KEES SCHILPEROORT Mezelf op tv zien vind ik vreselijk' L patserig tiep droogpruim In de auto, op weg naar het café van ome Jan onthult Schilperoort, dat hij in zijn i Apeldoornse jeugd journalist had willen worden. „Maar dat was bij pa tegen het zere been. Die zat bij de Intendance van paleis Het Loo en droomde, dat zijn zoon HILVERSUM „Eet op", heeft een insi der in omroepland tevoren al gezegd. „Als Kees Schilperoort straks de studio binnen komt wordt het op slag tien graden warmer. Je hebt dan ook niet meer het gevoel dat je in een directe radio-uitzending zit. Zodra Kees opduikt, krijgt „Tussen twaalf en Twee" het karakter van een verjaar dagsfeestje, waarop de lang verbeide, po pulaire oom eindelijk is gearriveerd. Kijk straks maar naar de vrouwen in het pu- bliek. Ze vreten Kees op. Kees is hun eigen knuffeldier". 1 Enkele seconden voor één uur ds het zover. Schilperoort tot dan toe onzichtbaar in de regie-kamer wandelt onder de volvette tonen van het draaiorgel „De twee gezus ters" dwars door KRO's huisorkest naar de microfoon. Uit de toeschouwershoek daalt een krachtig, doch beschaafd applaus als manna op hem neer. Het verrast hem niet: hij maakt een breed „ik heb u lief-ge baar. dampt van klare vreugde, drukt links en rechts de uitgestoken handen en produ ceert daarbij de geduldige glimlach van een zielzorger met drukke biechtpraktijk Het zijn vandaag de plattelandsvrouwen uit Eibergen, die hem aan de borst mogen •drukken. Er wordt druk gebruik van ge blaakt. Terwijl onder vele bloemetjesjapon nen de harten verwachtingsvol kloppen belt Schilperoort ontspannen een luisteraar in het land, die een geluid mag raden. „Er zit 400 gulden in de pot" heeft Kees tevoren aangekondigd, wat een eerbiedig „rabar ber,rabarber" aan de luisterschare ontlok- Later in de wandelgangen bekent hij: „Soms op weg naar de studio denk ik wel eens: wat doe je nou eigenlijk? Midden op de dag pak ik een telefoon en speel i'k een -spelletje met* een' dame in Pingjum. En daar wordt ik dan nog voor betaald ook, want het is mijn werk. Even duikt op zo'n moment de twijfel op, maar als ik daarna de luisterdichtheid van „Raden maar" be- >pjk, denk ik toch weer: „Kees, maak je zelf niks wijs. Zolang er op een doorde weekse middag nog 2 miljoen Nederlanders paar je luisteren, zit je goed. jk heb trouwens opmerkelijk weinig last twijfels. Af en toe loop ik door Halver en zie ik in de huizen, die ik passeer ijn eigen ikop op de buis. Dat vind ik af- jhuweliijke momenten. Een nare, opgebla- man met een boerenpetje op, denk ik Een patser'inig 'tiep met een 'dikke har ses. Mijn God, hoe kan het publiek zo'n man nou pruimen? Ik vind het verschrikkelijk om mezelf op de televisie te zien, maar ik zorg wel, dat ik er op kom. Het kan zo gek niet zijn, of jKees springt er 'in. Of het nou de Mounties Show is of Fred Haché. ;Ach God ja, Fred Haché. Het is voor Har ry Touw een sneu programma, maar ik lach me er toch rot om. Ik ben eerlijk in die dingen. Als ik Harry in die grote studio, zie hannessen, lopen de tranen over mijn' wangen. Maar op het moment dat ik in beeld komt, zorg ik wel, dat ik niet af ga ;Zover gaat mijn liefde voor de VPRO nou ook weer niet. Waarom ik dat allemaal doe? 'Het zal wel een soort exhibitiosme zijn. Ik heb dit vak gekozen om populair te zijn. Welzeker me neer. Artiesten, die het tegendeel beweren zijn vervelende leugenaars. Die geloof ik jniet. Ik loop op straat en vind het maar wat leuk, als de mensen elkaar aanstoten en roepen: „daar heb je Schilperoort. Als morgen niemand meer zegt: „Ha die Kees", heb ik er. goed de schurft in. Dat is dan voor mij een teken, dat de zaak terug loopt. Laten ze mij maar op mijn schou der slaan. Ik vind het allemaal best, want het hoort bij het werk. dat ik zo nodig <moet doen. Voor hetzelfde geld had ik nou bureaukruk op mijn AOW kunnen [waohten. Mijn God, ik moet er niet aan lénkcn. Een kantoorbaantje is voor mij Ihetzelfae als een poging tot zelfmoord". nog eens burgemeester zou worden. Zijn enig kind met een blinkende ketting om zijn nek op het balkon van het stadhuis, dat leek hem het einde. Ik heb ook nog een blauwe maandag op het stadhuis in Lo- chem een opleiding gekregen voor gemeen