STRAATMARKT: PERMANENTE UITVERKOOP IE ZITTEN ER OM TE GILLEN..." WILMA DE WHIPPET UIT WARMEN- HUIZEN LOOPT RECORD TIJDEN PUUR GELUK DAT VADER ARIE EEN HOND WILDE HEBBEN ZATERDAG 13 MEI 197 De tamtam die de STER nu en dan via de radio ontketent over „uw gulden die op de markt een daalder waard is", zou de indruk kunnen wekken dat de ambulante handel zo heet het in officieel jargon een oppepper nodig heeft. Maar men zou er ook uit kunnen afleiden dat de markt kooplieden in vereniging best de grijpstuiver te missen hebben om naast het grootkapitaal een aanslag te wagen '.op het (on)verstand van de huisvrouw en derzelver beurs. ;._De laatste conclusie blijkt juist, wanneer men tenminste de heer H. A. van Duinhoven wil geloven. En waarom zou men dat niet doen, gelet op het feit dat hij directeur - marktwezen is in Amsterdam, en gezien de omstandigheid dat Amsterdam behalve allerlei andere dingen ook nog '-"de voornaamste marktstad van Nederland is? ;_*yraag: hebben de supermarkten die ,,vast in tal en last groeien" een ongunstige invloed op de 9traatmarkten? Ten antwoord snuift de .'heer Van Duinhoven met de neus en citeert hij een marktkoopman die hem eens" heeft gezegd: „Het grootwinkelbedrijf heeft onze - naam gejat, meneer. Maar wat ze nooit kunnen jatten, is onze repu tatie. Kijk: de markt biedt een volledig assortiment met een vak man achter iedere toonbank die deskundige informatie en voorlich ting kan geven. Het assortiment heeft de supermarkt ook. Maar waar vind je er de vakman?" ken. Daarom wordt een straatmarkt in de Bijlmermeer ja a zelfs daar een beetje op de lange baan geschoven. Zwijgzaam „Te duur mevrouwtje? Geef maar een daalder, hier voor twee dozen" Meer een geloofsbelijdenis dan een bewijsvoering. Maar de laatste gaat de heer Van Duinhoven evenmin uit de weg. Hij produceert cij fers. In 1967 waren er in 2275 marküvergunningen uitgegeven. In 1971 bedroeg het aantal 2986 en dit jaar was het opgelopen tot 3274. Een toename van 1000 in vijf jaar. Het doet neuzen vermoeden die de lucht van dik boterhambeleg hebben geroken. Hetgeen de heer Van Duinhoven voorzichtig beaamt. „We kunnen alleen met schat tingen komen", zegt hij, „en die moeten we nog aan de lage kant houden. Marktkooplieden zijn allergisch voor de inkomstenbelasting en daar om nogal zwijgzaam. Maar als ik de Albert Cuyp neem, de belang rijkste markt in Amsterdam die ook landelijk en zelfs in Europa be kend is vanwege het kwantitatief en kwalitatief waanzinnige assorti ment. Er zijn 350 staanplaatsen met nogmaals: heel kalm ge schat een jaaromzet van 25 miljoen. Dat is om u tegen te zeggen. Ook hier zijn de tijden veranderd. Vóór 1940 waren de marktkooplie den paupers. Ze liepen in de steun. Tegenwoordig moet je ze gelijk stellen met bonafide middenstanders. Vooral de jongens met groen ten en fruit, de visboeren en de poeliers verdienen een zeer goede boterham. Maar u moet niet vergeten dat ze tegenwoordig van hun organisatie ook een voortreffelijke opleiding krijgen. Het zdjn cur sussen van bij elkaar twee jaar". Het gaat dus goed met de ambulante handel. De heer Van Duinho ven heeft er nog een andere graadmeter voor. „We krijgen bij de dienst Marktwezen hier in Amsterdam veel aanvragen van bulten de stad. Met name uit de probleemgebieden. Brabanders die in Am sterdam met sohoenen willen komen staan. Twentenaren die textiel willen gaan verkopen. En opvallend is het aantal jongeren die een vergunning aanvragen. Ze zien er kennelijk een goede toekomst in. We krijgen meer jongelui aan onze loketten dan