ISER KOEPERMAN: „ROMANTIEK
IN DE DAMSPORT IS VERDWENEN"
I
Carl Smith, de remise-specialist
„Als ik speel
hoor ik niets
en zie ik niets"
i- -Sfer.
ITERDAG 20 MEI 1972 LEIDSE COURANT
Joeperman in een karakteristieke houding achter het dambord
Internationaal grootmeester Iser Koeperman uit Rus
land, heeft een magnifieke staat van dienst. In zijn
carrière werd hij vijf keer wereldkampioen. Dit
jaar nog hield de regerende titelhouder Andreiko
hem in een match van twintig remises van een nieu
we titel af. Bovendien won hij meerdere internatio
nale toernooien. Iser Koeperman schreef talrijke
boeken waarvan er een zwarte diagonalen in
ternationale bekendheid verwierf. Als schrijver en
als dammer is Iser Koeperman nu in Hengelo als
deelnemer aan het wereldkampioenschap.
Exclusief voor dagblad Het Binnenhof geeft de Rus
zijn bevindingen over dit wereldkampioenschap. Dit
artikel werd geschreven voordat zich in Hengelo de
explosieve situatie voordeed over de artikelen van
Ton Sijbrands.
Op 28 april was mijn geboor
tedag. Ik ben nu vijftig
jaar waarvan ik 35 jaar
aan het dammen heb ge
wijd. Gedurende de jaren
1958 tot en met 1967 heb ik
het succes gehad vijf keer
wereldkampioen te wor
den. Wie denkt dat zoiets
eenvoudig is moet het zelf
maar eens proberen. Maar
ik moet erbij vertellen dat
het nu moeilijker is om te
winnen dan vroeger. De
theorie van het spel is met
rasse schreden vooruit ge
gaan en jonge spelers
moeten deze goed beheer
sen.
De vooraanstaande grootmeesters
van onze dagen hebben twee al
gemene speelstijlen. Sijbrands
en Gantwarg zijn aanvalsspe-
lers, dringen snel op en vermij
den klassiek tempospel. In het
middenspel trachten ze sterke
aanvalsposities op te bouwen.
Hun tegenstanders moeten zich
vergenoegen met een moeizaam
verdedigen, raken vermoeid en
zijn dan ook niet ver van de ne
derlaag verwijderd. Andreiko en
Wiersma hebben een andere
stijl. Zij trachten ook de tegen
stander onder druk te zetten,
maar streven daarbij tevens
naar verwikkelingen waarbij zij
vertrouwen op hun superieure
analysetechniek tijdens het spel.
Zoals u ziet is het prozaisch, de
romantiek is vergeten en afge
wezen. De laatste romantici wa
ren de geniale Roozenburg en
Deslauriers. Van de eerstge
noemde vier spelers gaat mijn
voorkeur uit naar Andreiko en
Sijbrands.
De eerste beheerst de psychologie
van het spel zeer sterk en heeft
een betere wedstrijdmentaliteit,
is eerzuchtig om te winnen. De
laatste, met behulp van dage
lijkse studies, heeft vele nieuwe
en originele analyses gemaakt
en zijn enorme kennis van de
openingen helpt hem in het
verkrijgen van voordelen in het
middenspel op zijn tegenstan
ders.
Volgens mij gaat in Hengelo
de strijd om de eerse plaats uit
eindelijk tussen Andreiko en Sij
brands. Het is natuurlijk moge
lijk dat zich onvoorziene situa
ties voordoen. Sport blijft nu
eenmaal sport met wisselvallig
heden van dien. Men kan de
deelnemers in drie groepen on
derverdelen. In de eerste groep
Andreiko, Sijbrands, Wiersma,
Gantwarg en mezelf. In de
tweede groep zitten zes spelers
en in de derde ook zes spelers.
