Directie van
bejaardenhuis
bepaalt wie
er in komt...
KTfr+rtrfa
VEEL NOODGEVALLEN
OP WACHTLIJST, MAAR
Het evangelie
volgens Alessandra *André
Carine Caroline Corine
T)ouglas*Ediih*Edo<Eleonore
Emmy*Frans *Frans]ozef
Freddy *lrma *Louis Mar
Mare Marjan Marleen
Matthieu *Meeke *Paul
Peter en Ricky*
Het evangelie
volgens Alessandra'
ZATERDAG 1 APRIL 1972
„Man ligt twee weken dood in
huis". Een berichtje zoals die
regelmatig in de krantenkolom
men voorkomen. Een man, die
twee weken geleden stierf, al
leen. Niemand heeft hem in die
tijd gemist. Niemand heeft zich
om hem bekommerd. Telkens
weer geeft zo'n bericht een
schok. Het bewijst, dat de zorg
voor de oude mens nog lang niet
zover is als men zou wensen en
als ook wel zou kunnen.
Ons land telt momenteel zo'n
1.300.000 bejaaren, circa 575.000
mannen en 725.000 vrouwen. Van
hen is iets meer dan zeven pro
cent opgenomen in bejaarden
huizen. Tot voor kort werd jaar
lijks 100 tot 150 miljoen gulden
uitgetrokken voor de bouw van
bejaarenoorden. Ondanks dat,
kent ieder bejaardenhuis wel
een lange wachtlijst, soms met
enkele honderden namen van ge
gadigden. Moeten bejaarden ei
genlijk wel zo nodig in een be
jaardenhuis?
De heer C. M. Swiebel, onder
meer voorzitter van het Coorn-
herthuis aan het Erasmusplein
in Den Haag en waarnemend
voorzitter van de Haagse Raad
voor de Bejaardenzorg, meent:
„Vroeger bleef een bejaarde
meestal in het gezin van een
van de kinderen. Maar dat is
veranderd. Voor een bejaarde
met een geringe handicap is een
bejaardenhuis een goede moge
lijkheid om daar dat stukje zorg
te krijgen dat hem of haar in
staat stelt om nog zoveel moge
lijk zelfstandig te functioneren.
Een bejaarde moet natuurlijk
zelf in een tehuis willen, maar
vaak zie je eenzame mensen in
de gemeenschap van zo'n huis
weer helemaal opfleuren."
Er zijn in Nederland ongeveer
tweeduizend bejaarden-, verzor-
gings- en verpleegtehuizen.
Daarvan is 15 procent van ker
kelijke instellingen, 47 procent
van stichtingen en verenigingen
en 4 procent van gemeenten. De
overige 33 procent zijn particu
liere huizen. Die particuliere
- huizen zijn meestal klein. Zij
omvatten 11.150 van de in totaal
104.000 bedden.
Die particuliere huizen zijn ve
len een doorn in het oog. Het
zijn huizen met het doel winst te
maken, waarbij het beslist niet
ondenkbaar is, dat de bejaarde
op de tweede plaats komt. De
goede huizen niet te na gespro
ken, „worden de bejaarden in
een aantal van die huizen ge-
koeieneerd. als kinderen behan
deld. Verschrikkelijk!vindt de
heer Swiebel. Er zijn nog hui
zen. waar de bejaarden met
vijf, zes op een kamer liggen,
zonder enige vorm van privacy.
Er komen situaties voor die nog
weinig verschillen van de tijd
van het „diakenhuismannetje"
uit de Camera Obscura van
Beets. De heer Swiebel weet uit
ervaring, dat het soms zelfs
moeilijk is om in zulke huizen
met de bejaarden zelf in contact
te komen: dat kan de „direc
teur" dan wel afhandelen! Van
overheidswege is er ook op deze
huizen controle en men probeert
de slechte particuliere huizen te
doen verdwijnen, maar dan is
weer het probleem: waar moe
ten de bejaarden heen?
