flpnMMi
Q
O
Slangenkoningin
KAMER- EN
TUINPLANTEN
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
JUNIORHOEK
BOEKWIJZER
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1972
LEIDSE COURANT
PAGINA 6 ZATEI
8R3I-72
jfl
IEDEREEN weet dat alle slangen van de wereld horen tot één slan
genvolk waarover de witte koningin heerst. Dat is een witte slang,
de enige witte die bestaat, en zij heeft robijnrode ogen en een gou
den kroontje. Zij kan glijden over de grond zoals slangen in het
veld. Zij kan kronkelen langs takken zoals boomslangen. En zij kan
met haar gekroonde kop boven het watervlak zwemmen zoals wa
terslangen en zeeslangen. Glijdend, kronkelend en zwemmend, be
zoekt de koningin alle slangen van haar rijk en deelt het gif uit aan
de soorten die met giftanden bijten. Van een giftige slangebeet,
wordt de mens ziek en kan eraan sterven. Daarom zeggen de men
sen in landen waar veel slangen wonen: ,,Als wij de witte koningin
maar eens te pakken kregen en dood sloegen, zou er geen enkele
gevaarlijke slang overblijven..."
In zo'n land lag de ruïne van een kasteel. Niet meer dan een hoop
verwarde stenen waarover klimop woekerde. Alleen één toren stond
nog overeind. De poort was dichtgespijkerd omdat het erg gevaar
lijk was in de toren naar boven te klimmen. Kinderen gingen er
wel eens spelen, maar als de vaders en moeders dat hoorden, wer
den ze boos. Tussen de stenen en onder de klimop zouden zeker
slangen huizen die hun kinderen giftig in voeten en handen konden
bijten.
Er kwam daar op een keer een rondreizend kunstenmaker. Hij hoor
de praten over de ruïne en over de'kinderen di eer zo graag wilden
spelen. De kunstenmaker vertelde dat hij zelfs slangen kon bezwe
ren. ,,Ik speel dan op mijn fluit wiegende wijsjes die de slangen zó
mooi vinden, dat zij komen luisteren en zich niet meer verroeren",
zei hij. „En als je ophoudt met spelen?" vroegen de mensen. „Dan
kruipen ze weer verder", zei de man. „Daarom zou je ze met stok
ken moeten doodslaan, terwijl ze naar mij luisteren".
Iedereen was blij met dit voorstel. Alle mannen namen knuppels en
gingen op weg naar de ruïne. De kunstenmaker had zich bijzonder
uitgedost in een blauw zijden pak waarop groene slangen waren ge
borduurd en één witte, de koningin! O pzijn hoofd stond een zwarte
zijden hoed die volgestoken was met bonte vlinders. En in de hand
droeg hij zijn fluit. Zo ging hij mee.
Bij de ruïne maakten zij een kring om de steenhopen. De kunstenma
ker zette de fluit aan de lippen en begon te spelen. De mannen ke
ken naar de stenen en de klimop, of daar niet een slang te voor
schijn zou komen. Maar er verroerde zich niets. Toen keek er één
naar de kasteeltoren en zag hoe van onder de dichtgespijkerde
..poort de ene slang na de andere naar buiten glipte. „Kijk daar!!"
riep hij en vluchtte weg. De fluitspeler hield op. De slangen keer
den zich om en gleden bliksemsnel weer naar binnen. De kunsten
maker zei: „Het is je eigen schuld dat dit mislukte. Zolang ik speel
om de slangen te lokken, moet je helemaal niet praten of roepen.
Pas als ze allemaal roerloos luisteren moet je er vliegensvlug op los
slaan. Laten we het morgen weer proberen".
DE volgende dag trokken ze opnieuw naar de ruïne. De mannen
maakten nu een kring om de toren. De kunstenaar legde eerst de
vinger op de lippen... Toen begon hij te fluiten. Het duurde niet
lang of de slangen kwamen aankronkelen. Hun schubben glinster
den net zoals de kleren van de kunstenmaker. Ze gleden naar hem
toe en bleven roerloos liggen luisteren. De man floot en speelde en
floot, maar de mannen met knuppels bewogen niet. De betoverende
wiege-muziek maakte hun voeten en handen machteloos.