in overeenstem ming is met de normale verhouding tussen jong en cud". Nu is Amsterdam inderdaad de marktstad bij uitstek In Nederland. Tien vaste straatmarkten, elke dag opnieuw. Dat wordt nergens ver toond. Het heeft te maken met de typische volksaard van de Mo- kummer. HIJ houdt van sfeer. Hij is kritisch op het onbeschofte af. Hij geeft graag een kat en kan het waarderen als hij wordt terugge- kat, Kom daar in een supermarkt allemaal eens om met zijn on geïnteresseerde verkoopstertjes, steriele sfeer en onpersoonlijke kas sa's. Maar hoe ligt het landelijk? „Weinig versohil", vindt de heer Van Duinhoven. „Nergens een terugloop. Overal toename. Zeker in Den Haag e<n Rotterdam, ai kun je de ontwikkeling daar niet met Amsterdam vergelijken. Kijk, waar het grootwinkelbedrijf zijn klap pen uitdeelt, is bij de gevestigde middenstand. Vorig jaar zijn 5000 kruideniers en 4000 groentehandelaren verdwenen. Maar de straat handel heeft geen last". Integendeel, zo blijkt verderop in het gesprek. In de nieuwe Amster damse tuinstad kwam een winkelcentrum. Wat gebeurde? De bedrij ven smeekten of er alsjeblieft ook een straabmarkt kon komen. De zelfde ervaring toen In de sjieke nieuwbouwwijk Buitenveldert het winkelcentrum openging. En het spiksplinternieuwe winkelcentrum In de Buikslotermeer in Amsterdam-Noord zit ook al om een straat- markt te gillen. De ontwikkeling manifesteert zich zo sterk dat de Vereniging voor de ambulante handel er mee in de maag zit. Men vreest dat de vele aanvragen de bestaande markten zullen ontvol- Pingelen „Eigenlijk ligt de zaak omgekeerd", meent de heer Van Duinhtf „Onze ervaring is dat je supermarkten ziet verschijnen waar stj markten zijn. Inplaats van elkaar te ontlopen, zoeken de here kaar op. We hebben een enquête gehouden onder zaken mef een} zet van meer dan 200.000 gulden per jaar. 80 percent ervan bleek gunstig te reageren op de aanwezigheid! een straatmarkt in de buurt. Merkwaardig enerzijds omdat dei tenfactoren zo verschillend liggen. Je zou niet verwachten dal gevestigde bedrijfsleven zit te gillen om een straatmarkt. gele de aanzienlijke concurrentie. Maar het is nu eenmaal zo. St markten trekken grote stromen kooplustigen. Ze kunnen naar h_ lust grabbelen in stofjes. Ze kunnen aan sinaasappelen voelen rijp ze zijn. Ze kunnen pingelen over de prijs. Ze kunnen gra> inaken. Ze halen opeens hun schouders op ovec parkeerproble Ze zijn verslaafd aan de sfeer stamgasten bijna. Er zijn legio mensen die best een tijd vooruit boodschappen zof kunnen doen, maar die toch iedere dag naar de markt gaan. Wj om? Ze beschouwen het als een uitje. Het grootwinkelbedrijf dat en probeert er een graantje van mee te pikken. „Trouw zelfs stadsplanners hebben ontdekt hoezeer de belangstelling t brede publiek stijgt voor de straatmarkt omdat hij kleur en fleit geur brengt in 't leven van alledag. Ze houden er rekening r inrichting van nieuwe wijken. Ze weten dat waar mensen bijeer in een leefgemeenschap, er onmiddellijk behoefte ontstaat aanj' verkeer, aan handel. Die behoefte kan niet bevredigend wordet geleefd in supermarkten. Daarvoor Is de straatmarkt nodig zal hij nodig blijven. De mens leeft niet van brood alleen. Als wil hij er de stikeme wetenschap op dat zijn gulden een d waard is geweest. Alle dagen vrijdagsvoordeel. Permanente koop. Dat is de blijvende kracht van de straatmarkt in i steeds meer verstarrende maatschappij. PIET SNOEI Straatmarkten trekken grote stromen kooplustigen, vandaar dat ze ook bij de middenstand zeer in trek zijn De steriele, onpersoonlijke