tesecretaris. Maar daarvoor kwam ik toch net wat adem tekort. „Journalist", hoor ik mijn va der nog roepen, „daar komt niks van in. Over mijn lijk. Jij hebt niks te zoeken bij zo'n troep, die de hele dag in cafés rond hangt en achter de wijven aan zit." Kenne lijk kende pa in Apeldoorn een journalist die aan zijn beschrijving beantwoordde. Vader was door en door een ambtenaar, maar geen droogpruim. Geen man, waar een stofwolk uitkwam, als hij hoestte. Oh neen. Hij was een gezel!igheidsdier en een geweldige lacher, die van alles een feesie bouwde. Ik geloof achteraf toch, dat ik een heleboel eigenschappen van hem heb geërfd. Ik ben in de ogen van velen ook een onbehoorlijke levensgenieter. Ik heb er elke dag weer trek in. Ik doe de luikjes open en denk: Kees een nieuwe dag. Daar gaan we iets moois van maken. Ik houd ook niet van gezeur aan mijn kop, ik houd niet van lui, die de hele dag denken, dat het laatste oordeel over enkele minuten zal worden geveld. Het klinkt misschien bur gerlijk, maar ik meen het tooh. Je moet in dit leven doen, waar je zin in hebt. Niks meer. Mijn vrouw en mijn kinderen zeggen altijd: „Vader trekt zich nergens wat van aan" en daar hebben ze goed gelijk in. Mijn zoon doet eindexamen Havo en ik heb hem al gewaarschuwd: „Vraag straks als jeblieft niet aan mij, wat je nou verder moet gaan doen. Zoek het zelf maar uit. Maar doe vooral, waar je zin in hebt". Ik doe mijn hele leven al niet anders en ik ben er wel bij gevaren. Ik leef van de ene dag in de andere. Ik vind geld jofel, maar ik pot het niet op. Niks 'te sparen voor de ouwe dag. want morgen kun je dood en be graven zijn. Zul je guldentje voor guldentje gespaard hebben voor een cruise op je 65e. Krijg je op je 64e een hart-infarct. Dag pa en bedankt voor de poen. Nou, ze kunnen het me doen. dweperig Als we met de Boertjes van Buuten het land intrekken kun je natuurlijk roepen, dat het nergens op slaat. Maar toevallig zit wel het halve land te kijken en te luisteren. Moet ik me dan zo nodig gaan schamen, omdat ik een zije petje op zet en in Veluws dialect wat smoes? Ik denk er niet aan. Ik laat me niet van de wijs brengen door dc stinkende jaloezie van anderen. Ik weet voor mezelf, dat de kijkers juis* program ma's appreciëren, d:e ze als hun eigen feestje herkennen. Dit is nu eenmaal een land van boeren, burgers en buitenlui en daar voelt Gert Jan Kruutmoes zich won derwel op zijn gemak. Die bijnaam Kruut moes is overigens geen uitvinding van me zelf geweest. Kruutmoes is een Veluwse lekkernij, die niet te vreten is. Daar gaat karnemelk in en rozijnen en kruiden en rookworst en daaroverheen doen ze dan weer dikke stroop. Nou weet je meteen, wat en wie Kruutmoes is". Het klinkt verrekte- dweperig, maar ik zal het toch maar zeggen. Ik ben dankbaar voor alles, wat ik heb. Ik ben blij, dat ik gezond ben, geinig werk heb en elke dag met smaak mijn vijftien sigaartjes kan ro ken. Kan ik het helpen, dat ik volmaakt te vreden ben met de plaats, die ik heb? Ik hoef geen tweede Toon Hermans te worden. Ik vind Wim Kan schitterend, maar Kees hoeft niet. Kees wil exact datgene berei ken, wat ie al bereikt heeft. oubol Aan zijn stamtafel in het café van ome Jan (geef mij maar een jonkie, ik moet nog rij den") zegt hij schouderophalend: ..Ik weet dat er jongelui in dit vak zijn. die denigre rend spreken over het werk. dat ik doe. Die vinden me een dikke oubol en dat zal me dan wel een grote rot zorg zijn. Na tuurlijk ben ik in hun ogen een oubol. maar wat opmerkelijker is: ik hou het al 25 jaar vol. En als deze oude man er over 25 jaar niet meer is, dan hoop ik voor die kanke raars. dat ze er nog wel zijn. Maar hele maal gerust ben ik er niet op. Natuurlijk ken ik zelf ook mijn beperkin gen. Ik weet, dat .het allemaal zeer licht amusement is. wat ik sta te doen. Maar wat is daar eigenlijk op tegen? De kunst met de kleine k is nog tc groot voor mij. Jongen, dat hoef je mij niet te vertellen. Mijn k moet nog worden uitgevonden, maar evenzogoed zorg ik er wel voor, dat een zaal vol mensen een vrolijke avond uit Het is een krankzinnig vak. ik geef het graag toe. Ik doe een spelletje, ik maak een conference en dat is het. Ik kan tegen niemand