Toen de arme fluitspeler geen adem meer had, vielen zijn handen
langs zijn lijf naar beneden. „Waarom blijven jullie daar staan als
onbeweeglijke poppen?" riep hij verdrietig. De mannen kwamen tot
zichzelf. Maar ook de slangen bewogen weer, keerden zich om en
verdwenen als bliksemflitsen onder de poort. „Wij kunnen het niet
helpen", klaagden de mannen. „Zoals jij fluit, daar kan niemand
zich bij bewegen!" Dan proberen wij het morgen weer", beloofde
de kunstenmaker, „maar «lke man die meetrekt, moet zijn oren
«bö-stïsss?
VOOR de derde keer trokken zij naar de ruïne. Opnieuw maakten de
mannen een kring om de toren. De kunstenmaker legde een vinger
op de lippen en begon zijn betoverende wiegeliedjes te fluiten. Daar
kwamen de glinsterende slangenlijven weer naar buiten. Zij gleden
naar de fluitende man en bleven roerloos voor hem liggen. Toen
stormden de mannen op het slangengebroed af en sloegen erop los
zodat er niet één ontkwam. Daarna haalden ze de klei uit hun oren
en juichten de kunstenmaker toe! Zij stopten de dode slangen in zak-
ken en gooiden die in een bodemloos diep meer.
En geen dag later speelden alle kinderen uit de buurt de verrukke
lijkste spelletjes bij de ruïne. De kunstenmaker keek toe, en om de
kinderen een plezier te doen, vroeg hij: „Zal ik nu eens vlinders
voor jullie laten dansen?"
„Ja! Ja!" riepen ze. De man nam zijn fluit en speelde een liedje dat
buitelde en dartelde in het rond. Precies zo buitelend kwamen er
vlinders door de lucht aanfladderen, in allerlei bonte kleuren, net
als op de hoed van de kunstenmaker. Maar één klein meisje riep:
„Kijk daar eens!!"
Vanonder de torenpoort kwam een wit zijden lint naar buiten rollen.
Een lint?? Nee, een witte slang met robijnrode ogen en een gouden
kroontje op de kop! Zij schudde met die kop net zo dartel als de
vlinders in de lucht en schoof naar de kunstenmaker toe. De schrik
sloeg de man om het hart. Nu zou hij de slangenkoningin kunnen
doodslaan, maar hij had geen stok, alleen zijn fluit. En hij durfde
de fluit niet stuk te slaan. Dat was zijn vreugde, zijn hele bezit.
Terwijl hij aarzelde, hield hij op met fluiten en toen was het al te
laat! De slangenkoningin keerde zich om als een bliksemflits en
verdween onder de kier van de poort.
DAAROM zijn er nog altijd slangen op de wereld en sommige met
een giftige beet. En daarom duurde het ook niet lang of er kwamen
opnieuw slangen wonen in de oude kasteeltoren en de vaders en
moeders verboden hun kinderen weer om er te gaan spelen.
PR3I-72
De struisvogel is zeldzaam. Hij kan wel twee en een halve meter hoog
worden en honderd en vijftig kilo wegen. Soms wordt een struisvogel
vijftig jaar oud. Hij kan niet vliegen maar wel erg hard lopen. Een
struisvogel weegt een kilo en in elke broedperiode legt het vrouwtje
er ongeveer vijftien. Per jaar kan een struisvogel zowat vijftig
eieren leggen.
Je hebt wel eens van mderne schilders gehrd. Er zijn mensen die
zeggen dat ze met geen mogelijkheid kunnen zien wat een schilderij
voorstelt. Dit is ook zo'n modernling. Hij schilderde zeven schil
derijen en gebruikte voor allemaal drie cirkels, vijf bogen, zes
strepen en zeven punten. Maar hij vergiste zich bij een schilderij en
gebruikte een van de figuren minder. Welk schilderij is dat en welke
figuur vergat hij?
Oplossing vorige wëek
Als je vorige week goed geteld hebt, ben je tot vijftien muziek
instrumenten gekomen.