Ik zeg echter niet wie ik in elke
groep plaats. Ieder voor zich kan
denken dat hij in de middelste
groep thuishoort. De spelers
van de eerste groep moeten
winnen van alle spelers uit de
Rusissche confrontatie tussen Tsjegolew (links) en Gantwarg
zwakste groep. De remises met
een speler uit de zwakste groep
zijn tragedies. Zo herinner ik
me dat Wiersma in het Olym
pisch toernooi van 1968 na een
overwinning op Tsjegolev de
eerste plaats bezette, maar ge
demoraliseerd raakte door een
remise met Reijmann, hetgeen
hem toen waarschijnlijk de eer-
se plaats kostte.
Op dit moment lossen Andreiko,
Wiersma en Gantwarg het best
de problemen op. De eersste
won van Smith en Verpoest, de
tweede van Hisard, Verpoest en
Aliar en Wiersma van Baba Sy,
Aliar en Verpoest. Voor de al
gemene organisatie en toer-
nooiorganisatie heb ik niet zo'n
waardering. Ik heb vele verbe
teringen geconstateerd ten op
zichte van het laatste Olym
pisch toernooi dat in Nederland
in 1960 werd gehouden.
Voor de spelers bijvoorbeeld is
het een welkome aanwinst, dat
zij zich na afloop van de partij
in een voor hen gereserveerde
analyseruimte kunnen terug
trekken. De in de wedstrijd aan
gebrachte symbolische en ge
luiddempende vloerbedekking is
zo'n puntje waaruit blijkt, dat
de organisatoren zo gunstig mo
gelijke condities voor de spelers
hebben willen scheppen.
Maar ook zij hebben niet alles in
de hand. Zo vind iik wel dat de
Nederlandse pers en toeschou
wers objektiever moeten zijn.
Waarom schrijft Sijbrands dat
hij in een match tegen Andreiko
vier partijen wint en er geen
een verliest? Welke reden heeft
hij daarvoor? Staat het soms in
de sterren geschreven- Het ap-
plaudiseren van de toeschou
wers zoals hier enige malen is
gebeurd, is in Rusland niet toe
gestaan en onmogelijk. Het kan
zeer storend werken op de con
centratie van de spelers die nog
aan de gaitg zijn.
In een toernooi speelt de geluks
factor een niet geringe rol. In
Rusland zegt men: het geluk
van de sterkste, maar dat is
niet altijd zo. Het systeem, dat
de FMJD voor de organisatie
van het wereldkampioenschap
toepast, biedt teveel ruimte
voor toevalsfactoren.
Mogelijk heeft dit systeem tot
1956 een positieve rol gespeeld,
maar vandaag de dag beant
woordt het niet meer aan de ei
sen van de tijd. Vroeger heeft
de FMJD veel gedaan voor in
ternationalisering van het dam
spel, maar nu moet zij gelijke
tred houden met de tijd. Vol
gens mij moet het wereldkam
pioenschap zo worden georgani
seerd, dat de geluksfactor tot
een minimum wordt terugge
bracht.
In het bestuur van de FMJD heb
ben grootmeesters nooit een rol
gespeeld. Het Russische spreek
woord zegt: een touw heeft
twee einden. Aan de ene kant is
het goed, dat er geen groot
meester in 't bestuur zit, zodat
men objektiever kan zijn; aan
de andere kant is het niet ge
noeg, omdat gespecialiseerde
deskundigeheid ontbreekt. Het
beste antwoord ligt in het mid
den. Als voorbeeld kies ik de
vraag hoe men de wereldtitel
kan veroveren. Een keer in de
vier jaar vindt een Olympisch
toernooi plaats, waarvan het be
langrijkste doel de propaganda
is, die er van uitgaat. Zo heeft
Tsjegolev twee keer een Olym
pisch toernooi gewonnen, maar
hij was niet de sterkste. Het be
wijs hiervoor werd beide keren
in de revanche-matches gele
verd, beide keren veroverde lk
de titel.
