug.
Thuis zat vader voor zich uit te
staren: „En ik dacht nog wel
dat ik 'n volwassen dochter
had."
De belevenissen van vader en
dochter hebben honderden ver
volgen, goed voor 'n serie waar
tegen Peyton Place het zou moe
ten afleggen. Nog één: „Ik had
met m'n vader al een rol in een
film gespeeld, „Cirque Hollan
dais." Ik was een spitzendanse
res, zonder tekst hoor. En ik
weet nog dat we in de bioscoop
naar de film gingen kijken. Pa
was net een spin op het doek.
Het was één en al beweging van
armen. Wat vond ie 't lelijk! We
zijn in 't donker gebogen de
bioscoop uit geslopen. Ik was
nog geen dertien en ik kon geen
geld krijgen voor dat rolletje.
M'n oom Theo Frenkel regis
seerde en hij gaf mij in plaats
van geld een gelulcsarmbandje.
Er hing een swastika aan, als
geluksteken. Ik vond het prach
tig, niet wetende wat die swasti
ka later nog eens zou gaan bete
kenen."
Na de dood van Louis Bouw
meester bleef z'n dochter achter
met niet al te veel geld. Ze
woonde in Parijs om daar twee
jaar lang gids te spelen voor
Nederlandse toeristen, („Als je
dat werk doet. wou je wel dat je
in 'n ander land geboren was"),
pakte alles aan wat ze kon krij
gen en werd o.a. partner van
Lou Bandy met wie ze een toer-
nee van zo'n 300 voorstellingen
speelde. „Vervelend, wel nee. Je
staat op het toneel en je vergeet
alles. Voor je op gaat heb je
kiespijn, maar op het toneel
voel je het niet meer. Pas als je
er af bent, heb je 't ineens
weer. In die tijd waren de sala
rissen niet zo best, dus ik heb
wel met 39.8 komedie staan te
spelen. M'n vader zei: „Je gaat
't toneel op zolang je beide be
nen nog niet gebroken zijn. Met
één gebroken been kan 't nog."
Achternicht Eleanor
Voor de oorlog speelde Wiesje
Bouwmeester in de Bonte Dins
dagavond-trein in de tijd van
„We gaan naar Hi-, we gaan
naar ha-, we gaan naar Hilver
sum", maar in de oorlog moest
ze (voor een kwart Joods) on
derduiken in Rijswijk. Terugko
men na de oorlog was moeilijk.
„Als je vijf jaar weg bent, ken
nen de mensen je niet meer. Je
laat even je gezicht niet meer
zien en je bent als artiest al
weg. Ik wou dat de mensen dat
eens beseften. In de hongerwin
ter was ik wat eten betreft ge
red door Hans Kaart, toen een
aangetrouwd neefje van me.
Een geweldig acteur en een
groot avonturier. Met 'n tiroler-
hoedje op, wist ie alles van de
Duitsers los te praten. Tot en
met stempels voor eten toe. Na
de oorlog zei Iemand tegen me:
Waarom schrijf je die verre
achternicht van je in Amerika
niet? M'n grootvader heette na
melijk eigenlijk Rosenfeldt.
Bouwmeester was de naam van
z'n moeder. En ja hoor, ik
schreef 'n brief en kreeg er een
terug van de vrouw van Presi
dent Roosevelt, Eleanor. Ze ken
de de hele familiegeschiedenis
en ik kreeg een pakket met al
lerhande voedsel, nylons en
meer van die dingen. M'n toen
malige man was musicus in het
restaurant tegenover de Herten
kamp in Den Haag. Ik had geen
werk, zat te luisteren en plotse
ling wordt er naar me ge
vraagd. Willem Goosens had
toen het Volkstoneel, speelde
„Vijf van de Marine" met o.a.
z'n vrouw, maar die had een
visvergiftiging te pakken. Of ik
in wilde vallen. Nou graag, en
ik begin m'n rol er in één dag
in te pompen. Maar nou wist
bijna niemand van de troep dat
ik 't zou overnemen en 's
avonds ligt de jonge Speenhoff,
die m'n tegenspeler was, over
tafel op het toneel. Hij moet op
kijken en mij zien. Maar hij
verwachtte mevrouw Goossens
en ik zie opeens z'n ogen gaan
staren. Volledig blank, z'n tekst
kwijt."