Nederland kent een wet op de
bejaardenoorden. Het toezicht op
de bejaardenhuizen is in handen
gelegd van de provincies en de
drie grote steden. Inspecteurs en
inspectrices bezoeken de huizen
en beoordelen of aan alle eisen
voldaan wordt. Hieruit kunnen
bepaalde voorschriften voort
vloeien, in het uiterste geval
zelfs sluiting (..dat is natuurlijk
een paardemiddel"). Overigens
worden de huizen slechts beoor
deeld aan de hand van klachten
en van een algemene indruk.
Opname van bejaarden in tehui
zen is in de meeste gevallen nog
een autonome beslissing van be
stuur of directie. Dat is geen ge
lukkige situatie. De besturen
kunnen heel gemakkelijk selec
teren naar godsdienst, stand en
gezondheid. Het resultaat is dat
een op bepaalde punten onrecht
vaardige situatie is ontstaan,
waarbij een aanzienlijk aantal
hulpbehoevende bejaarden niet
aan bod komen, terwijl andere
wel opgenomen die er nog „te
goed" voor zijn. De gemeenten,
die wel in het merendeel van de
gevallen financieel moeten bij
springen hebben nauwelijks een
stem in het kapittel. Door het
monopolie van de besturen kan
de nood van de bejaarden niet
voldoende worden aangepakt.
Een wetswijziging die voor de
deur staat kan hierin enige ver
andering brengen. Als de wijzi
ging doorgaat komen er plaatse
lijke commissies die zullen advi
seren over alle opnamegevallen.
In zo'n commissie zouden een
arts, een maatschappelijk wer
ker en bijvoorbeeld een verte
genwoordiger van de bejaarden
huizen zitting hebben. Het enige
criterium van de commissie zal
de sociale en medische nood
zijn, en de urgentie daarvan. De
commissies zullen echter slechts
een adviserende taak krijgen en
de tehuisbesturen kunnen dat
advies alsnog ter zijde schuiven.
Een aantal artsen uit Leiden en
omgeving heeft onlangs zijn on
vrede over deze situatie kenbaar
gemaakt. „Het is noodzakelijk
dit schandaal eens onverbloemd
aan de orde te stellen". Zij zijn
van mening,- dat teveel plaatsen
in tehuizen bezet zijn, die ten
goede hadden moeten komen
aan „evenzovele hulpbehoevende
bejaarden, die nu op onverant
woorde wijze thuis blijven, vaak
alleenwonend of overgeleverd
aan familie- of burenhulp. Dat
zelfde geldt voor tal van ver-
pleegpatiënten die vaak weken
tot maanden na een invalideren
de aandoening moeten wachten
op een plaats in een verpleegte
huis, omdat ook dit verstopt zit
met mensen die er eigenlijk niet
in thuis horen".
De heer Siebel is niet zo fel,
Schuifelend door je levensavond, hopelijk beschut in
maar wel duidelijk verontrust.
Toch, zo bepleit hij, moet de op
name ook vanuit de tehuizen
zelf bekeken worden. „Er moet
een leefbaar klimaat in een huis
blijven, het mag geen knekel
huis worden, vergeef me het
woord.
Het moet voor het personeel niet
te zwaar worden en je moet
enigszins gelijksoortige mensen
bij elkaar plaatsen." Hij geeft,
wat het Coornherthuis betreft,
grif toe: „Ik kan geen demente
bejaarden opnemen. Dat kan ik
niet doen tegenover de andere
bejaarden". Het gevolg is dan
wel dat de plaatsing van demen
ten nog meer moeilijkheden op
levert.
Even later zegt hij: „Het opna-
mebeleid moet evenwichtige
worden, want het is schrikba
rend hoeveel bejaarden, ook de
mente, thuis liggen te vervuilen
Dat is ook een schrik voor art
sen en maatschappelijk werkers.