We gaan een windbal maken, een bal die bij het minste zuchtje wind
gaat rollen. Je maakt van karton, dat dik moet zijn dat je het kunt
buigen zonder dat het knakt, drie cirkels, zoals op de tekening is
aangegeven. De doorsnee van de cirkels moet tien tot vijftien
centimeter zijn. Vervolgens maak je inkepingen in de stukken. Kijk
naar de tekening en doe het precies zo. Je moet het allemaal zorg
vuldig doen want het is niet zo gemakkelijk. Als je de cirkels klaar
hebt, moeten ze in elkaar worden gedraaid. Eerst de linkse boven
in de snee in het midden van de rechtse boven. De laatste cirkel
schuif je er voorzichtig overheen en dan krijg je een bal zoals
rechts onder staat. Leg hem neer op straat en je kunt er heerlijk
o achteraan hollel als er een beetje wind is. En waar in Holland is
is geen wind?
■sgfefc*.
Broom-
f -
Hilda
V
x
—ïse Ijl J
F.
JHpBBHp
ft' iMfU'.MMÉSHI"
Honderd
verhalen
HONDERD VERHALEN om voor
te lezen, samengesteld door
Thea Beekman (Cantecleer nv.
De Bilt); STANDAARD VER
TELBOEK, dl. II, Lente en Zo
mer (Standaard Uitgeverij, Ant
werpen/Utrecht).
Twee voortreffelijke voorleesboe
ken, die evenwel totaal verschil
lend van opzet zijn. De honderd
verhalen zijn behalve om voor
te lezen ook uitermate geschikt
als eigen leesboek voor jonge
kinderen. De verhaaltjes en
versjes zijn speels, hebben vaak
een verrassende ontknoping en
blijven kinderlijk genoeg om
hun doel niet voorbij te schie
ten. Meegewerkt hebben de au
teurs Gonny Andriessen, Thea
en Marianne Beekman, Frits
Bromberg. Medy Dona, Herman
Focke, Cobi Goosen, Ad van
'Seijen. Nel Veerman. Non Vis
en Els Witteman. Daarnaast
een zestal tekenaars, die dit lij-
Vige boek heel plezierig hebben
opgesierd.
Het Standaard Vertelboek is veel
meer dan een vertel- of voor-
leesboek, het is tevens een
werkboek dat door ouders en
kleuterleidsters kan worden ge
bruikt met de kinderen. De ver-
halen zijn ppseleeteerd voor
kleuters van 3 tot 6 i*>ar. be
vatten voor kleuters bakende si
tuaties eeeroeoeerd naar the
ma's die in de verschillende sei
zoenen ook on de kleuterschool
aan de orde komen. Na die ver
halen, die verteld en door de
kinderen naverteld kunnen wor
den. komt de verwerking: in
taalactiviteiten - in versvorm,
als poppenspel, e.d. - in beel
dende vorm, huishoudelijk, li
chamelijk, praktisch, opvoe
dend. verkeerstechnisch e.d. Bij
elk verhaal staan de mogelijk
heden opgesomd in een eindelo
ze gevarieerdheid. Kortom een
boek waarmee ouders, kleuter
leidsters en kinderen bezig blij
ven en moeten blijven. Wel ja
renlang
Dank u,
konijn
Knaaginans
Bilt.
Dank u, konijn Knaagmans, heet
het uit het Amerikaans vertaal
de boek van Gerald Dumas.
Maar de Nederlandse kinderen
zullen wat minder grif met hun
dankwoord zijn. Volwassenen
hebben al moeite met de wisse
lende namen, kinderen begrij
pen er na een bladzijde of wat
helemaal geen spaan meer van
en leggen het moedeloos weg.
Een voorbeeld uit de vele:
Leendert Lemmings heet één
van de personen: soms wordt
hij Leendert, soms Lemming
genoemd. Voor kinderen verte
genwoordigt hij twéé figuren.
Waardoor jonge kinderen het
verhaal niet kunnen volgen en
oudere kinderen het gegeven
niet meer aardig zullen vinden,
al zijn sommige passages erg
humoristisch.
Iets te veel heeft de schrijver de
grote mensen-wereld willen ver
werken in zijn dieren-verhaal.
Mink Monster hoort er bepaald
niet in thuis en zijn trawanten
nog minder.
Spellen is
spellen
Spellen Is spellen is spellen - A.
Cohen en A. Kraak (Nijhoff,
Den Haag).
