Contact Koningin-Kamerleden in strijd met het staatsrecht? Onderwijsvernieuwing Suriname gericht op eigen identiteit IJmond: overleg is nog niet afgesloten President van Uruguay wijst kritiek van episcopaat af Herrezen bijbel commissie op hoog peil Korte metten VRIJDAG 30 JUNI 1972 LEIDSE COURANT HET BINNENHOF Van jhr. mr. W. H. de Beaufort, plaatsvervangend griffier van de Tweede Kamer, ontvingen wij bijgaand antwoord op het artikel van professor mr. H. Th. van Maarseveen „Ontmoe ting Koningin met Kamerle den". Mr, De Beaufort is niet betrokken bij het contact met de Koningin, hij schrijft zijn commentaar op eigen verant woordelijkheid, zo heeft hij ons laten weten. DEN HAAG Het nummer van vrijdag 23 juni van Het Binnenhof bevat een interes sante beschouwing van professor Van Maarseveen over het plan om de Koningin groepjes Kamerleden te laten ontmoeten. Professor Van Maarseveen somt argumen ten van staatsrechtelijke aard op die hem tot een onvoorwaardelijk afkeurend oordeel over dit plan brengen. Aangezien het staatsrecht een wetenschap is die slechts zelden zulke stellige uitspraken mogelijk maakt, is het misschien nuttig ook op wat andere aspecten te wijzen. In de eerste plaats is het dan van belang dat de Grondwet nergens een bepaling bevat die contact tussen Koning en Kamer ver biedt. Wel zijn er twee Grondwetsartikelen die de aanwezigheid van de Koning in ei gen persoon in een vergadering van het parlement nodig maken, namelijk de arti kelen over de inhuldiging van een nieuwe Koning en over de jaarlijkse opening van de zitting (Prinsjesdag). Hiernaast bevat de Grondwet nog vele bepalingen over voorstellen die de Koning aan de Staten- Generaal kan doen en dei gelijke, maar bij na iedereen legt dit zo uit dat hier in feite niet de Koning maar de Regering wordt bedoeld. Deze uitleg die al in de vorige eeuw is aanvaard, mag wel als gewoonte recht worden beschouwd, ook al zijn er zelf in het parlement kleine groepen die hier niet van harte achter staan. Dat is echter ook vaak met geschreven recht het geval. Volgens de „nieuwe staatsrechtelijke opvat tingen" die professor Van Maarseveen schrijft te zijn toegedaan, heeft dit gewoon terecht zich in de periode van Koningin Ju liana nog uitgebreid in die zin dat de Ko ning zich geheel onthoudt van de politiek. Dit leidt tot de „theorie van het zwijgend koningschap". Een uitzondering hierop is dan slechts de kabinetsformatie, waarbij de Koning immers persoonlijk een rol speelt. Afgaande op de uiterlijkheden, gaat deze theorie dus in ieder geval pas op wanneer ook voor de kabinetsformatie an dere procedures als recht of gewoonterecht gaan gelden. Zelfs dan kan niemand echter met zekerheid zeggen dat de Koning geen rol speelt in de politiek, omdat het minis ters nu eenmaal vrijstaat de mening van de Koning om wat voor reden ook van belang te achten, niet alleen net zo goed als zij de mening van hun echtgenoot of echtgenote kunnen aanhoren. Maar ook omdat in bre de kring de ministers en vooral de premier verplicht geacht worden contact te onder houden met de Koningin. Dit contact pleegt men aan te duiden als „het geheim van Soestdijk". Professor Van Maarseveen vindt dit geheim zelfs zo belangrijk dat hij bang is dat het op de tocht komt te staan als Kamerleden de Koningin zouden ont moeten. Toch zou eigenlijk in zijn theorie van het zwijgend koningschap ook dit ge heim geen enkele inhoud mogen hebben. Zijn nieuwere staatsrechtelijke opvattingen zouden eigenlijk ook het contact tussen staatshoofd en ministers moeten willen te rugbrengen tot enkele formele gelegenhe den per jaar. Te veel consequentie voert naar de duivel. Dat lijkt mij ook hier het geval. Noch de Grondwet, noch het gewoonterecht, noch de theorie van het zwijgend koningschap