Pippi Langkous:
MAAR NET
NIET RIJK,
NIET ARM,
DAARTUSSEN junior-
de avonturen van piet potlood
hoek
Op twee volle kanten van
langspeelplaat
ZATERDAG 15 APRIL 1972
LEIDSE COURANT
Suske en
Wiske
Je hebt misschien wel eens ge
hoord van een vallende ster. of
van een ster die verschiet. Ver
geet dat dan maar want het
heeft niets met sterren te ma
ken. Het zijn meteoren die uit
het grote wereldruim met enor
me snelheid in de richting van
de aarde vliegen. Op zeker mo
ment verbranden ze door de
warmte die wordt ontwikkeld en
20 ontstaat een staart van vuur.
De meesje meteoren zijn hele
maal opgebrand voor ze de aar
de bereiken. Maar soms is hij
zo groot dat hij nog niet hele
maal is opgebrand. Op een
schiereiland in de Hudsonbaai is
een meer dat een doorsnee heeft
van drie en een halve kilometer.
een groot gat ge
weest, dat door een meteoor in
De
gekke
gokker
Tn een eenzaam hutje dat
stond op schrale grond,
woonde eens een arme vrouw
met haar zoon die zij Jomij
noemde. Dat was een naam die
zij zelf had gemaakt uit „Jon
gen van mij." De moeder plant
te wat zij nodig had voor de
keuken, maar op "de slechte
grond kwam het gewas nauwe
lijks op. Ze had wat kippen en
gebruikte de eieren maar als
kippen weinig voer krijgen, leg
gen ze weinig eieren. En zo le
den moeder en zoon gebrek.
Op een dag zei de jongen die al
groot begon te worden: „Moe
der, ik zie heel goed dat u min
der eet om mij meer te geven."
De moeder antwoordde: „Jon
gens in de groei hebben meer
nodig." Jomij dacht hierover na
en kort daarop nam hij een be
sluit. „Moeder, de grond is hier
zo arm dat wij nooit uit de
moeilijkheden zullen- komen. Er
is mij verteld dat in het oosten
van ons land alles beter is. De
grond is er vet, alles groeit er
welig, de mensen wonen in goe
de huizen en hebben genoeg kle
ren. Daar trek ik heen en als
het er zo goed is als de mensen
zeggen- zoek ik er werk en kom
u halen. Dan zullen we rijke
piensen worden."
De moeder zuchtte: „O kind, wat
moet ik beginnen zonder jou!"
Maar de jongen troostte: „Ik
weet dat u me missen zult
maar ik kom rijk terug, dat be
loof ik." Toen zei de moeder:
,,Jomij, er is arm en er is rijk,
maar er is ook iets daar tussen
in - en dat is de gulden mid
denweg, daar houd ik het meest
van."
Jomij vertrok met een bundel
tje armoedige kleren en
brood, genoeg voor één dag. Hij
liep naar het oosten, de zon te
gemoet. Tegen de middag rustte
hij om wat te eten langs de
berm van de weg. Terwijl hij
daar zat, hoorde hij achter de
heg een hond erbarmelijk jan
ken en twee stemmen plagerig
lachen. Glurend door de heg
zag hij twee grote jongens, die'
precies op elkaar leken met hun
ravenzwarte haren en ondeugen
de gezichten, maar de een
droeg een rode en de andere
een blauwe kiel. „We hebben dit
kleine mormel van die oude
heks net zo goed te pakken als
de windhond van de pachtheer,"
zei de een. -,Ja," zei de ander,
„hij komt nooit meer los. Jam
mer dat we er niet meteen een
■beurs met geld en dure kleren
bij te pakken hebben gekre
gen."
Jomij zag hoe een kleine hond
met' een sterk touw aan een
boom was vastgesnoerd. Woe
dend kroop hij door de heg en
overviel de kwajongens die aan
de rand van een meertje zaten,
zodat ze voorover in de plas
vielen. Nog eer ze er kletsnat
en modderig uitgekropen waren,
had Jomij het hondje losge
maakt en was er weer een heel
eind mee op weg. Vrolijk liep
het beestje met hem mee. Hun
schaduwen dansten voor hen uit
want de zon zonk al onder in
het westen. Tegen het donker
waren er geen schaduwen meer,
maar het hondje drong tussen
laag struikgewas naar een
groepje bomen waarachter een
klein huisje verborgen lag.