De Russische damfederatie heeft
op het in 1968 gehouden congres
van de FMJD een nieuw projekt
voor de verovering van de we
reldtitel geëntameerd. Dit voor
stel is echter niet aangenomen
en alles is bij het oude geble
ven. Wij hadden gehoopt, dat
Andris Andreiko staat bekend als de dammer die ook van het rand-
gebeuren ..iets" maakt. Vooral Sijbrands heeft ernstig bezwaar te
gen de praktijken van de Rus.
deze keer een andere federatie,
bijvoorbeeld Nederland, een
voorstel had ingediend, maar zij
heeft geen initiatieven genomen
en wij zullen dus vermoedelijk
weer vier jaar pas op de plaats
moeten doen. In de opvatting dat
ten doen. In de opvatting, dat
er 'ets moet veranderen, sta ik
niet alleen. Het probleem leeft
niet alleen in de hoofden van
grootmeesters, maar bij alle
aangesloten leden en aanhan
gers van het damspel.
In mijn boeken heb ik meer dan
eens over Nederland geschre
ven. Daarin heb ik geschreven,
dat het een fijn land is met fijne
mensen. DaP is niet zo maar
een belcofdheldscomplimcnt,
maar uit het hart gegrepen. In
de laatste 15 jaar heb ik veel
goede vriendschappen gesloten
met bijvoorbeeld Aad Ivens,
Piet Roozenburg, Philip de
Schaap en Geert van Dijk.
Nederland en Rusland zijn de
sterkste damlanden ter wereld
en zowel uit de vriendschap als
uit de onderlinge wedijver zijn
spelers als Andreiko, Sijbrands,
Gantwarg en Wiersma naar vo
ren gekomen. Dankzij deze ban
den zijn interessante ontmoetin
gen, t w. de interland Rusland-
Nederland en de Internationale
toernooien zoals het Suiker- en
het Scholten-Brinta-toernooi en
het jaarlijkse Russische invita-
tietoernooi tot «tand gekomen.
Hierin zijn zeer vele prachtige
partijen gespeeld. Maar we
moeten verder kijken en den
ken. We moeten ons niet beper
ken tot de onderlinge vriend
schap en wedijver maar het
spel ook verder In de breedte
propageren.
En dan nog even Iets over het
toernooi, dat nu het beslissende
stadium heeft bereikt. De recen
te ontwikkelingen zijn erg gun
stig voor Ton Sijbrunds, die
volgens mij wereldkampioen
gaat worden. Mocht dat inder-
daad gebeuren, dan heeft An
dreiko recht op een revanche
tweekamp. Omdat het gebruike
lijk is, dat zo'n revanche in het
land van de kampioen wordt ge
houden, zou ik Hengelo als
plaats van handeling willen pro
pageren. De belangstelling van
publiek en pers en de beschik
bare accommodatie garanderen,
dat een eventuele tweekamp een
doorslaand succes wordt.
IR. ISER KOEPERMAN
k.
(Van onze sportredactie)
HENGELO Op zijn hotelkamer in Het Wa
pen van Hengelo heeft Carl Silvester een
stapeltje pocketboeken liggen, 's Avonds,
als er niets meer te beleven valt met dam
men, kruipt Carl Smith in bed en verslindt
het schrijfsel van Agatha Christie, zijn fa
voriete auteur. Er moeten wel een paar
moorden in gepleegd worden, anders is de
lol er voor hem af. Vorige week is Carl
Smith ook naar de bioscoop geweest. De
French Connection. Kogels, bloed, gang
sters en politieagenten, dat boeit hem ma
teloos. In Chicago, waar hij huis en haard
heeft staan, is het een stukje van zijn le
ven geworden. Boeken, film en televisie,
als het maar iekker wild is. Carl „Buster"
Silvester Smith, is anders dan anderen. De
enige werkelijke overeenkomst die er be
staat tussen hem - de goedmoedige Ameri
kaanse neger - en de rest van het veld is,
dat dammen hun favoriete tijdverdrijf is.