Zij kunnen wel urgentieverkla
ringen afgeven, maar wat haalt
het uit?" Het is duidelijk, dat
onjuiste of oneerlijke beslissin
gen over opname de bejaarden
jarenlang kan duperen. De door
stroming in de bejaardenhuizen
verloopt immers zeer traag: ge
middeld blijft een bejaarde ze
ven jaar in een tehuis.
Bejaardenhuizen moeten de be
jaarden de kans geven nog zo
goed mogelijk zelfstandig te
functioneren. Dat betekent dat
het recht op privacy van een be
jaarde gewaarborgd moet wor
den. Er zijn voorbeelden genoeg
waaruit blijkt dat daar nog wel
eens wat aan mankeert. Voor
beeldje: een bejaarde krijgt te
horen dat het nergens goed voor
is als hij met familieleden een
dagje uit gaat, omdat het tehuis
wel voor zijn ontspanning zal
zorgen.
Voor te veel demente bejaarden is gewoon geen plaats in een verpleegtehui:
De heer Siebel laat, daarover
sprekend, het woord „machts
wellust" vallen. „Oude mensen
zijn betrekkelijk weerloos. Het
is heus niet zo moeilijk om ze
klein te houden De provin
ciale verordening voor de be
jaardenoorden (weer slechts een
voorbeeld) zegt, dat, als de
meerderheid van de huisbewo
ners dat wil er een commissie
van overleg moet komen ten be
hoeve van contact tussen bejaar
den en bestuur/directie. „Er is
een aantal huizen dat niet zo'n
commissie heeft en waarvan de
directie bij voorbaat zegt: onze
bejaarden hebben daar geen be
hoefte aan. Maar het is belang
rijk als de bejaarden zelf kun
nen meedenken en -praten. Als
je de ruimte geeft, komt er heus
wel iets uit".
Waar de heer Swiebel op mikt,
is een cyclus, een gesloten cir
cuit: het open bejaardenwerk,
bejaardenwoningen, bejaarden
huizen, verzorgingshuizen, ver
pleegtehuizen en instellingen
voor demente bejaarden. Nu zijn
dit allemaal nog losse instellin
gen, maar zij zouden op zo'n
manier moeten gaan samenwer
ken, dat de bejaarde geplaatst
kan worden in die situatie die
het best bij zijn persoon en om
standigheden past. Maar op het
zelfde moment beseft hij, met
een rimpel in het voorhoofd, dat
het moeilijk is om zover te ko
men. „Waar kun je nog bou
wen? Waar kun je bijvoorbeeld
in Den Haag nog een bejaarden
huis bouwen, en wie betaalt
dat? Echt, we weten er gewoon
geen raad meer mee."
Een alternatief is het open be
jaardenwerk, dat in diverse vor
men bestaat: kruiszusters, ge
zinsverzorging, warme maaltij
den, bejaardenhelpsters, buren
hulp. Het open bejaardenwerk
kost veel minder dan de tehui
zen en het laat de bejaarde zo
lang mogelijk zelfstandig. Een
goede uitbouw ervan (minister
Klompé streefde naar een uit
breiding van het aantal bejaar
denhelpsters met 45 090 in vijf
jaar) wordt echter thans door
de bezuinigingen van de over
heid belemmerd.
„De personeelssituatie? Het is
wel een voortdurende zorg.
maar momenteel gaat het wel.
dacht ik". Er is circa 31.200
mannelijk en vooral vrouwelijk
personeel in de bejaardenzorg
werkzaam, waarvan 24.500 met
een volledige dagtaak. Dat is
ongeveer één personeelslid op
vier bejaarden. Het aantrekken
van meer personeel wordt door
de krappe financiële mogelijkhe
den bemoeilijkt.
