Jo Hoogvliet
ongekroonde
koning van de
cash-and-carry
In de groenten zag ik het niet meer zitten
ri
De prijs
die ik
vraag heb
ik nodig
De Leidse Hofjes (3)
I ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1972
LEIDSE COURANT
PAGINA 5
Jo Hoogvliet met zijn zoon voor een van zijn acht zaken
VOORSCHOTEN Vier jaar ge
leden deed zich een nieuw ver
schijnsel voor in de levensmid
delenbranche. Er kwamen
cash-and-carries. Bedrijven die
zwaar onder de prijzen doordo
ken. De gevestigde middenstand
gaf ze geen lang leven. Jo
Hoogvliet, een van de eersten in
Nederland die een pak-maar-
mee-zaak opende, lacht ze nu
nog uit. Hij heeft zaken in
Kwintsheul, Voorschoten, Voor
burg, Den Haag (2 stuks),
Rijnsburg, Katwijk en Hazers-
woude. Ze lopen als een trein.
Zijn verklaring: De welvaart. Ie
dereen heeft nu een heel kwan
tum geld in zijn handen. Pro
centen daar gaat het om. En
die beginnen pas de doorslag te
geven als het om grote bedra
gen gaat. Als ik tien of 20 pro
cent Korting krijg op een rolle
tje drop, dar heb ik maar een
cent of twee verdiiend, maar als
een huisvrouw tientallen gul
dens per we?k aan levensmidde
len koopt dan spaart ze er bij
ons 1 of 2 uit. En dat merkt ze.
Tweede filosofie van Hoogvliet:
„Het gaat niet o>m het goed
koop-zijn zonder meer. De prijs
komt zelfs op de tweede prijs.
Het gaat er om: willen de men
sen je artikel hebben. Eerst ac
cepteren ze het. dan vragen ze
pas wat het kost. We vragen
ons ook niet af: Wat kunnen we
er voor maken, maar: waar- 1
voor kunnen we het geven. Ik
heb nooit voor minder kunnen
verkopen. De prijs die ik vraag
heb ik nodig.
Hoogvliet is met zijn acht zaken
teen buitenbeentje. Over de posi
tie van zijn bedrijf in de levens
middelenbranche zegt hij„De
kleinen in onze branche, de
kruideniers, die hebben een aan
gepaste inkoop. De groten heb
ben een dure bedrijfsvoering.
En daar kruipen
MT
We vragen
ons niet af:
wat kunnen
we er voor
maken?
Maar:
waarvoor
kunnen we
het geven
i je hart
Hoogvliet is 64. Werken doet hij niet meer. Alleen toezicht houden
moert ik dan 3 dubbeltjes vra
gen. Dat is toch belachelijk.
Vlees verkoop ik niet. Ik ben al
blij als ik 'n koe van 'n varken
kan onderscheiden. En dan zou
ik vlees gaan verkopen. Nee,
dat Ls niks. Ik heb er de ballen
verstand van. Dart heb ik van
een pakje rijst ook niet, maar
W/M dat is geen levend artikel."
■j.j' nou net Grootwinkelbedrijven en ook be-
tussendoor. Ons centraal maga
zijn is bij Kasteel in Zoetenvou-
de. Stel nou dat ik een zaak had Jonge meisjes, die weinig kos-
Sn Leeuwarden, dat ik landelijk ten.
ging werken. Wat zou ik dan HoogvHat: „Do meisjes van 16
niet kwijt zijn aan vervoer?" jaar bij ons verdienen vaak
HoogvWet voelt dus weinig meer meer dan' meisjes van 20 bij
voor ex-pansie? een ander. Als je je bij ons in-
,,ïk heb bereikt wat ik bereiken zet dan krijg je volledig loon.
,Als ik dat tegen u zeg dan bent
u de eerste tegen wie ik dat
zeg. Als ik tegen u zeg: ik zet
dat en dat om, dan zegt de een
die dat leest: dat valt even te
gen. En de ander zegt: hij liegt,
dat kan hij nooit omzetten. Ik
praat rooit over een bedrag."
- U doet de hele dag zaken, u
moet wel over geld praten,
drijven als een oash-and-carry Hoogvliet^ Ja, dat^ is zo. Wij
drijven op goedkoop personeel. na" jjj'"' u"
kerk gaan, maar of je
durft te kijken.
