jaap Slingerland
laat vanaf het
water een ander
Leiden zien
Nederland werd
pas stipt na
Christ. Huygens
„Klokken uit
Gouden Eeuw
Variatie
grootste
attractie
voor de
toeristen
Maar Lelden is ook een
verpauperde, een historische
een smerige of zomaar een
oude stad. Het ligt er maar
aan, hoe je haar bekijkt. Maar
voor ieder die een rondvaart
maakt en dan de stad vanaf het
■water ziet, krijgt Leiden een to
taal alnder perspectief.
I.EIDSE COURAN1'
in de boot genomen. Niet om de
onverwachte doorkijkjes op de
oude binnenstad; niet om de
spanning als het bootje onder
een van de krappe bruggen
doorschuift of om de gemoedelij
ke ontmoeting met de plezier
jachtjes op het Rijn-Schi'eka-
naal. En niet in het minst om
de waterlelies en plompen, die
op Witte Singel en Zoeterwoud-
sesingel dobberen in uitgestrek
te velden van vettig groen blad.
„Ik woon in Leiden en ik ken de
stad wel" zegt mevrouw Ver-
eecken. Ze maakt het tochtje
met de kinderen. „Het valt me
op, dat de stad er zó heel an
ders uitziet dan wanneer je ge
woon op straat loopt. Er is
maar één ding waar ik me aan
erger: dat is de vervuiling".
Mevrouw Van der Staay uit
Nieuw Lekkerland is ook niet
onbekend in Leiden. Ze logeert
maar ik vond vooral dat stuk
door de singels met al dat
groen en die bloemen bijzonder
mooi". Haar echtgenoot valt
haar bij. Maar hij voegt eraan
toe dat de lange rij van beziens
waardigheden hem het meest
heeft getroffen: „Ik heb zelf
meer belangstelling voor de his
torie".
De grootste attractie is voor de
heer Slierendrecht uit Waddinx-
veen de interessante afwisseling
van de tocht door de park-achti-
ge singels, langs de huizen en
door het buitenwater. Die afwis
seling is mee te danken aan
feit dat de onlangs vernieuwde
Singelbrug zo laag uitviel; dat
de „stadrondvaart" het oostelijk
deel van de binnenstad moet
overslaan. Daarover komt schip
per Slingerland nog steeds niet
uitgesproken. Per slot van reke
ning moet de tocht niet langer
duren dan een uur. „Maar om
dat ik nu helemaal om de
Waard heen moet varen moet ik
de bezienswaardigheden met
veel te hoge snelheid passeren".
Met een bezittersgebaar wijst hij
globaal naar een gebouw:
en aan uw linkerhand ziet U
Als hij na de korte be
schrijving zijn microfoon neer
legt, mompelt hij in een terzij
de: „Moet je dat eens in drie
talen vertellen. Dan ben je pas
•klaar als je het volgende punt
alweer voorbij bent. Ik ben
laatst zelf eens in Amsterdam
wezen waren: schij uit man. Je
verstaat er geen woord van".
En genietend van het uitzicht
over de drijvende „bollenvel
den" op de Singel, moppert
Jaap: „Moet je toch zien, wat
mooi. Maar kinderen met rub
berbootjes vernielen hier zoveel.
En dp buitenboordmotoren en
roeispanen. Ze slaan er hele ga
ten in om aan de kant te ko
men. Het ligt hier soms vol met
blaadjes".
Onwetend van deze problemen,
zitten Regula Bodmer en Lise-
lotte Anacher uit Ztlrich zwij
gend naar buiten te kijken.
„We hebben in Rotterdam wel
eens een havenrondvaart ge
maakt", vertelt Regula. „Maar
Rotterdam is ons te modern".
Ze verblijven in Leiderdorp.