De verpleegprijs in de gewone
bejaardenhuizen bedraagt thans
circa 600 tot 1100 gulden per
maand. Het goedkoopst zijn de
oudste huizen. Maar ook die
prijzen zijn nog te hoog: drie
kwart van de bejaarden heeft
bijstand nodig. De prijzen van
verpleegtehuizen liggen nog veel
hoger, 1650 tot 3300 gulden per
maand, 55 tot 110 gulden per
dag. Vooral bij de nieuwe huizen
bestaat 40 tot 50 procent van de
verpleegprijs uit aflossing op de
bouwkosten.
Dergelijke bedragen zijn voor
een bejaarde niet op te brengen.
De uitkeringen in het kader van
de Algemene Bijstandswet gaan
de één miljard gulden per jaar
al te boven. Een eerlijke be
stemming van deze gelden
wordt ondermeer bemoeilijkt
doordat bejaarden die er te goed
voor zijn te lang in verpleeghui
zen blijven en zo bedden bezet
houden die aan andere hulpbe
hoevenden zouden toekomen.
Probleem: je kunt ze wel ont
slaan, maar waar stuur je die
bejaarden naar toe? Want de
bejaardenhuizen zitten ook
vol
De heer Swiebel is ook voorstan
der van een centrale registratie
van bejaarden die in een tehuis
willen, waardoor ondermeer
wordt ondervangen dat een be
jaarde zich bij meer dan één
huis laat inschrijven. Dan zou
kunnen blijken, dat de situatie
iets minder ongunstig is dan de
huidige wachtlijsten doen gelo
ven. In Den Haag hebben enkele
huizen al zo'n gemeenschappelij
ke regeling. Men wil in Den
Haag ook komen tot een bunde
ling van alle vormen van open
bejaardenwerk.
Er wordt heel verschillend over
geoordeeld, maar het komt dui
delijk voor, dat opname van be
jaarden niet juist gebeurt. Niet
alle kritiek is overigens terecht,
zegt de heer Swiebel.
„Daar loopt een kras oudje in
de gang. Dan denkt u mis
schien: moest die nou zonodig in
een bejaardenhuis? Maar u weet
niet, dat diezelfde man tot voor
kort vijf jaar lang op een zol
derkamertje heeft gezeten en in
die tijd niet in de buitenlucht is
geweest. Hij is hier duidelijk op
geknapt. Het zou toch treurig
zijn, als er niemand beter op
werd. Dan had een bejaarden
huis geen zin".
W. RUIGROK
Toen zei Jezus:
„JA, DAT DEED
IK.
EET U
ALLEN
SMAKELIJK"
Toen zei Jezus:
„ALS JE
EEN HEER BENT
HOOR JE ALTIJD
JE VOETEN
TE WASSEN"
DEN HAAG - „Het
begon ineens hard te
waaien (storm dus) en
ze zagen Jezus aan de
overkant en hij riep:
„stil!!" en het was
meteen stil, het water
werd rimpelloos en Je
zus liep naar de over
kant en over het wa
ter, en de vissersmon-
den vielen open, een
van de vissers probeer
de het en hij zakte
meteen naar beneden.
Hij kon gelukkig
zwemmen maar anders
was hij verzopen".
En dat is dan het
evangelie volgens Ric
ky, niet in het Ara-
niet
het
Grieks, maar in
woon Hollands. Het
fragment is te vinden
in een ontwapenend,
vertederend en meer
dan leerzaam boek,
dat onder de titel
„Het evangelie volgens
Alessandra" bij de uit
geverij Ambo in Biltho-
ven is uitgekomen.
Het gaat om een pro
ject van jongens en
meisjes van tien a elf
jaar uit een vijfde klas
van een school in Am
sterdam. Het kwam tot
stand binnen de gods
dienstles en Dries van
den Akker, s.d. die de
uitgave heeft verzorgd
en van begeleidend
commentaar en van
achtergronden voorzag,
vertelt hoe: via een
quiz moesten de kinde
ren binnen vijf minu
ten zoveel mogelijk
verhalen uit het evan
gelie opnoemen. Er
kwamen zeventien ver
schillende titels naar
voren.