Daar krabbelde het aan de
deur. Een oude vrouw deed
open, bukte zich en spreidde de
armen uit. „Mijn lieve diertje,
ik was zo bang dat je nooit
meer thuis zou komen!". Zij
drukte haar lieveling in de ar
men maar Jomij kuchte en ze
keek in zijn richting. „Ik ben
blind," zei de oude vrouw „ver
tel me wie je bent."
Jomij legde haar uit hoe hij het
hondje had bevrijd en hoe het
hem naar dit huisje had ge
bracht. „Kom binnen lieve jon
gen en ga bij het vuur zitten!"
nodigde zij uit. Zij gaf hem een
bord van haar heerlijke bonen
soep en schonk hem een kan
bier in. „Je ziet dat ik mij bin
nenshuis aardig kan redden, al
ben ik blind. Maar buiten ben
ik niets meer waard en daarom
zou ik mijn lieveling nooit heb
ben teruggevonden. Maar wie
blind is- hoort beter en denkt
veel. Nu heb ik iets gehoord: de
dochter van mijn pachtheer ligt
ziek te bed. Zij was uitgegaan
met de windhond van haar va
der om bloemen te plukken
langs het meertje, maar zij is
thuisgekomen zonder hond, zon
der haar beurs en bijna zonder
kleren, bemodderd en kletsnat.
Het ergste is dat zij van schrik
niet meer kan praten en daar
om weet niemand wat er ge
beurd is. Na wat jou is overko
men, begrijp ik het heel goed
en morgen ga jij naar de pacht
heer om dit alles uit te leg
gen."
„Is de pachtheer rijk?" vroeg Jo
mij angstig. „Dat is hij zeker!"
riep de oude vrouw. „Ik ben
Anna, zijn oude kindermeid en
woon hier voor niets en krijg al
les wat ik nodig heb. Ik merk al
aan je dat je bang bent om
naar een rijke man te gaan,
maar je gaat er heen en doet je
woord, hoor."
Die nacht sliep de jongen bij het
vuur van de oude vrouw, naast
het hondje. Maar de volgende
morgen trok hij naar de pacht
heer. Daar deed hij het verhaal
van de twee boosdoeners, het
vastgebonden hondje, de woor
den die hij had opgevangen en
hun val in het water. De pacht
heer bracht Jomij bij het bed
len.
Het zieke meisje luisterde, zette
grote ogen op en deed haar
mond open. „Zo is het gegaan!"
riep ze- „de een hield mij vast,
de ander bond de hond aan de
boom en samen namen ze mij
alles af en gooiden me in het
water. En toen ik me eruit had
gewerkt waren ze allebei, die
met het rode en die met het
blauwe hemd, er vandoor en de
hond was weg. Ik weet niet hoe
ik naar huis ben gestrompeld."
De pachtheer en zijn vrouw wa
ren innig gelukkig dat hun
dochtertje weer sprak. De gene
zing zou niet lang op zich laten
wachten! Zij vroegen Jomij
naar zijn reisdoel en hoorden dat
hij uitzag naar werk om met
zijn moeder beter te kunnen le
ven. De pachtheer zei: „Ik heb
een flinke jongen nodig als hulp
van mijn boswachter. En ver
der vind ik dat onze oude Anna
niet langer alleen kan wonen nu
zij blind is geworden. Je moe
der, Anna en jij zullen het best
samen kunnen vinden in een
van mijn gerieflijke tuinmans
woningen."
TVog niezelfde dag keerde Jo-
mij terug naar huis met
zulke grote stappen dat hij laat
in de avond weer voor zijn moe
der stond. „O kind, ben je nu al
terug? Wat ben ik blij, ik was
zo eenzaam dat ik liever honger
lijd dan alleen te moeten wo-
„Dat hoeft niet moeder" zei haar
zoon blij, „U zult nooit meer
eenzaam zijn, maar het zal ons
aan niets ontbreken. Wij zijn
arm geweest, wij zullen niet
rijk worden maar juist daar
tussenin." Nog uren zaten zij
samen over hun zorgeloze toe
komst te dromen.
Natuurlijk vond de pachtheer de
twee boosdoeners die precies op
elkaar leken met hun raven
zwarte haren, ondeugende ge
zichten, één in de rode en één
in de blauwe kiel. Zij werden
streng gestraft en leerden hun
boosaardige streken wel af.
Zij bleven niet slecht, maar wer
den ook niet erg lief: maar net
daar tussenin!
Op deze tefeem'ng zie je hoe het
meisje van vorige week naar
school moet lopen als ze gebruik
wil maken van de oversteek
plaatsen. Doe jij toch ook altijd,
hè?
