Dr. L. J. M. Beel Principieel tegenstander van polarisatie ftnofr MAN VAN OVER WICHT GAF MEDE STOOT TOT NIEUWE BLOEI ZATERDAG 8 APRIL 1972 DEN HAAG Zijn teruggetrokken bestaan, zijn van bezonnenheid en afstandelijkheid doortrokken optreden zijn vormelijkheid al die eigenschappen hebben dr. L. J. M. Beel in veler ogen tot een wat eenzame en daardoor ietwat mysterieuze figuur gemaakt. Ook echter tot een persoonlijkheid die een bijzonder overwicht uitoefent op velen die met hem in aanraking komen. Een bekend politicus, politiek vriend van dr. Beel, heeft eens verteld hoe Beel bij kabinetsformaties tegenstribbelende kandidaat-ministers, die bij hem ontboden waren, met zijn als het ware hypnotische krachten wist te overtuigen van de onontkoombare noodzaak hun lot aan een toekomstig ministerschap te verbinden. En toch is dit dezelfde man over wie in 1945 een minister uit het kabinet-Gerbrandy, toen een collega hem vroeg of hij lets in die Eind- hovense Advocaat Beel zag, zei: ,,Neen. ik heb hem eens aan de tand gevoeld, maar ei genlijk is hij niet eens geschikt om burge meester van een kleine gemeente te worden. Hij is nog te licht en heeft zijn uiterlijk te veel tegen." Dr. W. Drees, minister van Staat denkt to taal anders over hem, zoals uit bijgaand ar tikel van dr. Drees zelf blijkt. DEN HAAG Dr. L. J. M. Beel, die 12 april 70 jaar wordt, heeft te kennen gege ven dat hij de tjid gekomen acht om zijn ambt als vice-president van de Raad van State binnen kort neer te leggen. Hij geeft daarmee de mogelijkheid van nog 5 jaar ambtsvervulling prijs. De wet trekt de grens van het lidmaatschap en vice-presi- dentschap van de Raad van Sta te bij 75 jaar. Ook zijn gezond heidstoestand dwingt Beel niet tot heengaan. Het is een vrije beslissing, genomen omdat hij het wenselijk acht een jongere te belasten met de taak die voort vloeit uit de omstandigheid, dat de Raad van State als ad ministratief rechtelijk orgaan een steeds uitgebreider terrein bestrijkt. Beel stelt daarmee overigens de regering voor een niet makkelijke taak. De beteke nis van het vice-presidentschap van de Raad van State wordt licht onderschat omdat het gro tendeels wordt verricht buiten het licht der openbaarheid dat tegenvoordig politici zo voortdu rend bestraalt. Het stelt echter hoge eisen. De vice-president van de Raad van State is een van de vaste adviseurs van de konin gin, ook bij kabinetsformaties en moet dus de politieke verhoudin gen goed kunnen beoordelen, waarbij hij meer dan leidende politici geroepen is tot volstrekte objektiviteit. De vice-president van de Raad van State kan lid van een poli tieke partij -zijn en zal dat te genwoordig in de regel zijn, zal ook in zijn partij een figuur van betekenis zijn geweest, maar zal toch niet in de eerste plaats en allerminst uitsluitend iemand moeten zijn die als een typisch partijman wordt beschouwd. De leiding die hij moet geven aan de gedachtenwisseling in de raad, die moet adviseren over alle wetsontwerpen en algemene maatregelen van bestuur en die daarnaast grote verantwoorde lijkheid draagt bij de administra tieve rechtspraak eist een grondi- kennis van ons staatsrecht en van de wetgeving in het algemeen. De aard van Beel en zijn publie ke loopbaan hebben hem ge maakt tot een man, bij uitstek geschikt voor deze positie. Hij is een geschoold jurist, die bijzondere aandacht heeft ge schonken aan het publieke recht. Hij heeft zich er als hoogleraar wetenschappelijk in verdiept, had reeds practische ervaring in de gemeentelijke administratie en is daarna vele jaren minister geweest. En terwijl hij minister is geweest, ook minister-presi dent, en bij herhaling een taak heeft vervuld als informateur of formateur bij kabinetsformaties en dus vele