sfeer van de supermarkt haalt het niet bij die van de straatmarkt Jan en Arie met hun trots: Wilma de whippet als die honden dan wat beter gaan staan, zakken ze meestal iets. Tijdens die definitieve meting was ze precies 50 cm. Dat f versierd! Certificaat Toen moest nog blijken, of ze zuiver liep. Daar wordt mee bet dat de hond tijdens de race de concurrenten niet hindert of stai Is dat het geval, dan worden ze voor lange tijd gediskwalificeet Wilima liep zuiver. Nou goed, daar had je dan die eerste lopen. de kunst! Met drie races had zij een voorlopig ren-certind Steeds met tijden die lagen tussen de 23 en 24 seconden. Door de Bond werd ze toen maar snel naar de A-klasse gepro veerd. Schitterende loDen volgden. In Amsterdam, op de derby! Den Haag, in Breda. De sensatie was bijna compleet in oktober" het vorig jaar. Op de revanches voor de Europese titelstrijd klopte Wilma inf halve finale de Europese kampioen. Insiders rekenden al op f stunt van formaat. De bookmakers langs de kant grepen vertwijff in het haar. Toen was daar de finaie. Een deceptie. „Bellam werd de kampioen. Het dier was met een mazzeltje net nog inf eindstrijd gekomen, had een kanonsstart. En Wilma? van Jan en Aas kwam er niet door. De start was dan wel niet J van dat" geweest, maar gedurende de race moest zij constant af ter vier racers blijven plakken, terwijl Bellamonte door de j. start vrij kon uitlopen", aldus het relaas van Jan Tijm, die hiero nog teleurgesteld is. Dikke teen WARMENHUIZEN Aas heeft een „winnaar", omdat Arie Tijm in 1965 zin in een hond had. Wist Arie veel. Een kwispeldier, zo eentje die wat leven in huis bracht. Die moest-ie hebben. Het werd Mitzie. Ze werd van wijd weg („ergens onder Haarlem") vandaan gehaald. Het was een „ze". „Een prachtdiertje", zegt Arie nu nog. Daar in Warmenhuizen was hij er de koning te rijk mee. Die slan ke lijn, die hoge rug, de krulstaart, kortom een hazewind- je om te zoenen. „Nou ja zoenen", zegt zoon Jan (40), „in ieder geval wel eentje die meteen gedekt moest worden". En daar wist de andere zoon, Arie (30) en in de wandeling Aas genoemd, raad op. Bij hem thuis slingerde wel eens een boekje van de een of andere hondenclub. De daarin vervatte uitslagen van de windhondenrennen vonden steeds hun eindpunt in de stoere reu Aguas van Benfica. Een diamant van een naam, een parel van een beest. De eerste dekking mislukte. Voor Mitzie, ze was erg zenuwachtig, was het de eerste keer. De tweede keer was het effect gunstiger. Drie puppies waren het resultaat. Op een wonderlijke manier bleef één in het be zit van Jan, de onderwijzer, hoewel die in feite nu niet bepaald om een hond zat te gillen. Het was een teefje. Wilma werd de naam. ..En rennen dat ze deed. Ik had meteen al gezien dat dit dé hond was". Jans vorsende blik had raak geschoten. Wilma, de Warmenhuizer whippet, die het volgens de insiders gaat maken op de renbanen van Nederland. Wilma, de windhond, die vo rig jaar al de bedreigster bleek van de Europese kampioen. Wilma de hond die in haar eerste koersen op de 350 meter supertijden van 23,6 seconden produceerde. Zeggen de huidige eigenaars Jan en Aas: „Mazzel, dat vader Arie in '65 een hond wilde hebben". Eerste keus Jan vertelt in de ouderlijke woning aan het Hartendorp in Warmen- huiz-en: „Er waren dan drie puppies. Twee ervan gingen weg. Voor f 250. Het zijn tenslotte rashonden. Het is de marktprijs. Die men sen. ze kwamen ook uit Warmenhuizen, hadden de eerste keus. Ze mochten de hondjes kiezen, die ze wilden hebben. De eerste pakte een