Kennelijk bevalt het ze daar
niet helemaal. „Leiderdorp",
zegt Regula met de goedkeuring
van Liselotte, „dat is net als bij
ons. Doods. Maar deze tocht
door Leiden dat je hier nu
ook de oude huizen ziet, die niet
zo mcoi meer zijn: dat is gewel
dig
„Ik ben Amsterdamse", zegt me
vrouw Lelikakis („Dat is een
Griekse naam") uit Leidschen-
dam, die met dochter en nicht
vakantie viert. „Ik heb daar ze
ker zestig keer een rondvaart
gemaakt met kennissen, vaak
buitenlanders. Maar ik vind dit
wel ontzettend mooi. Je hebt
hier geen havens. De nadruk bij
deze rondvaart ligt op de tach
tigjarige oorlog, waarin Leiden
een rol speelde waar het trots
op kan zijn. Maar Amsterdam
is meer trots op zichzelf".
En ook dat is een onverwacht
kijkje op Leiden, waar de stad
iets van zou kunnen opsteken.
Samen varen: goed voor u en niemand voelt zich in de boot genomen.
bij familie in Katwijk. „Ik ging
mee voor de kinderen. Ik heb
een zoontje dat bijzonder kan
genieten van oude gebouwen.
Ik zelf geeft daar niet zoveel om Met kunst en vliegwerk doör de grachten.
9 Bolvormige Klok gesigneerd Le Moiré Amsterdam op de wijzer-
ring. Messing bol, blauw geschilderd op de onderste en bovenste
helft elk twee verdelingen van I t/m XII, die ten opzichte van elkaar
6 uur zijn gedraaid. Op de wijzerring vier wijzers in de vorm van
een zon, een maan en twee sterren. Bij de eerste twee symbolen
leest men d etijd af door op de onderste cijferring te kijken, bij de
twee laatste op de bovenste. Zo kan men van vier zijden de tijd
aflezen. De wijzerring draait eenmaal per etmaal rond. Voor de
minuten is een aparte cijferring met wijzer aangebracht. Het geheel
hangt aan een zilveren ketting, die als uurwerkketting dienst doet.
Pierre Lemaire werd in 1686 poorter van Amsterdam. Hij was afkom-
tsig uit Parijs, waar hij ook als klokkenmaker was gevestigd.
Is de bol in zijn laagste stand gekomen, dan duwt men hem omhoog,
waardoor weer een gangreserve van 24 uur is verkregen.
Zwarthouten kastje, wijzerplaat met fluweel overtrokken. Messing'
cijferring en wijzers. IJzeren ophangogen.
Eigenaar: Rijksmuseum voor de Geschiedenis der Natuurwetenschap
pen te Leiden.
LEIDEN— In het Nederlandse Goud-, Zilver- en Klokken
museum, Achter de Dom 12, Utrecht, is op 30 juni de
tentoonstelling „Klokken uit de Gouden Eeuw" ge
opend, die tot 27 augustus te bezichtigen is. Deze klok
ken zijn grotendeels afkomstig uit Nederlandse parti
culiere verzamelingen. De uitvinding van het slinger
uurwerk van Cristiaan Huygens in 1667 staat in deze
expositie centraal. Uit de eerste helft van de zeventien
de eeuw werden de meest interessante typen van uur
werk gekozen; de overige uurwerken geven een volle
dig overzicht van de eerste veertig jaar van de ontwik
keling van het slingeruurwerk in Nederland en Frank
rijk. De tentoonstelling is geopend dagelijks van 10.30-
16.30 uur en 's zondags van 13.30-16.30 uur.
Tafelklok gesigneerd op het werk; Daniël Stoswender Fecit in Groningen. Zeshoekige messing ombouw met diverse graveringen.
Zes ovale ruitjes met gegraveerde lijstjes. Pootjes in de vorm van lopende leeuwen. Zilveren cijferring. Doorsnede 14 cm, uit midden
zeventiende eeuw. Eigenaar: Drs. H. M. Vehmeijer, Vught.