Voor het overige is Carl Smith Buster is een bij
naam die mijn ouders me al bij mijn geboorte
hebben gegeven. Daar ben ik nooit meer vanaf ge
komen. Maar het betekent helemaal niets") een
eenzaam figuur, die verlangend uitziet naar de
komst van Henry Johnson de secretaris van de
Amerikaanse federatie die onderweg is naar Ne
derland om er zijn zegje te zeggen tijdens het con
gres van de werelddambond. Een prototype Ameri
kaan, gek op t.v., film en zijn flesje cola, alleen het
stukje kauwgum ontbreekt nog. Als om hem heen
het internationale gezelschap diepgaande gesprek
ken voert over politiek, over de problemen van de
mensheid en over de vloek van de oorlog, slaat
Carl Smith een boekje open en leest hoe Miss Mar-
ple of Hercuïe Poirot misdadigers ontmaskeren.
Het typeert zijn simpelheid. „De rest interesseert
me gewoon niet. Ik hou me maar bij mijn boekjes,
of bij mijn spelletje kaart".
Jubileum
„En bij zijn dambord natuurlijk. Er zijn." heeft Iser
Koeperman eens gezegd ..dammers die alleen
maar over dammen kunnen praten en dammers
die helemaal niet over dammen kunnen praten".
Zo'n figuur is Carl Smith, die zelfs niet trouwde
om zich volledig over te kunnen geven aan de pas
sie van het spel dat hij al beoefent sinds hij twaalf
jaar is. „Ja, volgend jaar vier ik mijn jubileum,
dan ben ik er al veertig jaar mee bezig".
Ze mogen hem graag, zijn collega's, niet alleen om
dat hij nooit een vlieg kwaad zal doen, ook niet
omdat hij met zijn bekroesde hoofd wat somber de
wereld inkijkt, maar bovenal omdat het 'n speler
is met een volkomen eigen opvatting van het spel
en dat wekt bewondering bij de vedetten, ook al
struikelen ze bij bosjes over hem. Zegt Andreas
Kuyken: „Het is normaal dat een dammer zijn
centrum zo sterk mogelijk maakt. Smith niet. Die
zwenkt af naar de vleugels. Ik probeer, als het
niet per se noodzakelijk is, zo min mogelijk schij
ven te ruilen. Smith niet, die ruilt steeds terug om
zelf een sterke verdediging op te kunnen bouwen".
En het gaat hem tot nog toe uitstekend af, Buster;
de meeste tegenstanders constateerden een remi
sestand. Carl Smith, de koning van de verdediging,
de remise specialist. „Ik zie niet in waarom ik
mijn stijl moet veranderen, zo heb ik altijd ge
speeld en ik ben tot nog toe erg succesvol ge-
Stoïcijns
Het is overigens een prachtig gezicht, Carl Smith
achter het bord te zien zitten. Onverstoorbaar,
voortdurend in dezelfde houding. Niemand heeft
hem tijdens een partij ooit zien lachen. Smith: „Ja,
dat heb ik wel meer gehoord, maar moet je eens
zien als het afgelopen is en ik heb gewonnen. Als
ik speel, ga ik helemaal op in wat ik doe, dan hoor
ik niets, dan zie ik niets. Andreiko kan tegen mij
zo gek doen als hij maar wil, dat stoort me niet,
want ik zie hem niet".
Met zijn stoïcijnse gedrag heft hij een klein maar
stevig muurtje opgetrokken tussen hem en zijn
volwaardige tegenstanders, die stuk voor stuk een
zekere angst voor de Amerikaan hebben ontwik
keld. „Ze zijn bang. dat ze weer genoegen moeten
nemen met een remise, terwijl ze feitenlijk die
twee punten hard nodig hebben. Als je tegen Smith
speelt, zeggen ze, dan heb je al een remise".
Hij is eigenlijk een namaak Amerikaan. Carl Smith
(„vergeet het maar. ik heb wel dienst voor ze ge
daan in de South Pacific"). Thuis in Chicago waar
sinds de drooglegging alles tiert behalve de dam
sport, is hij postbeambte in dienst van de staat.