zeggen eigenlijk iets over de geoorloofd heid van informele ontmoetingen tussen Koningin en mensen met politieke verant woordelijkheid. De Grondwet noemt inder daad slechts twee momenten waarop de Koning in persoon een bepaalde relatie on derhoudt met het parlement als instelling. Eventueel m.i. ook reeds ten onrechte kan men zeggen dat dit een zogenaam de limitatieve opsomming is en dat de Re gering dus nooit zou mogen besluiten om de Koningin ook bij andere gelegenheden een toespraak in een vergadering van één van de Kamers te Laten houden. Het alge meen aanvaarde gewoonterecht brengt mee dat noch ministers, noch kamerleden, noch leden van provinciale of gemeentelij ke besturen, zich ooit ter verdediging van hun ideeën kunnen beroepen op de mening van de Koningin. De theorie van het zwij- gend koningschap schrijft voor dat de Ko ningin zich bij al haar contacten onthoudt van elk politiek oordeel. Ook al gaat men in de beknotting van de be voegdheden van de Koning zo ver als in die theorie strikt genomen nodig zou zijn, dan nog blijft het geoorloofd dat de Konin gin luistert naar wat politici haar willen vertellen. Bovendien is het uiteraard geoorloofd dat de Koningin zelf aan het ge sprek deelneemt als het over onpolitieke onderwerpen gaat die nu eenmaal in veel gesprekken tussen wat voor mensen ook aan orde komen, zoals de situatie in de sport, gezondheid, gezin, etc. Meent men dat de nieuwere theorieën van professor Van Maarseveen geen gewoonterecht zijn en dat ook niet moeten worden, dan be staat er ook geen bezwaar tegen dat de Koningin, al is het maar om het gesprek te stimuleren, harerzijds politieke onderwer pen aansnijdt. Dit is voorzover hiervan iets naar buiten blijkt ook de bestaande praktijk. De Konin gin en de leden van haar gezin ontmoeten geregeld vertegenwoordigers van de meest diverse maatschappelijke groeperingen. Het is waarschijnlijk dat hierbij ook onder werpen aan de orde komen die tenminste een politiek aspect hebben. De Koningin ontmoet geregeld gemeentebestuurders cn ministers aan wie het onmogelijke zou worden gevraagd als zij niets over hun da- gelijk werk mochten vertellen. De enige personen die zij bijna nooit ontmoet zijn de 225 gekozen leden van de Staten-Generaal, juist de mensen dus die door hun nctie redelijk goed thuis zijn in het Nederlandse volk en die geregeld aandacht krijgen in de publiciteit. Dit gebrek aan contact met Kamerleden is niet het gevnlg van een of ander principiële beslissing e in het ver leden is genomen. Toen leden van de Tweede Kamer vroeger nog belangrijke nevenfuncties bekleedden, zullen zij in die hoedanigheid wel contact met de Koningin hebben gehad. Waarschijnlijk geldt dat voor leden van de Ee.ste Kamer die in hun dagelijks leven b.v. hoogleraar of bur gemeester zijn nog steeds. Dat betreft en betrof natuurlijk vooral leden met bepaal de functies en is daarom niet zo bevredi gend. Hiernaast heeft de Koningin reeds nu Jaar lijks minstens één tamelijk informele ont moeting met Kamerleden en wel op Prins jesdag. Zoals goede Hagenaars en goede televisiekijkers weten, wordt de Koningin in de Ridderzaal ontvangen en uitgeleid door een speciale commissie waarin ver schillende partijen zijn vertegenwoordigd. Deze commissie mag nog iets anders doen dan alleen maar plechtstatig de weg wij zen. Na het uitspreken van de Troonrede hebben de Koningin en de aanwezige leden van haar gezin namelijk gedurende korte tijd een ontmoeting met de leden van die commissie in een wachtkamer bij de Rid derzaal. Belangrijker is echter dat later np diezelfde dag een commissie uit de Tweede Kamer een bezoek brengt aan de Koningin in het Huis ten Bosch. Formeel gebeurt dit om mede te delen wie de Tweede Kamer graag door haar tot voorzitter