U moet nou niet denken dat ik
een dweper ben. Ik ben soms
hard, wat cru misschien. Ik eis
veel van de mensen." Lachend
tegen zijn vrouw: „Zeg jij eens
waarin ik hard ben." Ze lacht
terug, maar geeft geen ant
woord.
Hoogvliet is de baas in zijn gezin.
„Als ik zeg: dat beurt, dan beurt
het. Het komt niet in mijn hoofd
op dat het niet beurt. Ook niet
in dat van mijn kinderen."
Zijn het zulke doetjes. Mogen
ze helemaal hun eigen weg niet
gaan?
Hoogvliet: „Allesbehalve. Als ze
geen eigen mening zouden heb
ben dan zou ik ze waardeloos
vinden."
En als er dan verschillen zijn?
Hoogvliet: „Dan werd! z: ge
praat. Dan komen we er altijd
uit. Toen ze 21 waren heb ik ze
deelgenoot gemaakt. Ik bracht
de financien Sn, zij hun arbeids
kracht. Ik ben er toen la mi
nuut uitgestapt. Ik heb geen kist
meer aangeraakt. Nu is het zo,
dat de kinderen het bedrijf lei
den. Ik houd toezicht. Met alle
grote zaken komen ze bij me.
Als er bijvoorbeeld een contract
voor
is te arbeidsintensief. Een man
kostte toen al 350 gulden per
week. Daar werkt 'te 5 dagen
voor. Dat is 70 gulden per dag.
Daar werkt ie pakweg 10 uur
voor. Dat is 7 gulden per uur.
Dat is bijna 12 centen per mi
nuut. En moet je weten dat er
klanten in de winkel kwamen
voor een krop andijvie van een
pond. Als het dan 6 ons was,
dan vonden ze dat te veel.
heel jaar afgesloten oat kon niet. Dat moest fout lo-
u?
Hoogvliet: „Dat aantal noem ik
ook nooit. Dan kunnen insiders
ongeveer uitrekenen wat ik om
zet." Hij lacht slim, knijpt een
oog dicht en geeft niet toe: „Ik
weet wel, dat is niet Ameri
kaans. Die praten graag over
cijfers. Maar ik niet."
Hoogvliet: „Eh. Ach, wat heet
geloof. Mijn geloof is mijn ge
weten. Voor mij Ss dat hetzelf
de. Ik zeg altijd maar zo: als je
iemand een poot uittrekt dan
moet worden of als
nieuw pand kopen. Niemand is
de baas. maar mijn stem geeft
de doorslag."
U kan het net als uw vader
ook opeens slecht gaan. Wat
gaat u dan doen?
word je later zelf een poot Hoogvliet: „Mijn jas uittrekken
zen van dit of tienduizend dozen Het verleden zit Hoogvliet hoog.
van dat. En als het bod wordt „Ik waarschuw altijd 'n kind
aangenomen dan is dat geld er, nooit op z'n ziel te trappen. Bij
Dan weet niemand of dat mijn een kind vreet dat veel dieper
uitgetrokken, als j« steelt, dan
word je zelf ook bestolen, als
je oneerlijk bent word je zelf
ook zo behandeld. Elke cent die
ik heb heb ik eerlijk verdiend.
Nee, ik ben niet kerkelijk, maar
als men zegt: jij bent ongelovig
dan val ik ze aan. Voor mij is
geloof niet elke week naar de
gaan pezen. Tot de laatste
voetstap. Ik zal een voorbeeld
geven. Nu met nieuwjaar vier
jaar geleden zei ik tegen mijn
zoons: ik geef onze groentehan-
del nog drie jaar. Twee jaar om
een goeie boterham te verdie
nen. een jaar om naar de blik
sem te gaan. Het groentebedrijf
vind ik nog steeds een beetje
rot. Toen we trouwden kregen
we zes weken vrij huur. In de
zesde week kocht ik dat winkel
huis. Ik had dus zes weken vrij
gewoond. Maar dat vond ik zo
naar voor die huisbaas dat ik
hem twee weken huishuur gaf."
Hoogvliet draaide best in Utrecht.
..Het was eind '37 toen ik tegen
mijn vrouw zei: nog tien jaar
en dan scheiden we er mee
uit."
Deze voorspelling kwam niet uit.