Er is een spellingsstrijd aan de
gang. Voor- en tegenstanders
van het invoeren van een nieu
we spelling bestrijden elkaar
fel. In een brochure komt de
Werkgroep Spelling tot de con
clusie dat er nog veel funda
menteel onderzoek en onderwijs
experimenten nodig zijn om tot
een verantwoorde besluitvor
ming t.a.v. het veranderen van
de spelling te komen. De Werk
groep Spelling is gevormd uit
de Werkgemeenschap Taalge
drag, die op zijn beurt weer
deel uitmaakt van de Neder
landse Stichting voor Psychono-
U droomt
niet
voor niets
U droomt niet voor niets - Frnnci-
ne Schregel - Onstein (Krusc-
man, Den Haag).
„U droomt niet voor niets" is een
eenvoudig geschreven werkje
over het dromen. Het helpt de
lezer op weg zijn nachtelijke vi
sioenen serieus te nemen en te
verklaren. Volgens dit boekje
zouden veel meer mensen aan
dacht aan hun dromen moeten
besteden, indachtig de woorden
van Talmoed: „Een droom, die
men niet uitlegt, is als een brief
die men niet leest". De meeste
bladzijden worden dan ook in
beslag genomen door de symbo
len, die een dromer - en dat is
eenieder -in zijn slaap ontwaart
en de uitleg daarvan.
Het
compromis
Het compromis, door Robin
Maugham - Uitg. Leopold.
Het moge dan volgens televisie
makers van de NCRV een vuist
regel zijn, dat elke zoon een
griezelig gelijkende blauwdruk
is van zijn vader, dat betekent
nog geenszins, dat dit ook op
gaat voor oomzeggers en hun
ooms. Neem alleen maar Robin
Maugham, die een volle neef is
van Somerset Maugham, wiens
litteraire kwaliteiten ook na zijn
dood moeiteloos herkend wor
den. Het zat er dik in. dat de
neef op zijn beurt met schrijfge
rei meer zou doen dan girootjes
uitschrijven en hartelijk groeten
deponeren op ansichtkaarten.
Robin echter verzint slechts vlij
tig een verhaal, waarover hij
een 45-jarige filmregisseur uit
een Londense stal haalt. Deze
wordt prompt verliefd op een
18-jarige blondine, die door haar
contactlenzen de samenleving
wantrouwig taxeert.
Robin Maugham volgt het paar
op hun zwerftocht door Marokko
en langs diverse eethuizen en
appartementen in Londen om er
vervolgens na 206 pagina's snik
kend een einde aan te maken.
De ellende met Robin Maugham
is, dat zijn verhaal en de daarin
optredende mensen nauwelijks
geloofwaardig zijn en weinig
raakpunten met de werkelijk
heid hebben. De schok van de
herkenning blijft uit. Robin doet
alle moeite om de sfeer in de
straten van Tanger voelbaar te
maken, maar helaas struikelt
hij voortdurend over de cliché's,
die andere snelschrijvers vóór
hem hebben achtergelaten.
Helder
ziendheid
in ruimte
en tijd
Helderziendheid in ruimte en tijd
- Gijbert v.d. Zeeuw (Kluwer.
Deventer).
Gijsbert van der Zeeuw heeft
„iets", waardoor hij in het
(verre) verleden en de toe
komst kan kijken. In „Helder
ziendheid in ruimte en tijd"
tracht hij de lezer het hoe en
waarom van helderziendheid te
doen begrijpen. Daarbij maakt
hij gebruik van vele voorbeel
den en - ervaringen. Als be-
roepspsychometrist gaf hfj con
sult van 1947 tot 1967. Dit boek
is al eerder door de auteur zelf
in de handel gebracht onder het
pseudoniem ,,De man in de gele
mantel", evenals zijn eerste
boek „Wonderen of wetten".
s -strips
SF - strips, door Dpnny de Laet.
Onlangs verscheen het negende
nummer van CISO, een tijd
schrift voor stripliefhebbers in
Nederland en België, dat vier
maal per jaar verschijnt. Het is
een tweede nummer dat aan de
science fiction-strip gewijd is. De
Belgische redacteur Danny de
Laet geeft een historisch over
zicht. De grote thema's in de
science fiction strip zijn, zo con
stateert hij, de verovering van
de maan (inmiddels geen scien
ce fiction meer) en de verdere
ruimte, de toekomst, het reizen
in de tijd met eentijdmachine
(Suske en Wiske), de geleerde
(de goede en de gekke, Barabas
in Suske en Wiske en Zonne
bloem in Kuifje), invasie van
buitenaardse wezens, Atlantis
en superwezens.