benoemd zag. In feite gaat dit gepaard met een in formeel gesprek. Acht men zoals professor Van Maarseveen alle geïnstitutionaliseerd contact tussen Koningin en Kamerleden uit den boze, dan zou de mededeling inzake het voorzitterschap eigenlijk schriftelijk gedaan moeten worden wellicht via de mi nister-president. Het lijkt mij reëel om juist de andere kant op te gaan en de ontmoetingen tussen Koningin en Kamerle den niet meer op te hangen aan formele gelegenheden. Dan kan ook een opzet wor den gekozen die wat grotere kansen op oen ongedwongen sfeer meebrengt. Zouden hetzij de Kamerleden, hetzij de Ko ningin zich niet aan de spelregels houden en de ontmoetingen gebruiken voor politie ke doeleinden, dan komt het voor de ver antwoordelijkheid van de Regering of de ontmoetingen toch voortgang zullen vinden, zoals ook de inwilliging van het persoonlijk verlangen van de Koningin om die ontmoe tingen te hebben geheel voor de verant woordelijkheid van de Regering komt. Aangezien tegen de spelregels van de con stitutionele monarchie echter reeds nu zo zelden gezondigd wordt dat het koning schap naar de woorden van professor Van Maarseveen „een nieuwe en aunvaardbnre inhoud" heeft kunnen krijgen, hoeft men m.i. niet overdreven bang hiervoor te zijn. Integendeel: het plan voor contact tussen Koningin en Kamerleden is een teken dat de ballast die in het verleden aan het ko ningschap was verbonden, overboord is ge gooid. W. H. DE BEAUFORT DEN HAAG De voorzichtige Surinaamse pogingen om een eigen gezicht te bepalen oi politiek en economisch ge bied overschaduwen de ontwikkelingen die in het Suri naams onderwijs in volle gang zijn. Reeds ongeveer vijf jaar probeert Suriname te komen tot een eigen onder wijssysteem, aangepast aan de eisen van het land. Te veel werd voortgeborduurd op het Nederlands patroon dat bij gebrek aan alternatieve methoden en systemen, een smalle basis is voor een volk op zoek paar een eigen identiteit. Het ontwikkelingsproces van het onderwijssysteem in Suriname is steeds afhankelijk geweest van de groei die zich in Neder land realiseerde. De afgelopen jaren heeft z.ch bij de Suri naamse onderwijskrachten en bij de overheid een bewustwor ding gevormd voor een eigen systeem dat zich aanpast aan de vraag naar de oplossing van de kennis- en informatieproble- matiek die voor de gehele be volking van groot belang is. Drs. P. Radakishun, directeur voor het voortgezet en hoger on derwijs in Paramaribo, zegt over deze bewustwording: „De essentie van de vraag is vast te stellen wat wij nodig hebben en op welke wijze het doel van de aanpassing het meest efficiënt kan worden bereikt. Wij hebben te maken met twee belangrijke zaken: in de eerste plaats moe ten wij de leerlingen een hoe veelheid kennis meegeven waar mee zij na het voortgezet we tenschappelijk onderwijs in het buitenland een hogere studie kunnen volgen. Daarnaast moet je in het onderwijs zoeken naar een eigen identiteit. Om de leerlingen in het buiten land te laten studeren is het niet noodzakelijk te streven naar gelijkstelling van diplo ma's. Je moet echter wel een eisenpakket samenstellen dat de garantie biedt voor toelating op universiteiten en hogescholen. Op basis van de verworven ken nis dienen de leerlingen toegela ten te worden tot het hoger on derwijs. Je moet een richting zoeken en bijsturen naar eigen gedachten. Als je niet een eigen weg gaat kom je nergens. Wij richten ons op de behoefte van de Surinaamse gemeenschap. Als voorbeeld haalt de heer Rada kishun enkele wijzigingen in het leerprogramma aan van de middeibare scholen. „Wij heb ben naast het Nederlands als verplicht vak Engels, daarnaast zijn de keuzevakken Spaans of of Duits. Hij lijkt alsof de leerlingen twee vreemde talen krijgen, maar in feite