De oorlog kwam er tussen.
Hoogvliet: ..Daar kwamen we
armer uit dan we er in gingen.
Maar dat kwam door mijn
vrouw. Als er iemand tegen
haar zei: ik heb dit niet meer
of ik heb dat niet meer dan
haklden ze het al. Ik heb er tl-
lijd respect voor gehad."
Na de oorlog draaide Hoogvliet
weer op volle toeren. „De men
son die we in de oorlog hadden
gebolpen zeiden na de oorlog
niut: ik ga nu naar ccn ander.
In Ujtrecht heb ik me lek Rewerkt.
In 1947 woog ik nog 126 pond.
We zaten in die kluiskelders bij
de grachten. Een ongezond le
ven. Met de kinderen was het
tobben en toen de dokter zei:
doe de zaak toch weg ben ik er
onmiddellijk mee gekapt. Ik liep
iemand tegen het lijf en binnen
vijf minuten was de zaak ver
kocht. Daarna hebben we acht
maanden in Nieuw Lckkerland
gezien, bij de Kinderdijk. Ach'
maanden niets gedaan, toen zei
mijn vrouw: ik wil weer ern
winkel. Die hebben we toen ge
kocht in Den Haag, aan de
Loosduinsowcg."
pen. De man van 350 in de
week van toen kost nu 450.
Waar is het end. Dat rekende ik
ook m'n zoons voor. Maar wat
dan. papa? vroegen ze. Woens
dagmiddag half twee moeten
jullie klaar zijn, dan zal ik jul
lie wat laten zien, zei ik. Ik
bracht ze naar een collega die
iets dergelijks dreel wol we nu Hoogvliet boorde goed in Den
Haag. Toen hij er met de groen-
wirlde. Ik vind het welletjes. Dit
is waar ik voor gevochten heb.
Ik vind dat je je verlangens
niet moet gaan verschuiven.
Want waar is dan het eind?"
Wij hebben een hele leuke
spaarregeling. Honderd gulden
per maand. Als de meisjes gaan
trouwen hebben ze een leuke
cent."
Hoogvliet thuis. In een herenhuis Toch heeft u maar weinig mensen
aan de Prins Bernhardlaan in van dertig, veertig jaar in
Voorschoten. Een huiskamer dienst. Die kosten u te veel.
zonder veel opsmuk. Hoogvliet Hoogvliet: „Dat komt door het
i blauw pak, dat wel. Hij
groenteboer. Maar sjouwt nu
•niet meer met kisten.
Hij praat graag. Liefst over zijn
bedrijf. Ademt wat moeilijk.
Zijn long Ls een paar jaar gele
den gescheurd. In het gesprek
zit geen lijn. Nu weer over zijn
verleden, dan weer over zijn
zaak.
Hoogvliet geeft toe: „Niet leder
een is genegen bij me te ko
men. Je hebt mensen die be
diend willen worden in rustige,
overzichtelijke winkels en
werk. Bij ons is het vooral kas
sa-werk. En daar kun je geen
jongen achter zetten. Dat heb
ben we weieens geprobeerd.
Maar dat liep op een misluk
king uit. Meisjes hebben dunne
vingers, jongens dikke. Als die
«en roets aanslaan dan nemen
ze die er naast zit mee."
„Mijn jeugd?" hij zwijgt even.
Dan: „Ik ben er niet groots op.
Ik praat er liever niet over."
Weer houdt hij op, kijkt pein
zend voor zich. Begint dan toch
te vertellen.
hebt een categorie die zelf de „Als kind had ik het rijk. Ik kom
spullen wil pakken welke die
nodig heeft. Daar werk ik voor.
Dat zijn lang alle mensen niet.
Dat hoeft ook niert. want God
bewaar me als ik heel Neder
land tot klant zou hebben. Dat
zou ik helemaal niet aankunnen.
De grootste in Nederland niet.
Hoogvliet dus zeker niet.
Je moet wèl een lijn bepalen in je
uit Strijen. Dat ligt achter Rot
terdam, op de Zuidhollandse
eilanden. Mijn vader had een
groothandel in aardappelen. In
1929 was hij in een seizoen van
de kaart. Aardappelen die eerst
13,5 gulden opbrachten gingen
op het laatsrt weg voor 3 gulden.