Toen werd gezegd: stel
je voor, dat er iemand
van de Stille Zuidzee-
AMBO
eilanden binnenkwam,
die nooit van Jezus
had gehoord. Maak
voor zo'n man van
deze zeventien ver
schillende verhalen één
doorlopend evangelie
verhaal. Zo ontstonden
er vierentwintig „evan
geliën" van vieren
twintig „evangelisten".
De bedoeling van het
project was te weten te
komen „hoe de leerlin
gen naar Jezus kijken
en tegelijkertijd de leer
lingen al schrijvend in
tensiever naar Jezus te
laten kijken, om hem
beter te leren kennen".
De leerkrachten heb
ben er zich zo weinig
mogelijk mee bemoeid.
Voor leerkrachten en
ouders een instructief
boekje. Het dwingt tot
citeren en aan die
drang zal hierbij niet
worden weerstaan.
Waarbij één kantteke
ning uit het boekje zelf
mede dient te worden
geciteerd: „Ongetwij
feld zal de lezer wel
eens hartelijk lachen
of vertederd glimla
chen. Maar laat hij op
zijn hoede zijn voor de
al te gemakkelijke ge
dachte: Ach, wat
schattig toch van die
kinderen". Laat hij
proberen ernstig te ne
men, wat de kinderen
te zeggen hebben".
En nu volgt de schrift
lezing:
Alessandra: „Opeens
stonden er manden vol
met vis en brood; nou
had iedereen wat te
eten. De mensen keken
erg verwonderd: hoe
kon dat nou? En wie
had dat gedaan? Ie
mand zei: „Dat moet
J^zus geweest zijn".
Iedereen keek Jezus
aan. Dat zou wel eens
kunnen. Toen zei Je
zus: „Ja, dat deed ik.
Eet u allen smakelijk".
Marjan: „Op een dag
liep Jezus in het wei
land; hij ging naar een
van zijn apostelen. In
deze tijd was het de
gewoonte dat de men
sen op blote voeten,
maar voordat ze in
huis kwamen, deden ze
hun voeten wassen.
Toen Jezus er aan
kwam, zag Jezus toe
vallig, dat er iemand
naar binnen wou lopen,
maar had zijn voeten-
nog niet in de kuip ge
daan. Jezus rende naar
binnen (had zelf zijn
voeten wel gewassen)
en zei: „je hebt je voe
ten niet gewassen".
„Wel waar", zei de
„Doe het dan nog
maar een keer".
En dat deed de man;
even later kwam hij
met schone voeten
weer terug. Jezus zei:
„Als je een heer bent,
hoor je altijd je voeten
te wassen". De man
deed de raad opvolgen
en het werd een nette
heer. Nooit meer was
daar de grond vuil.
Dat was veel handiger
voor de vrouw van de
Matthieu: „Toen de
groep aankwam in Je
ruzalem, stond de zon
hoog aan de hemel. Er
steeg rook uit de tem
pel. 3 ossen waren ge
slacht en op het altaar
werden ze geofferd:
vandaar die rook. Er
werd een lange mis ge
houden. De twaalfjari
ge Jezus vond het reu
ze interessant, hij
hield de volle aandacht
erbij. Het was intussen
steeds drukker gewor
den. Ten slotte hield de
priester een preek.
Vele mensen haden
niks in de gaten van
de hele mis, ze waren
ingedoezeld door de
hitte. Toen de mis af
gelopen was, wenste de
priester iedereen een
zalig pasen. En hij
maakte een kruisteken
(zoals dat nu ook nog
gebeurt)".