zijn het er drie. Nederlands voor hen ook een vreemde taal. Afgezien van de aanpassing van het talenonderricht zijn er nog veel zaken die gewijzigd moeten worden. Wij beschikken helaas niet over de middelen om deze wijzigingen op korte termijn in te voeren. Bovendien kampen wij met een tekort aan deskun digen. Wil je bijvoorbeeld het aardrijks kunde onderwijs veranderen, waarmee wij voorzichtig zijn begonnen, dan moet je een man hebben die het nieuwe aard- rijkskundeboekje schrijft en een drukker die het drukt. De auteur zou je aan het leraren- potentieel moeten onttrekken, hetgeen betekent dat je een broodnodige kracht weghaalt van de scholen. Bovendien ben je, gezien het relatief kleine aantal leerlingen dat het boek zal ge bruiken. gebonden aan een klei ne oplage, wat weer betekent een hoge verkoopprijs. Je kan niet enkele duizenden exempla ren drukken en de drukker het risico laten lopen dat hij er mee blijft zitten indien er wijzigin gen moeten worden aange bracht. Geen enkele drukker is bereid een dergelijk risico te steem niet zo'n belangrijke rol daar een wiskundig probleem in Nederland hetzelfde is als in Su riname. Waar wij echter wel mee te kampen hebben is de presentatie van het probleem. De formulering van de vraag zou voor de Surinaamse scholier an ders moeten worden gesteld dan nu geschiedt in de uit Neder land afkomstige leerboeken. De presentatie van het probleem is vaak een probleem voor de leerling, de zaak op zichzelf ge nomen niet". De Surinaamse onderwijsdeskun digen werken hard aan wijzi ging van het uitsluitend op Ne derland gerichte onderwijssy steem. Drs. Radakishun: „Het gaat niet zozeer om het on-Nederlandise- ren (wat een rot woord, u be- gripjt wel wat ik bedoel) maar om het Surinsmiseren. Ik her haal, wij moeten ons aanpassen aan de behoeften van de Suri naamse maatschappij. De wijzi gingen moeten vooral worden aangebracht in de niet-exacte vakken als biologie, aardrijks kunde, geschiedenissen wereld verkenning". Een zaak die remmend werkt op de verwezenlijking van de visie die zich in Suriname heeft ont wikkeld, is het tekort aan leer krachten. „Er bestaat een ongegronde vrees bij Nederlandse onderwijskrach ten om in Suriname te werken. Onlangs hebben wij op een wer-\ viogsactie twaalf sollicitanten gekregen. Wij waren tot volledi ge overeenstemming gekomen. Uiteindelijk is er maar een naar Paramaribo gekomen". Dit geringe resultaat is volgens de heer Radakishun te wijten aan de negatieve informatie over de ontwikkelingen in Suriname. „Er wordt ee.i zwart-wit beeld geschetst over de toestand bij ons. De hele Surinaamse groei naar nationaal bewustzijn wordt geplaatst binnen het kader van calamiteiten. Wij zullen de laat- stenzijn te ontkennen dat er niets mankeert aan onze samenle ving. Ik dacht echter dat deze mankementen essentiële onderde len zijn van elke ontwikkeling. Ook in de industriële landen manifesteren zich defecten in de samenleving. Er wordt dan toch ook niet direct moord en brand geschreeuwd". Terug lp het gebrek aan leer krachten: „Wij zouden graag Ne derlandse krachten willen heb ben. Wij zitten echter niet verle gen om leerkrachten die aan ontwikkelingswerk willen doen met als oogmerk: radicale ver anderingen aanbrengen. Slg Wolf. DRS. P. RADAKISHUN aanpassen aan behoeften gemeenschap Paus Paulus heeft de twintig léden van de vorig jaar gereorgani seerde bijbelcommissie benoemd. De nieuwe commissie, be staande uit één bisschop, vier seculiere priesters, veertien re guliere priesters en één leek (de Zwitserse hoogleraar H. Schlier) is voor eenderde samengesteld uit specialisten van het Oude Testament. Uitgangspunten bij de keuze waren „het hoge wetenschappelijke peil van de kandidaten en hun hechte verbondenheid met het kerkelijk