„Vlak na de oorlog speelden we
ook onder Willy van Hemert En
gelstalig cabaret voor Ameri
kaanse officieren. Daar zat
Hans Kaart in en die sprak geen
woord Engels. Willy van Hemert
gaf hem woord voor woord de
juiste intonatie. Ik had een erg
emotionele scène met 'm en na
afloop komt een officier ons feli
citeren. Hij begint tegen Hans
Kaart te praten, maar ik zeg:
Houdt u maar op, hij verstaat
geen woord Engels. Die officier
stomverbaasd. Dat is 'n grapje,
dat is niet waar. Ik laat me niet
bedonderen. De man ging dode
lijk beledigd weg
Taartjes
Wiesje Bouwmeester krijgt op
dat moment visite van twee le
den van de Hoorspelkern, waar
bij ze zelf' ruim tien jaar ge
werkt heeft. Ze gaan van de
kookkunst van Wiesje Bouw
meester genieten. Er komen een
aantal schalen met hapjes te
voorschijn waar zelfs een wees
huis moeite mee zou hebben, en
een van de gasten zegt: „Dat
moet je vooral opschrijven, dat
ze bekend staat om haar kook
kunst." Zodra Wiesje Bouw
meester een rol in een stuk
krijgt, zijn haar mede-acteurs
om meer dan één reden blij: 's
Morgens vroeg kruipt ze achter
de oven en een paar uur later
gaat ze op weg met een over
vloed aan gebak en taartjes, die
onderweg in de bus naar de pro
vincie genuttigd moeten worden.
Jeroen Krabbé schrijft haar een
briefje: „Wat leuk dat we dit
seizoen samen in Hedda Gabler
zitten. Ik proef de taartjes al!!"
Haar gastvrijheid lijkt nauwe
lijks grenzen te kennen. Op weg
naar de Bijenkorf met een ca
deaubon, komt ze op het Dam
plein midden in een relletje te
recht. Haar arm raakt uit de
kom en zelf raakt ze in kontakt
met een paar hippe langharigen
die ze met vijftien soortgenoten
uitnodigt voor een gesprekje bij
haar thuis. Zeventien langhari
gen over de grond en Wiesje in
de keuken. Misschien is het
geen toeval dat een banketbak
ker na haar succes in de radio
serie „Mimosa" haar een pak
ketje koekjes stuurde met een
raambiljet: „Kruivedonsjes in
de roomboter gebakken." „Of ik
het goed vond" lacht Wiesje
Bouwmeester. „Maar die dingen
waren al gemaakt. Ik dacht, als
m'n vader dat nog had moeten'
meemaken. Stel je voor, Shy-
lockjes in de roomboter gebak
ken."
Wiesje Bouwmeester thuis tussen de hapjes: „Ik een jubileum vieren. Ik ben toch geen Ida
Wasserman".
Toon
Hoogtepunten voor haar na de
oorlog zijn twee tournees met
een eigen cabaret met o.a. Jan
van Ees naar Indië en haar op
treden in het „Theater Plezier
van Floris Meslier" met Toon
Hermans. „Ik kende Floris Mes
lier erg goed. Op een dag komt
ie 'naar me toe en zegt: Ik heb
een nieuwe komiek ontdekt, kom
je mee naar 'm kijken. Hij
neemt me mee naar 'n zaaltje
en daar staat een man met een
snorretje, vet sluik haar en
rouwrandjes om z'n nagels. Flo
ris zag m'n gezicht betrekken.