Speciale aandacht in dit CISO-
nummer vor Willy Vandersteen
als science fiction striptekenaar.
Behalve Suske en Wiske heeft
hij ondermeer het verhaal „De
eerste maanraket" op zijn
naam staan, van kort voor 1950,
welk verhaal met éen knappe
combinatie van ruimtevaart,
verovering van de maan. de
gekke geleerde en de dreigende
totale vernietiging van de we
reld. Alleen is de ontwikkeling
van de ruimtevaart veel sneller
gegaan dan ook Vandersteen
had kunnen denken, want de
eerste maanlanding laat hij spe
len in het jaar 3000.
Ook is in CISO een moeilijker",
merkwaardig stripverhaal op
genomen: „Mechanisch conti
nent" van Auke Tadema uit
1947. Van Tadema is opvallend
weinig bekend. Na Mechanisch
Continent heeft hij weinig strips
meer gemaakt, maar hij is toch
een van de Nederlandse pio
niers. CISO herontdekte hem.
Bloem en plant, door A. C. Mul-
ler-Idzerda en B. J. Galjaard
(Uitg. Kosmos, A'dam); 100 vas
te planten in kleur, door B. J.
Galjaard (Uitg. Kosmos,
A'dam); Kamerplanten en hun
verzorging, door Inge Manz
(Uitg. Helmond, Helmond).
Onder de vele uitgaven voor tuin
en kamerplanten neemt het
boek van mevr. Muller-Idzerda
en tuinarchitect Galjaard 'n bij
zondere plaats in: het gaat om
een gecombineerde handleiding
voor ;le verzoiging van planten
binnens- en buitenshuis, ver
deeld over de 52 weken van het
jaar. Het is c-en boek voor be
ginners die aan de hand van te
keningen en tekst inzicht wordt
verschaft in zaken als tuin inde
ling, inrichting van planten- en
bloem enbakken, grondbewer
king en alles wat de verzorging
meebrengt: verpotten, scheu
ren. snoeien en stekken, etc.
Het is daarmee een combinatie
van al eerder afzonderlijk ver
schenen boeken, waarbij doublu
res zijn vermeden. Beide ge
deelten zijn zo op elkaar afge
stemd dat de linkerpagina's de
kamerplanten, de rechterpagi
na's de tuinplanten behandelen
wat de laatste betreft niet al
leen voor de siertuin, maar ook
de groente- en fruittuin. Regis
ters besluiten dit voortreffelijke
vademecum, dat geen enkele
plantenliefhebber mag missen.
Aansluitend hierop is er de voor
treffelijke selectie van 100 vaste
planten, eveneens door Gal
jaard. Het gaat om overblijven
de, kruidachtige planten die
thans het middelpunt van de
tuin vormen. Daarbij is veel
aandacht besteed aan de doel
einden waarvoor ze gebruikt
worden, en de omstandigheden
die daarbij een rol spelen.
Na een algemene inleiding over
de gebruikte indeling van de
soorten en algemene gegevens
over verzorging passeren de ge
selecteerde planten de revue,
compleet met variëteiten, speci
fieke verzorging en mogelijkhe
den. Elke plant is in een fraaie
kleurenfoto afgebeeld, terwijl de
meeste zijn voorzien van hun
oud-Hollandse naam.
Het boekje over kamerplanten
van Inge Manz heeft evenmin
de pretentie volledig te zijn, al
biedt haar keus variatie ge
noeg. In korte bewoordingen
wordt de verzorging geschetst,
terwijl elke plant in foto staat
afgebeeld. De inleiding is voor
een dergelijk simpel boekje
voor eenvoudige gebruikers aan
de ingewikkelde kant, zeker
waar het gaat om het mengen
van de vereiste potgrond. Bo
vendien is de benaming hier en
daar wat slordig, zowel de la-
tijnse als de Nederlandse (een
Klokjesbloem staat voor Ster
van Bethlehem, terwijl familie-
en soortnamen door elkaar wor
den gebruikt).