leergezag". De commissie telt geen Amerikanen en geen Nederlanders. Het is de taak van de nieuwe commissie „de bijbelstudie op de juiste manier te bevorderen en het ker kelijk leerambt voortdurend te helpen bij de verklaring van de Heilige Schrift." In 1903 werd de eerste Bijbelcommissie opgericht, als tamelijk onafhankelijk orgaan naast het Heilige Officie. Na 1920 liet de commissie weinig meer van zich horen. Een belangrijke uitzon dering was de open brief van de commissie, die de weg baande naar de encycliek van 1943, waarin de bijbelwetenschappers meer vrijheid kregen. De eerste indruk van de Nederlandse bijbeldeskundigen over de nu herrezen commissie, die ondergeschikt is aan de congrega tie voor de geloofsleer is tamelijk gunstig. Hoewel de gemiddel de leeftijd van de leden vrij hoog ligt, wordt de deskundigheid van de leden hoog aangeslagen. Bovendien verwacht men niet dat deze vakmensen zich al te zeer door de curie zullen laten beïnvloeden bij hun gelovige studie van de bijbel. De Italiaanse beeldhouwer Lello Scorzelli heeft voor de Sint Pieter een nieuwe bronzen deur gemaakt. Het is een geschenk van de on derhoudsploeg van de St. Pieter bij gelegenheid van het gouden priesterjubileum van de paus, die het deze week aanvaard en gezegend heeft, zoals de foto toont. Het in goudbrons uitgevoer de werk is geinspireerd op het gebed. In het midden bevindt zich het wapen van de paus met een gebed, dat door hemzelf is gemaakt. Het bestuur van do kritische gemeente IJmond acht het overleg met de bisschop van H riem, mgr. Zwartkruis gemeente om Jan Ruyter als gehuwd priester voor te la ten gaan In de eucharistle- Paus Johannes XXIII werd in 1958 door een meerderheid van tweederde der kardina len 36 van de 54 conclaaf deelnemers tot paus geko zen. Volgens het Milanese weekblad Panorama staat dit in het dagboek van wijlen kardinaal Tisserant, toen maals deken van het kollege van kardinalen. Aangezien een pauskeuze in het Vati- caan als uiterst geheim wordt beschouwd, verwacht men irritatie over de publi- katie. Publikaties, toege schreven aan kardinaal Tis- serants dagboek hebben de Heilige Stoel al veel narig heid bezorgd. lis in de komende jaren wil nastreven is het versterken van de structuur van de Ca- ritasorganisaties in de derde wereld. Aldus de nieuwe pre sident, prelaat Karl Vath, die voorts meedeelde, dat Caritas Internationalis in Bangladesj al voor 230.000 woonhutten had gezorgd. Een van de knellendste pro blemen is momenteel de toe stand in Boeroendi. De door aardbeveingen ge troffen Italiaanse stad An- cona is er nog steeds slecht aan toe. De bevolking is over de gehele omgeving verspreid en woont voor het meerendeel in tentdorpen en spoorwegwagons. De bis schop van Ancona, Carlo Maccari, heeft een oproep om hulp gedaan, omdat „het leven van een hele stad dreigt uit te doven". De studiegroep ..Oecumeni sche evangelisatie" zal op 4 oktober tijdens een beraad bij Kerk en Wereld te Drie bergen de crisis rondom de evangelisatie aan de orde stellen. Het thema luidt „Evangelisatie in de tijd van polarisatie". Mej. drs. E. J. P. Janse, sociaal -psychologe en ds. C. Graafland, theo loog, beiden uit Amsterdam zullen vanuit hun eigen disci pline enkele stellingen in brengen en toelichten als een uitgangspunt voor het be raad, waartoe belangstellen den zich kunnen melden bij Kerk en Wereld, De Horst 1, Driebergen. ft Paul Paulus heeft mgr. A. M. H. A. Castermans, vica ris-generaal van het bisdom Roermond benoemd tot huis prelaat. Het is gebruikelijk, dat een vicaris-generaal na zijn benoeming ook een ere titel krijgt. De president van Uruquny, Junn Maria Bordaberry, heeft stel ling genomen tegen de scherpe kritiek, die de bisschoppen van Uruquay op het regiem hebben uitgeoefend. De