Marian Maagdenberg heeft een gedicht ingestuurd
en ze wilde wel eens weten of „eigen werk" wordt
geplaatst. Natuurlijk, als het een leuk verhaal of
een aardig gedicht is. Dit is het werkje van Ma-
Deuren klappen, deuren slaan,
mensen komen, mensen gaan,
Stemmen klinken in de straat,
's morgens vroeg, 's avonds laat;
het is het leven dat verder gaat.
Want de tijd gaat verder,
seconde na seconde,
ook de dood doet zijn ronde,
maar de tijd gaat ver,
mensen komaan,
blijf niet bij het verleden staan.
Nooit zal er eeuwige vrede zijn,
liefde en peace is maar schijn,
altijd zal er oorlog wezen,
want haat is niet te genezen,
dat kan je overal lezen.
Drugs zijn vrede, denken de mensen,
dat is alles wat je kan wensen:
vrede in je lijf
maar het is slechts voor een poosje,
net als een doosje
dat steeds weer opengaat.
Zoekt en gij zult vinden,
doch dat geldt alleen voor de goedgezinden,
maar wees voorzichtig;
een mooi ding is snel stuk,
en wat is brozer dan geluk?
Marian Maagdenberg. Rijswijk.
Broom-
Hilda
Qj 6
jpn Mexicaan met een grote hoed,
die sombrero heet. Maar je ziet
slechts een stukje van hem. Een
van de vier andere delen hoort
erbij. Welk deel?
Na het boek en de boeiende tv-se-
rie kon het gewoon niet missen:
er moest ook een langspeelplaat
komen met de avonturen van
ons aller jongste idool Pippi
1 angkous. De plaat is er, uitge
bracht door Philips: een lange
plaa' vol liedjes en gesproken
evvnturen, van Pippi zelf, van
haar vriendjes Annika en Tom
my, van tante Patricia, van de
twee agenten la de Dikke en
de Dunne, de zeerovers en wie
al niet. Een plaat vol verrukke
lijke liedjes bovendien, gezon
gen door Pippi natuurlijk en
aaarbij op de achtergrond onder
meer het tv-kinderkoor o.l.v.
Henk v. d. Velde.
De lp is gebaseecd op de teksten
van de Nederlandse tv-bewer-
kirg. Alles komt dus in het Ne-
der'ands over via de stemmen
v.in Paula Majoor (Pippi), Ida
Bons (Annika), Trudy Libosan
(Tommy), met verder de stem
men van Wim Povel, de vertel
ler, die de avonturen van Pippi
te land ter zee en in de lucht
byeenpraat, van Aart Staartjes,
Paul van Gorcum, Paul Bran
denburg en Hans Hoèkman. Wie
deze stemmen goed kan onder
scheiden weet ook welke figuren
zij voorstellen. Maar het zal
moeilijk zijn, omdat de mannen
stemmen gebruikt worden voor
allerlei vreemde en niet vreem
de personen, die in het bonte le
ven van Pippi Langkous een
grote rol spelen: vader, zeero
vers, andere grote en soms
kwade mannen.
Twee lange kanten van deze lang
speelplaat kunnen we luisteren
naar alles wat Pippi al heeft
meegemaakt en (op de tv) nog
zal meemaken. Vooral die laat
ste avonturen, die nog moeten
komen, zijn niet mis. Zoals bij-
voorbeeld de strijd tegen de
zeerovers, die vader „Lang
kous" gevangen houden, de te
rugtocht overzee.
En dan de liedjes. Stuk voor stuk
zijn zij in de Nederlandse ver
taling ook te volgen op de hoes
van de plaat: de voorkant de
fraaie foto van Pippi, de achter
kant volgedrukt met maar liefst
elf liedjes, waaronder het heer
lijke „Hai" Pippi Langkous" en
het fijne „Afscheidslied". Maar
dit laatste liedje moet met ver
schillende avonturen nog op de
tv komen. Wie de moed heeft
hierop te wachten en niet eerst
de plaat helemaal af te luiste
ren. kan via de tv nog het nodi
ge beleven van deze Pippi, het
symbool van alle jongens en
meisjes. Want zij (en wie e.gen-
lijk niet) dromen over alle mo
gelijke avonturen, over lekker
dwarsliggen tegen de grote
mensen, over muziek en spelle
tjes (een enkele keer ook over
verdriet en heimwee). Kortom
over steeds doen waar je zin in
hebt
En dat gebeurt opnieuw op deze
lp door Pippi en haar vriendjes.
T.v.d.H.