Binnen de kortste keren was hij
twee ton kwijt.
zaak. Voor mij is in het zaken Mijn vriendjes waren de zoontjes
doen het hoofdthema: Je moet
niet verkopen wart jij wil, maar
wat d» mensen willen. Als ik in
een van mijn zaken ben dan
vraag ik ook altijd steevast aan
een zo maar willekeurige me
vrouw: is er misschien iets dat
u niet bevalt?"
van de notabelen in het dorp.
Toen het met mijn vader ge
daan was werd ik niet meer uit
genodigd voor partijtjes en zo.
Dat heeft me een enorme klap
gegeven, ik vond het vreselijk,
het deed pijn. Mijn jeugd is
daardoor verwrongen,
U komt uit de groentehandet, Later In het gesprek komen t
maar in uw bedrijven verkoopt
u nu geen vers» groenten. Ook
geen vlees.
Hoogvliet: „Nee, dat is niet ver
antwoord. Moreel niet en econo
misch niet. In bediening kan ik
dat verkopen, in verpakking
niet. Het kèn wel. maar dan
moet :k schunnig veel gaan vra-
weer op terug. Hoogvliet zegt
nu meer. „Ik sloeg een tafel ka
pot en zei tegen mezelf: ik mot
er komen, ik zal er komen, ik
mot en zal een ton krijgen. U
bent van na de oorlog, ik van
voor de oorlog. Toen was een
ton een luchtkasteel, een fanta
sie bedrag."
gen. Voor iets van een dubbeltje Wat is nu uw omzet?
Sint
Annahofje
LEIDEN Ter ere Gods en
van de zuivere Maagd Maria
stichtten Willem Claesz.
Doornick, brouwer van be
roep, en zijn vrouw Hillegont
Willemsdr. de Bruyn in 1492
tussen Hooigracht en Middel
stegracht een kapel en der
tien „cameren". Ze moesten
onderdak bieden aan „XIII
arme vrouwkens, van goede
faem en naem wesende".
Het altaar in de kapel werd
toegewijd aan de heilige
Anna, op 19 februari 1509.
Onderzoekingen van mej. F.
A. Ie Poole, in de veertiger
jaren van deze eeuw regen
tes van het hofje, duidden
erop, dat de officiële stich
tingsbrief van het Annahofje
(ook „Aalmoeshuis" ge
noemd) pas «n 1507 was ge
dateerd. Het Annahofje heeft
zijn „hoofdingang" aan de
Middelstegracht: in 1685
werd de achteruitgang aan
de Hooigracht voorzien van
een statig poortje, op het
stugge af.
Het Annahofje hoort tot de
oudste van Leiden. Maar
niet alleen dat. Dank zij de
liefderijke restauratie no
dig als gevolg van verzak
kingen die ontstonden bii de
uitbreiding van het aanpalen
de Elisabeths ziekenhuis
is er ook de knusheid en de
romantiek het best bewaard.
Het hofje bestaat uit twee
rijen huisjes, ter weerszijden
van een fraaie tuin met een
voorname pomp. Het hofje
wordt aan de Hooigrachtzij
de afgesloten door de regen
tenkamer en een minikapel-
letje, zó klein, dat de beel
denstorm eroverheen raasde
zonder het op te merken. Het
gothische altaar, het vaat
werk. de kandelaars en een
wat mottige kazuifel staan
nog klaar voor de eerste
Zelfs zijn zeventiende eeuwse
bedstee staat nog gespreid,
voor het geval hij in het hof
je zou willen overnachten.
(De meeste voorwerpen uit
de kapel zijn momenteel te
zien op de tentoonstelling in
De Lakenhal). Dc tijd is
rimpelloos verstreken in het
St. Annahofje. Alleen de bus
kruitramp van 1807 heeft de
ruiten uit de kapel geblazen.
De vensters zijn gedicht met
17-de eeuws glas, waarin de
fragmenten van de familie
wapens van de stichters zijn
herplaatst. De moeite van
een bezoek meer dan waard.
een cash-and-carry noemen. Ik
liet ze daar alleen achter. Een
uur later kwamen zc bij mo.
F.n?, vroeg ik. Dat is ons op het
lijf geschreven papa, zeiden ze.
Onze groentewinkels hebben we
toen meteen weg gedaan. Weg-
geeeven aan het personeel."