bisschoopen hadden geëist dat de regering een einde maakt aan de folteringen door de politie. „Lichamelijke mishandelin gen met soms de dood tot gevolg, psychische foltermethode» en willekeurige aanhoudingen druisen in tegen het recht en de waardigheid van de mens. die God als zijn evenbeeld en gelilf kenis heeft geschapen. Niemand kan ons duidelijk maken hoe na tijden van onmenselijke folteringen, tijden van vrede ko men". De president van Uruquay heeft als antwoord gegeven, dat hij een voorstander is van harde verhoormethoden. „Zij moeien verder bloedvergieten in dit land voorkomen en dienen het f;oe- de doel gijzelaars te bevrijden. Maar verhoormethoden, ai dus de president kunnen niet worden gelijkgesteld met lichamelijke mishandeling, waartoe niemand opdracht heeft gegeven. De bisschoppen hebben in dezelfde verklaring ook de activitteitcn van de stndsguerrilla's, de Tupamaros, veroordeeld. De» be weging werd door de bisschoppen beschuldigd van ontberin gen, gijzelarij en moord, om zo althans naar eigen aeggen te strijden voor een rechtvaardiger wereld. Maar zeggen de bisschoppen: de regering doet niets ter verbetering van de so ciale wantoestanden en is daarom mede-verantwoordelifk voor de activiteiten van de Tupamaros. vftcrlng, nog niet afgesloten. Zoals bekend heeft de bisschop dit voornemen volledig afge wezen. De voorzitter van de kritische gemeente J. Bouma zegt: „We hebben altijd ge hoopt op een wat genuan ceerder uitspraak, die open is naar een auntal kanten, waarmee men de verschil lende groeperingen recht doet zowel de mensen die nog nauwelijks waarde hechten aan 'n uitspraak van de bis schop als degenen die 'n uit spraak van de bisschop nog wel van bclung achten, maar problcman hebben met zwart-wii oordcel". Voorlopig zal er binnen de ge meente geen geheime stem ming worden gehouden over het vtiorgann van J. Ruyter. Voorzitter Bouma zei, dat het niet uitgesloten is, dat er over dit onderwerp na de va- kaïitlee Mn Itirani leden vergadering wordt gehouden, rrnuir nog niet in dit stadium ormdut het overleg met da hisschop nog niet is afgeslo ten. Internationale missieexperts naar Nederland Van 19 tot 23 augustus zal op Kerk en Wereld te Drieber gen een internationaal con gres van missie-deskundigen worden gehouden, uitgaande van de In 1970 In Oslo opge richte International Associa tion for Mission Studies. "1 he- ma Is: „Zending temidden van religies en seculurls)i- tlc". Woordvoerders zijn prof. E. A. Ayandele uit Nigeria over „een Afrikaanse visie", dr. Waldenfels S.J., Japan, over een ..Aziatische visie", dr. Won Yong Ji.. Korea, over „het christelijk gctuiv.ems met het oog op de toenemen de invloed van het marxisme in Azië", en dr. Wilfcam D. Reybyrn, V.S., over „visie met het oog op zes continen ten". Voorzitter van het congres is prof. dr. H. W. Gensichen van Heidelberg. Die organisa toren verwachten 120 deelne mers uit allerlei landen zo wel rooms-katbolieken als anglicanen en protestanten. Betere relatie vrijmetselaars en de kerk Volgens Fred Zeiler, groot meester van de Orde vun Vrijmetselaars onder het Grootoosten van Frankrijk, verbeteren de betrekkingen tussen de vrijmetselaars cn de kerk. In het tijdschrift „Prévues" schrijft hij: „De kerk ont wikkelt zich. Zij is opgehou den niet overal overigens met haar lastercampag nes, onderdrukking en onver draagzaamheid, die ons in het verleden zoveel kwaad hebben gedaan. Van onze kant willen we ook een eind maken aan iedere sectcgeest. Laten we elkaar niet nutteloos aanvallen. Toch wensen wij op dit mo- in tre den met leden van de hiërar chie, ondonks de katholieke aandrang hiertoe. Beide Itch- ben we nog heel wat vorde ringen te muken. Kerk en Wereld r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 11