jaren een van onze leidende politici is geweest, heeft hij zich veel minder dan men verwachten zou, in de politieke strijd gemengd. Hij was een gewaardeerd lid van de K.V.P. en kende de Ne derlandse politiek van binnen en van buiten. Men zag in hem echter vooral een bekwame, za kelijke, objectieve bestuurder. Waren algemene politieke ver houdingen aan de orde, zoals bij formaties, dan bleek welk een bijzondere plaats hij in ons poli tieke leven innam. Beel is minister van Binnenland se Zaken geworden in het laat ste kabinet-Gerbrandy, toen nog slechts het zuiden van ons land bevrijd was. Na de bevrijding werden Schermerhorn en ik ge zamenlijk met de kabinetsfor matie belast. Wat de ministers uit het kabinet Gerbrandy be trof, deden we enkel een beroep op hen die reeds in Londen deel hadden uitgemaakt van het ka binet en wier aanblijven van bij zonder belang scheen met het oog op hun ervaring, ook in het contact met de geallieerden, zoals de ministers van Buiten landse Zaken, van Marine en Scheepvaart. Terwijl de formatie al ver ge vorderd was en wij haar tot een eind wilden brengen, trok de aanvankelijk voor het minister schap van Binnenlandse Zaken gedachte kandidaat zich terug. Wie nu? Mr. Kesper, griffier van de Tweede Kamer en tijde lijk waarnemend secretaris-ge neraal aan Binnenlandse Zaken, werkend dus onder minister Beel, hoorde ervan. Als lid van het college van vertrouwensman nen had ik reeds contact met hem gehad gedurende de bezet ting. Hij vond het geen moeilij ke kwestie. Waarom vragen jul lie Beel niet? Hij is een goed minister van Binnenlandse Za ken, een uitnemend bestuurder. Het oordeel van een man als Kesper had waarde. Wij beslo ten Beel te vragen, voor wie overigens reeds een hoogleraar schap in Nijmegen in uitzicht We hadden, kort voor de beëdi ging door de koningin, een be spreking met Beel over een mo gelijkheid van uiteenlopend in zicht terzake van het bestuur van gemeenten en provincies. Beel gaf te kennen dat hij al had aangevoeld hoe de sfeer te dien aanzien in Den Haag an ders was dan in het zuiden. We werden 'het eens. Het is voor Beel en mij het begin geweest van een samenwerking van vele Komen en gaan in hef Huis ten Bosch, een bekende gang van dr. Beel voor zijn adviezen de Konigin en bij zijn werk als informateur in tijden van kabinetscrises. jaren en van een hechte vriend schap. Meningsverschillen die zich vooral hebben voorgedaan ten aanzien van de Indonesische kwestie, hebben daaraan geen afbreuk gedaan. Als minister toonde Beel zich een man, die snel durfde beslis sen. Ik herinner me een karak teristiek voorbeeld. Het betrof de krankzinnigenzorg. Deze res sorteerde onder Binnenlandse Za- Omdat in de Armenwet, die ook onder dat departement viel, een speciale financiële regeling was getroffen voor de krankzinnigen verpleging in de gevallen waarin een patiënt of onderhoudsplichti ge familieleden de kosten niet konden betalen. Het is echter duidelijk dat de krankzinnigen- zorg, die zelf deel uitmaakt van de geestelijke gezondsheidszorg, weer nauw verband houdt met de gezondheidszorg in het alge meen, die tot de taak van Socia le Zaken behoorde. Sinds jaren waren daarover nota's gewisseld en was er in de Tweede Kamer over gediscussieerd. Ambtena ren laten echter niet graag een deel van hun werk los en de zaak bleef slepen. Beel en ik wisselden echter geen nota's. Bij telefonisch overleg verklaarde Beel zich be reid overdracht van de krank zinnigenzorg naar Sociale Zaken te bevorderen. Aldus geschiedde. Ambtelijke adviezen zijn voor mi nisters onmisbaar. Hebben ze er kennis van genomen en blijkt er meningsverschil met andere de partementen, dan is echter een bespreking, al zal het slechts zelden een telefoongesprek