Weggegeven? Verkocht zal u
bedoelen.
Hoogvliet: ..Nee, weggegeven. Ze
waren vijftien jaar bij ons. Ik
ben geen filantroop, maar als
iemand wat voor me gedaan
■jtoptte had hij twaalf win
kels. „Het was dag en nacht pe
zen, ccn normaal leven hebben
we niet gehad. Alleen de zondag
die was voor de kinderen. Dan
deden wc wat zij wilden. Door
deweeks hadden we daar geen
tijd voor. Het heeft ze geen
kwaad gedaan. Ze hebben door
dat <vgcregelde gezinsleven ook
geen hekel gekregen aan de
zaak. Ze hoefden er niet in, zc
wildeo
heeft dan laat ik hem dat later Na Den Haag zocht Hoogvliet met
blijken ook.
Heeft u alles weggegeven?
Hoogvliet: „Ja. Nou ja. het spul
dat in de winkels stond hebben
"Ze betaald."
En de panden?
Hoogvliet: „Het zijn huurpan
den."
Hoogvliet ging met 37,5 gulden in
zaken. „Ik was op een zeker
ogenblik chauffeur. Dat was
niks. Ik kocht een bakfiets voor
12 gulden en van de rest 600
kilo aardappelen. Die laaide ik
op, ging de straat op en ging
door tot ik ze kwijt was. Met de
opbrengst kocht ik weer nieuw.
Als ik geld had voor -100 kilo
dan kocht ik 400 kilo. Mijn prin
cipe in de handel is altijd ge
weest: contant betalen."
Nu nog?
zijn znons naar geschikte nieu
we vertigingen.
„Al gmrw hadden we zicht op
twee fprojekten. Een in Kwints
heul en een in Voorschoten. In
Kwintsheul was het in nie
mandsland. Een hele gekke
plaats om een levensmiddelen
zaak te beginnen. In kilometers
omtrek woonde niemand. Dat
geeft niet, wist ik. Dat had ik in
Duitsland gezien. Danr waren
dat soort zaken ook buiten de
bebouvrde kom. Daarom zei ik
tegen m'n jongens: laten wc
eerst Kwintsheul pikken..Als het
daar loopt ben ik nergens bang
meer. Na drie dagen stonden ze
's morgjens in dc rij. Oorlogse
toestanden. We schrokken ons
wild. Dat was niet meer van
deze tijd.
Hoogvliet: „No kon je niet meer N" V"™ mMr de ril-
contant betalen. Het gaat om W" 'laal he' n°« "e,ds
duizenden gulden. Maar als
zeggen: één procent binnen acht
dagen dan is dat geld er binnen
acht dagen en als ze zeggen:
twee procent onder rembours
dan zeggen wij: stuur maar on
der rembours."
Hoogvliet roemt meermalen
vrouw
vrouw. „Zonder haar had ik het
niet zo ver geschopt. Als ik 's
morgens wegging dan vroeg Ik:
hoeveel heb je nodig ze was
dan al de winkels langs ge
weest. En als ze dan zei: 72
cent of een andere keer: 84 cent
dan kreeg ze die centen. M
ik rondde
den."
Hoogvliet zat maar een klein jaar
in de aardappels. Dat was in
Utrecht. In 1936. Hij was zes
weken getrouwd en woonde in
een gesloten huis toen hij een
winkelhuis kon kopen. Hij deed
het. „Hoe dat toen is gegaan
We verkopen ook alleen snello-
pers. Artikelen die er snel door
heen gaan. We hebben ongeveer
850 h 900 artikelen. Andere heb
ben er duizenden. We adverte
ren ook vrijwel niet. Maar een
fractie van het normale percen-
k.Ti"J y.' 0-> «M.. -
middenstandszaken: „Als wij
ons ergens vestigen dnn begint
de middenstand in de directe
omgeving de prijzen te veria
gen. Hoe kan dat? Dat knn om
dat ze of altijd te veel hebben
genomen of dat. hij
mnakt rijn zin niet af.
af naar een gul- Hoogvliet heeft dus een functie
in de maatschappij?
.Ik werk om den brode, ik doe
geen sociaal werk. Maar het is
wel a sociaal als iets I? cent
kost om er dan 3 dubbeltjes
voor te vragen. Het is niet
strafbaar, maar het wreekt
zichzelf".