Peter: „Nu iedereen
Jezus „Onze Vader"
noemde, werd hij
graag gezien bij de
mensen, en ze luister
den dan ook graag
naar hem. behalve dan
bij de priesters en bis
schoppen, want zij
dachten: Potdorie de
mensen luisteren veel
meer naar die Jezus
dan naar ons. Enfin,
Jezus ging door met
preken voor het goede
en te laten biechten
voor het slechte".
Frans: „Toen werden
een paar wachters
neergezet en bewaak
ten de drie kruisen. De
mensen, die medelijden
hadden bleven achter,
ze knielden neer een
aanbaden Jezus. Jezus
riep nog: „Geef. me
water, ik heb zo'n
dorst". Toen sprak hij:
,,o vader, hebt u me
toch verlaten".
Toen stierf onze lieve
heer. DIT VIND IK
Petrus zei:
„GAAN
JULLIE
MAAR
ROEIEN,
IK ZWEM
WEL"
En hij dook in
't water en hij
zwom als een
idioot zo hard
NOU IETS Goeds: als
je denkt dat iemand is
gestorven denk ik met
een aan JEZUS".
Mare: „Zacheus stom
verbaasd ging uit de
boom en luisterde op
de grond aandachtig.
Na een tijdje ging Je
zus met Zacheus eten
in Zacheus' huis. Hij
vertelde over God. Na
een dag van Zacheus'
gastvrijheid te hebben
geprofiteerd, ging hij
weg. Er wordt ver
haald. dat Zacheus al
zijn geld aan de stad
teruggegeven heeft en
een arme sloeber is ge
worden. Maar hij leeft
tenminste in vrolijk
heid en niet zoals vroe
ger in chantage".
Illustratie op de omslag
van het boek „Het
evangelie volgens
waarin vierentwintig
kinderen hun eigen
visie op het nieuwe
testament geven. De
tekening stelt de brui
loft van Kana voor,
ook wel gezien als de
bruiloft van Kanaan,
Kain of gewoon van
meneer Kana
Frans: „Nooit of te
nimmer heeft Jezus
over slechte dingen ge
praat, altijd over
goeie dingen (voorbeel
den). Hij ging niet op
een balkon staan,
maar heel doodgewoon
op een heuveltje en zit
op een steen en praat
niet gewichtig, maar
heel doodgewoon met
zijn eigen stem".
Marjan: „Toen ging
Jezus naar binnen en
wat zag hij daar: de
vrouw lag geknield
voor het bed; ze huilde
tranen met tuiten.
Toen zei Jezus: „Wat
is er aan de hand?"
„Mijn kind is dood",
huilde de vrouw. Toen
gebeurde het grootste
wonder wat de vrouw
ooit in haar leven had
meegemaakt. Jezus zei
tegen het kind: „Sta
op" en het kind stond
>p; haar hele gezicht
straalde. Jezus had het
kind weer levend ge
maakt. Toen de men
sen weer naar buiten
gingen, zeiden ze: „dat
is nou echt Jezus".
Peter: „De man stond
nog steeds aan de kant
en Petrus zei: „Dat is
Jezus". De apostelen
wouden gaan roeien,
maar Petrus zei:
„Gaan jullie maar
roeien, ik zwem wel".
En hij dook in 't wa
ter en hij zwom als
een idioot zo hard.
Aangekomen omhelsde
hij Jezus en de anderen
die intussen aangeko
men waren, omhelsden
hem ook. De voorbij- i
gangers keken ver-j
baasd naar de „terug-1
gekeerde Jezus" en
zijn apostelen, maar
Jezus zei: „Waarom
preekten jullie niet,
toen ik er niet was".
De apostelen keken
schamend naar Jezus,
maar Jezus begreep
hun wel en ze preekten
weer verder en toen
Jezus stierf, had hij nog
veel volgelingen en die
heeft hij nu nog. En
die zal hij blijven hou
den door de eeuwen
heen. jonge, kleine,
oude of grote mensen
het kan niet schelen hij i
zal volgelingen hebben
en houden".
J. BOVEN*