zijn, meestal vruchtbaarder dan het wisselen van nota's. Tijdens de eerste kabinetsperio de. begin 1946, viel een beslis sing inzake partijvorming, die Beel tot een definitieve politieke keuze bracht. Hij had deel uitge maakt van de Nederlandse Volks beweging, die vooral in het zui den onder de rooms-katholieken veel aanhang had gevonden. Die beweging stelde dat zij geestelij ke, maatschappelijke en politie ke venveuwing wilde, maar zelf geen politieke partij wilde zijn. Naar haar oordeel moest echter 'met de oude scheidslijnen worden gebroken. De r-jom: i.atholieke leden wilden n et terug naar de coalitie, ook niet naar een con fessionele partij. Zij meenden dat tijdens de bezetting grotere eenheid in ons volk was ge groeid en dat die zich nu ook in de partijvorming ken uiten. Ve len meenden, dat men in een partij kon samenkomen met so cialisten, protestantschristelij- ken, vrijzinnigen. In het noorden lagen de verhou dingen echter anders. De leiders der r.-k. vakbeweging wilden met het N.V.V wel nauw samen werken, maar niet één vakcen trale vormen. Zij wilden ook niet één politieke partij met de socialisten. En kort voor de ver kiezingen adviseerde het episco paat tot politieke eenheid onder de katholieken. In februari 1946 kwam de Partij van dc Arbeid tot stand, waarin invloeden van de volksbeweging doorwerkten, maar waarbij de S.D.A.P., die tenslotte met de Vrijzinnig-Democraten, Chris ten-democraten, leden van de r.-k. verzetsgroep Christophoor de Paroolgroep en enige voor aanstaande Christelijk-Histori- schen samensmolt, uitdrukkelijk stelde dat die P.v.d.A voor haar alleen mogelijk was al$ het zou zijn een socialistische partij, die zich zou aansluiten bij de socia listische internationale. Hiermee was voor Beel, die ove rigens de duidelijkheid waar deerde waarmee o.a. ik mij uit sprak, de zaak beslist. Hij trad toe tot de K.V.P. Toen bij de verkiezingen, kort daarna, de K.V.P. tegen de ver wachtingen in boven de Pv.d.A kwam, werd Beel, overeenkom stig het advies zowel van de K.V.P.- als de P.v.d.A.-fracties formateur en minister-president. Ik bleef minister van Sociale Za ken en vice-minister-president. Het is niet mijn bedoeling te po gen geheel de loopbaan van Beel weer te geven. Het gaat er slechts om enkele karakteristie ke momenten aan te wijzen, baartoe behoorde de verklaring van Beel omtrent „het nieuwe bestand", de samenwerking tus sen K.V.P. en P.v.d.A., waarop het nieuwe kabinet berustte. Ook de herinner ng aan de bed ei n- gen der Voiksbeweg ng werkte daarm door. Romme maakte dadelijk een voorbehoud. Goede samenwer king tussen dc ministers, best, maar een „nieuw bestand" tus- DOOR DR. W. DREES MINISTER VAN STAAT sen de partijen zag hij nog niet. Hij heeft dan ook getracht de ontwikkeling te leiden in de richting van het betrekken van andere partijen in het kabinet en van geleidelijk herstel der coalitie. Noch Beel, noch ik hebben de bedoeling gehad blijvend andere partijen uit te sluiten. Na ver kiezingen in 1948, nodig in ver band met een aanhangige grondswetswijziging, maakte de P.v.d.A, echter bezwaar tegen hei toetreden o.a. van een V.V.D.'er, omdat deze partij zich b.j de verk ez.ngen scherp tegen elke poging tot overeenstem ming met de republiek Indonesië had uitgesproken. Beel trok zich terug. Tenslotte kwam een kabinet tot stand on der mijn voorzitterschap, met daarin een lid van de C.H.U. en een V.V.D.'er. beiden echter ver zoeningsgezind ten opzichte van Indones.