En ook daarom past hij al niet in dat beeld van de
intellectueel dat de doorsnee dammer van zichzelf
heeft gebeiteld. „Dammen kan nooit populair wor
den in de States, want de Amerikaan is gek op
geld en met dammen kan je geen rooie cent-ver
dienen. Ik moet nu vakantie nemen om hier in
Hengelo te kunnen spelen. Dat heb ik er graag
voor over, maar dat vindt de Amerikaan gek, een
sportman die geld meeneemt. Bij ons gaan de jon
gens aan base-ball of ijshockey doen. Daar kunnen
ze later rijk mee worden. Als je een goede dam
mer bent. verdien je nog niks. Een schaker heeft
het anders. Fischer kan rijk worden met zijn
denksport, maar ik niet".
Carl Smith was te fijn gebouwd voor de balsporten
en toen hij op een dag in een rokerig cafeetje twee
mannen ontdekte, die iets wat op dammen leek
aan het beoefenen waren, wist hij dat dat zijn tijd
verdrijf zou worden. „Bij ons spelen we op het
vierenzestig vlakken veld. Dat is minder gecompli
ceerd. Er zijn ook veel minder mogelijkheden. Ik
heb direct op een 100 ruitig bord leren spelen,
zoals het hier gebruikt wordt". Carl Smith is nu
Amerikaans „dubbel" kampioen. „Dat stelt na
tuurlijk niet zo erg veel voor. Er zijn bij ons nu
eenmaal bijna geen dammers".
In 1968 vloog hij voor de eerste keer de zee over.
Als zevenenveertig jarige. „Als ik eerder begonnen
was, zou ik veel beter zijn geweest. Nu ben ik na
tuurlijk veel te oud om nog iets te worden." Hij
bezit in ieder geval meer kwaliteiten dan Ray
mond St. Fort en Michel Leclerq, de Amerikanen
die de Stars en de Stripes vóór hem in het buiten
land lieten wapperen.
Vijf keer maakte Carl Silvester Smith de oversteek
naar Europa. „In het begin was dat een rare erva
ring. Ik had nog nooit met een damklok gespeeld
en kwam voortdurend in tijdnood. Later heb ik uit
Europa veel studie-materiaal meegenomen. In
Amerika hebben ze dat niet, als die ergens aan be
ginnen willen ze het helemaal zelf doen en als dat
niet gaat doen ze het maar niet. Als ik in een of
ander toernooi moet spelen, nam ik een paar boe
ken mee".
Lezen
In Rusland bijvoorbeeld waar hij de veel gelezen li
teratuur van Koeperman in zijn koffer stopte, in
Nederland waar hij voor een zacht prijsje - want
veel centen heeft Carl Smith niet („iedere keer als
ik naar het buitenland ga, moet dat van mijn va
kantiedagen af. Niemand in de States zal zeggen:
„Die Smith hé, uit Chicago, die ken lekker dam
men, leten we zijn salaris maar doorbetalen als
hij op reis is") de boekjes van Ton Sijbrands
kocht. „Ik bewonder Sijbrands, want ik hou van
inventieve mensen."
Voor de damsport heeft „Buster" alles over. „Vroe
ger spijbelde ik al van school om partijtjes te kun
nen spelen. Daarom ben ik ook niet getrouwd, wat
ik nu doe zou ik mijn familie niet aan kunnen
doen. Als ik te oud ben om nog mee te doen acn
deze zware toernooien ga ik proberen de jeugd te
interesseren in de States. Stukjes schrijven, boe
ken laten lezen".
's Avonds, in zijn hotelkamer, leest Carl Silvester
„Buster" Smith twee boeken. Een van Ton Sij
brands en een van Agatha Christie.
in ernstig gepeins. Nog nooit heeft iemand hen
ac. he' dambord zien lachen