zeggen: „kom eens langs, dan laat ik je ds fabriek zien". Soms denk ik: „Je bent toch een geluksvogel, als je je re laties een rondleiding door het bedrijf kan aanbieden". Ik kan alleen mijn muil open doen en de mensen naar binnen laten kij ken. En dan zeggen: „Daar komt het nou allemaal uit". Dat Is het noodlot van de grapjas. De men sen verwachten van je, dat je leuk doet, ad-rem bent. Schilperoort moet morgen niet proberen om ernstig te zijn, want dan valt ie door de mand. Dan zegt mijn pu bliek: „Hij belazert de boel. We zien het aan zijn ogen. Hij meent er niks van". Zet mij asjeblieft niet voor de buis om aan te kondigen, dat er iemand is overleden, want dun barst liet hele land In schateren uit. Van Schilperoort pikken ze alleen de grap". Onder het gesprek is Ome Jan langzij ge komen, die een vaag gebaar maakt naar een hock van het café. ,,De heren hebben iets tegoed van meneer daar", deelt hij zwaar zuchtend mee. Schilperoort draait zich waardig om, taxeert de schuwe huismus, die besmuikt naar hem zwaait. ..U kent me toch nog wel", roept de man hoopvol, „denkt eens na. Apeldoorn 1938". Schilperoort caramboleert zijn antwoord over drie banden: „Ben jij dan soms fami lie van Henk van Alie?" De man knikt opgelucht, heft bevrijd zijn kelkje in zuid-westelijke richting. Als Schil peroort het gebaar hoofs beantwoordt, zegt hij gelijktijdig in een gedempt terzijde: „Al sla je me hier ter plaatse hardst ikke dood, ik zou niet weten, wie hij is. Ik vrees he laas, dat de borrel er niet minder door zal smaken." Nadat hij de onbekende fan nog een extra knipoog heeft geschonken, buigt hij zich over de tafel en zegt „Het eigenaardige is, dat ik injeite zo verlegen ben als wat. Ik vind hot verschrikkelijk om in mijn eentje een café "binnen te gaan of een restaurant. Ik sta minuten lang voor de deur te dren- sen en af'te tellen: „zal ik wel gaan, zal ik niet gaan?" Een zaal met 2000 mensen vind ik jofel, maar stuur me geen huiska mer in, waar 20 mensen zitten, die ik niet ken. Dan ga ik toch mooi door de grond. schriel knaapje Ik had dat als jongen al. Op de HBS was ik een schriel knaapje, wuar je geen cent voor gaf. Ik durfde niks. deed mijn mond niet open en werd dan ook altijd overgesla gen bij spelletjes. Om mezelf te bewijzen ben ik toen in de vierde klas gedichten gaan schrijven, die geplaatst werdenin dc Apel doornse kttant. Ik wilde, dat de andfcre jon gens in de; klus zouden zien, dat ik wel wat kon. Later op feestavonden ging het precies zo. Ik kon niks, ik bespeelde geen instrumeno, had een zangstem om op te schieten en zo bleef er' voor Kees dus weinig keus over. Op een avond heb ik gezegd: „laat mij de nummer-, maar aankondigen. Dan doe ik tenminste, nog wat". De volgende dag stond in de Apgldoornse suffer, dat Schilperoort het beter had gedaan dan menige beroeps, conferenciër. Dat hadden ze natuurlijk nooit mogen schrijven, want daardoor kreeg ik een ver beelding waar je „u" tegen zei. Ik heb na de oorlog-' gelijk naar dc omroep geschre ven en medegedeeld dat ik zo ongelooflijk goed was. Dat was dan wel niet waar, maar sirwjsdien werk ik wel voor de radio. duizend piek En probeer me nou achteraf niet wijs te maken dat Schilperoort meer had kunnen bereiken, als ie maar gewild had. Dc pijn is namelijk, dat Schilperoort niet wil. Ik doe mijn werk en nog met plezier ook. Als ik dan in een interview lees. dat Corrie Brokken 'haar schnabbeltijd de zwaarste periode van haar leven noemt, denk ik: „meid je'liegt. Toen je op die avond dui zend piek' ving. heb je ook niet gedacht „wat een 'zwart moment w dit in mijn le ven". Kom nou. Ik heb ook schnubbclavon. den, die. stomvervelend zijn. maar om kwart over elf zegt de kassa toch mooi „ping"' voor Kees. Ik kan het-ook niet helpen, dat ik een dank baar mens ben. Laat me maar. Ik heb een schitterend leven en als ik straks gepensio neerd ben zal ik zielsgelukkig met mijn hondje door dc Hilversumse Gijsbrecht van Aemstelstraal wandelen. En op woensdag zul je me tegen tien uur bij de slager kun- nentreffen, want woensdag is gehaktdag. Vergeet'dat nooit. LEO THURING KNUFFEL DIER VAN DE VROUWEN HET NOODLOT VAN DE GRAPJAS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 9