ë, in het bijzonder Stik ker, een van de leiders der V.V.D, die zich van de verkie zingspropaganda van zijn partij niets aantrok. Het is kenmerkend voor het karakter van Beel, dat hij enkele jaren later, nadat hij nog een tijdlang in de moeilijkste perio de van het Indonesische conflict, de verantwoordelijke taak van Hoge Commissaris der Kroon op zich had genomen, bereid was weer tot het kabinet toe te tre den als minister van Binnen landse Zaken. Hij kende geen rancune. Hij is tot 1956 minister gebleven. Hij heeft geen neiging gehad nog eens in een kabinet zitting te nemen. Hij heeft ook nooit een kamerkandidatuur aanvaard. Het land helpen be sturen was een mooie téak, maar het lokte hem niet zich vol uit in de politieke strijd te be geven. Toch zou hij nog eenmaal als minister-president optreden. De cember '58 bracht de kabinets crisis, die een eind maakte aan het samengaan van K.V,P. en P.v.d.A., naast anderen, in één kabinet. De K.V.P. wilde kamer ontbinding, de P.v.d.A. niet. Zij nam nog niet het standpunt in dat verwisseling van partner voorafgaande aan verkiezingen eist. Beel had gaarne gezien dat ik het initiatief nam tot kameront binding, omdat dan nog het ka binet in zijn geheel zou aanblij ven tot nu de verkiezingen en de mogelijkheid van herstel van de breuk groter scheen dan wan neer de socialisten uittraden. Toen dit laatste geschiedde, aan vaardde hij nog eens het minis ter-presidentschap. Het ging nu echter om bevordering van de ontbinding der Tweede Kamer en om de zeer tijdelijke leiding van het rompkabinet, tot na de verkiezingen een nieuw kabinet zou zijn geformeerd, waarin hij beslist geen zitting wilde heb ben. Op die formatie heeft hij echter grote invloed gehad, zoals hij ook later, als er moeilijkheden waren, geroepen werd moeilijk heden te helpen oplossen. Ook toen hij vice-president van de Raad van State was gewor den, is zijn invloed bij formaties groier geweest dan vroeger voortvloeide uit de adviezen die elke vice-president tan de konin gin uitbracht. Het getuigt van vertrouwen dat én dc koningin én partijen in hem stelden. In de periode omstreeks de be vrijding, toen hij zich in de poli tiek begaf, of, misschien juister gezegd, daarin betrokken werd, achtte hij andere verhoudingen dan voor de oorlog bestonden dringend gewenst. Discussies over partijvernieuwing zijn weer aan de orde van de dag. Betwij feld mag worden of hij de ont wikkeling van de laatste tijd met instemming beziet. Hij hoopte toen op een sterkere be sluitvaardiger leiding in het land. provincie en gemeente, en tevens op meer onderling begrip en betere verstandhouding. De polarisatiegedachte, de wens tegenstellingen zo scherp moge lijk te doen uitkomen, was hem vreemd, terwijl in de democrati sering. die men daarnaast pro pageert. ook wel een en ander voorkomt waarvan hij zal me nen dat het de besluitvaardig heid van een democratisch regi me in gevaar brengt en daar mee de democratie zelve kan schaden. De neiging tot deconfessionalise ring zal hij, die eenmaal deel uitmaakte van de Nederlandse Volksbeweging, niet principieel verwerpen, maar de onzekerheid die er op hel ogenblik mee ge paard gaat, kan voor hem, die bij alle soepelheid toch een man is die een vast beleid voorstond, niet aantrekkelijk zijn. Maar voor welke moelijkheden ons volk ook staat, economisch, financieel, maar ook politiek en psychologisch, de toestand van ons volk is onvergelijkelijk beter dan toen in 1944 Beel zijn aan deel ging nemen in herstel en wederopbouw, en toch ook in vernieuwing. De wijze waarop het verwoeste en geplunderde land en de diep verarmde, uitgeputte, verziekte bevolking zich hebben hersteld, geeft het vertrouwen d it Neder land ook nieuwe problemen te boven zal komen. Beel kan, nu hij naar eigen wil zijn publieke activiteiten besluit, met voldoening terugzien op het aandeel dat hij gedurende meer dan een kwart eeuw heeft gehad in de arbeid, die nieuwe bloei mogelijk heeft gemaakt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 17