LEIDEN - De dagen van de mens
anno 1972 zijn van minuut tot
minuut gepland. Wij vinden het
allemaal de gewoonste zaak van
de wereld dat we om klokslag
half negen op kantoor moeten
zijn, dat de trein om 8.22 uur
't station binnendendert, dat om
18.55 uur het televisie-journaal
begint en dat de sport-prestaties
in tienden van seconden worden
gemeten. We weten niet beter of
h etis altijd zo geweest.
Maar een blik in het verleden
le rt ons, dat onze voorouders
het met heel wat minder nauw
keurige tijdmetingen moesten
stellen. Het duurde tot 1656
overdat een uurwerk met be
trouwbare tijdmeting werd uit
gevonden. Op 25 december van
dat jaar voltooide de Nederland
se wis- en natuurkundige Chris-
tiaan Huygens 27 jaar oud
een geheel nieuw type uurwerk:
het slingeruurwerk. Met deze
verving hij de veel minder
nauwkeurig werkende balans,
waarm e d? uurwerk:n tot dan
toe waren uitgerust. Ofschoon
Huygens de uitvinding van dit
uurwerk op de eerste plaats had
bedoeld als betrouwbaarder tijd
meting bij zijn astronomische
waarnemingen, bleek al spoedig
dat zijn uitvinding van het slin
geruurwerk vooral in klokken
voor „huishoudelijk gebruik"
w rd toeg past.
Voor de uitvoering van zijn uit
vind ng wendd Huygens zich
tot Salomon Coster, één van de
beste uurwerkmakers van zijn
woonplaats, Den Haag. Deze
Coster kreeg in 1657 het alleen
recht om in Nederland klokken
volgens de constructie van Huy
gens te maken en te verkopen.
H laas he ft hij slechts (nkele
jaren van zijn patent kunnen
genieten, aangezien hij al in
1659 overleed.
Het is daarom niet verwonderlijk,
dat er maar twee slingeruur
werken van zijn hand bekend
zijn. Eén hiervan is in het bezit
van het Rijksmus um voor de
Geschiedenis der Natuurweten-
schapp n te L iden. Maar dit
exemplaar is op het ogenblik in
Utrecht, waar het een van de
pronkstukken vormt op de ten
toonstelling. Klokken uit de
Gouden Eeuw".
Het is een bescheid n. zwarthou
ten klokje van 27 centimeter
hoog, met e n messing cijf r-
ring op een met fluweel over
trokken wijzerplaat, waarschijn
lijk gemaakt kort nadat Coster
het patent verkregen had. Hoe
goed het door Huygens ontwor-
p n en door Coster uitgevoerde
klokje was. blijkt uit het feit
dat deze z.g. „Haagse" klokjes
tot aan het begin van de acht
tiende eeuw door de beste klok
kenmakers uit binn- en buiten
land nagenoeg ongewijzigd wer
den nagemaakt. Zelfs uit de be
kende klokkenmakerscentra,
Londen en Parijs, werden leer
lingen naar Nederland gezonden
om zich te bekwamen in de
kunst van het klokken maken.
In het vooraanstaande klokken
makerscentrum Parijs werden
zelfs klokken naar „Haags"
model geccnstrueerd.
Aan het eind van de zeventiende
euw vestigden zich in Amster
dam v rscheid ne Engelse klok
kenmakers, d.e een e gen type l|
klok meebrachten: de z.g. „ta- f.
felklok" en de staande klok, d.e
i.e markt in Nederland ging be
heersen. Voor deze ontwikkeling
moest het Haagse klokje het
veld ruimen. 7
Mod Hen van deze cn vel:- andere
klokken zijn te zien op de ten
toonstelling „Klokken uit de
Gouden Eeuw", die In Utrecht •Haagse Klok Gesigneerd op een los plaatje op de wijzerplaat:
gehouden wordt. Salomon Coster Haghe met privilige 1657.