teefje uit de mand, terwijl ik dacht: Man, je pikt een mooie, -maar 't is niet de beste. Teen ging daar dat tweede hondje. Ook weer de eerste keus. En wéér dacht ik. hoe is 't mogelijk, de beste blijft wéér liggen. Nou, daar zat ik dan. Twee hondjes waren weg en versta me wel. dat waren helemaal geen slechte beestjes. Moet je nagaan. De vader was Aguas van Benfica, een grote kampioen, met grote uitslagen op zijn naam. Maar goed, ik was helemaal geen hondenkenner. Toch dacht ik: Jan jongen, dat is 'm helemaal. Het was hem of beter gezegd „haar" helemaal. Wilma bleek een felle. Zo eentje die er als een kanonskogel vandoor kon gaan. Zegt Jan: „Ik heb Wilma aan mijn broer Arie gegeven. Die kon er meer aandacht aan besteden. Die kon elke dag trainen. Elko dag minstens een uur lopen. Aas had bovendien een mooi oefenterrein in 't Zand. Daar gingen we zondags, en nu nog, heen om te racen en tijden op te nemen. We hadden 't al snel bekeken. Op een gegeven ogenblik namen we tijden op van 23,7 en 23,8 seconden. Als je dan weet dat dat A-klasse tijden zijn. Tijden, die In de hoogste klasse op de windhondenrennen worden gelopen. Ik was beretrots. Ik had het toch maar goed gehad. En het mooiste is dat de absolute top waarschijnlijk nog komt. Wilmaatje is nou net boven de drie jaar en als je weet dat ze op drie- en vierjarige leef- tijd de grote top halen. Op de drafbaan van Stroper in 't Zand werd Wilma langzaam aan baanklaar gemaakt. Langzaam maar zeker, want er hoeft maar even Iets te geforceerd te gebeuren of zij loopt een blessure op. Wilma moest wennen aan de korf rond haar snuit, die de honden bij de rennen dragen. Bovendien moest ze „fel" op het „vel" gemaakt worden. Wat is namelijk de procedure? Bij de windhondenrennen staan de racers gereed in een kooi achter tralies. Bij de start worden die tra lies omhooggeklapt. Meteen begint er een soort „lokhaas" te ren nen. Daar stuiven de honden op af. Ze jagen elkaar bovendien op. De afstand varieert van de 350 tot de 475 meter. De 350 meter is gangbaar: de 475 is de lange afstand. Op de baan van Stroper werd de pure klasse van Wilma duidelijk. Jan Tijm: „Ik vertelde al, dat die hond meteen al A-klasse tijden liep. Wc begonnen dan ook meteen aan de racerij te denken. Wilma moest daarvoor eerst gemeten worden. De hond mag namelijk niet hoger dan 50 cm zijn. We schrokken ons wild. Bij een eerste meting kwam ze er een fractie boven. Dat kostte een jaar. Daarna gingen we weer naar de meting. Ze was toen wat ouder en Daar was tenslotte de blessure nog van vorig jaar. Wilma had dikke teen. De oorzaak was onbekend. Gevolg: wèl finaleplaatsen! de races, maar geen topklasseringen. Hoe zit het nu met die bless ra? Jan Tijm: „Uit de kunst. Dat werd in maart in Amsterdam op' Geuzenveld wel duidelijk. Daar liep Wilma tegen het puikje vantf derland. Zij maakte toptijden. Zij werd glansrijk eerste, zeiden»' mensen daar: „Nou die hond hebben jullie wel al geweldig traind!" „Laat ik je dan vertellen, dat we gewoon als altijd gedaan hebbj Het is het beest zelf hè. Dat loopt zo geweldig". Wilma, genoemd naar de atlete Wilma Rudolph, het „beessie" Jan en Aas. Een kampioen. Een winnaar. Jan gelooft er In. Voor de buitenwacht wil hij voorzichtig blijvfl „Srel Je voor", zegt hij, „dat ze weer last krijgt van die blessure. >j geen tam-tam hoor". Wat lachend laat hij er dan op volgen: ,.Tri is ze een grote Jcanshebster voor de nationale titel". Mazzel Arie Tijm In 1BI5 een hond wilde hebben. ANDRE NAB

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 14