Nee wacht nou even met je oor
deel, zegt ie en hij vraagt die
jongeman om „dat liedje over
de Jansens zonder wie er geen
bevrijding was gekomen" te zin
gen. Ongelooflijk, dèt was Toon
Hermans. Wat de mensen ook
van z'n zon en z'n bloemetjes
zeggen, ik vind Toon groots. We
gingen met hem en Jan van Ees
op tournee. Vijf jaar lang:
„Theater sores van Ome Flo-
res."
Toon had in die tijd z'n grijs
kunstgebit uit de oorlog in z'n
mond. Ik geef 'm adres en
naam van m'n tandarts Fenger
voor 'n nieuw gebit. Hij komt
terug met een prachtige prothe
se. Maar Jan van Ees en ik
hadden ook zo'n grijze toestand
in onze monden. Dus wij moes
ten ook wel. Ik herinner me de
première. Tandarts Fenger zit
op de eerste rij en vóór een
nummer begint, springt Toon
naar voren en roept: „Les Trois
Fengèrs." Niemand begreep het,
maar die tandarts is die avond
niet meer bijgekomen van 't la
chen."
„Na de oorlog begonnen ze ook
weer met de Bonte Dinsdag-
avondterin". Ik dacht, dat wil ik
nóóit van m'n leven meer. En
jawel daar komt een telegram
van Floris Meslier of ik weer
wil meedoen, en m'n prijs wou
zeggen. Weet je wat. dacht ik,
ik vraag een krankzinnig hoog
bedrag. Dan zullen ze wel zeg
gen: Die griet is gek. Maar nee,
't was akkoord."
Wiesje Bouwmeester is bezig ge
bleven. Radio 's middags, gast
rollen 's avonds. Komedies en
drama's, klassiek en modern.
„Moeite met dat moderne? Wel
nee, ik vind alles leuk. Als het
maar niet van die stukken zijn
van: „Het gras is groen en gis
teren is m'n moeder overleden."
Maar schrijf dat nou niet op,
anders zeggen ze weer: Moet je
die ouwe tang horen. Zolang het
goed toneel is, vind ik het pri
ma. Ik heb alleen wat moeite
met die mode van tegenwoordig
om „warming-ups" voor de
voorstelling te doen. Dan komt
er een meneer die zegt: Stelt u
zich voor dat u in een concen
tratiekamp zit, en dat u uw man
uit een aangrenzend kamp ziet
wegvoeren. Dat moet u op uw ge
zicht laten zien. Sorry hoor,
maar toen ben ik uit de groep
gestapt. Dat is mooi voor jonge
actrices, maar als ik na 49 jaar
toneel niet weet hoe ik kijken
moet, kan ik beter ophouden."
Maar daarvan is voorlopig geen
sprake. Bij Toneelgroep Globe
liggen twee rollen op haar te
wachten en her en der zullen
nog wel meer beroepen op de
63-jarige gedaan worden. Als ze
niet oppast staat ze net als
haar vader nog op het toneel
als ze 83 is.
BERT JANSMA
VAN
INVALSTER
BIJ
DE
KOOPMAN
TOT
KRUIVEDONSJES
IN
DE
ROOMBOTER
En daar zijn we dan ook voor. Om zoveel mogelijk voor u te
doen. In uw zakelijke en gewone leven. Met alle diensten
waarvoor u een bank nodig hebt. Zoals 8 verschillende spaar-
mogelijkheden, een hypotheek, een passende financiering,
een behulpzame Persoonlijke Lening, het boeken van een
vakantiereis, het bewaren van uw kostbaarheden, het
behartigen van uw effekten, het verzorgen van alle
verzekeringen, uw buitenlands geld, een Privérekening voor
de ontvangst van uw salaris met kosteloze verzorging van al uw
betalingen. Of wellicht alleen maar voor een rustig gesprek
over financiële zaken en problemen waarin vooral zo'n
veelzijdige bankorganisatie als de Raiffeisenbank en de
Boerenleenbank uitkomst kan bieden. U kunt er voor terecht
bij 3000 vestigingen. Dus altijd en overal gemakkelijk
dichtbij u in de buurt...
W deb^yóorje^ereèn
3000 vestigingen