NOOIT VAN M'N LEVEN
IN 'N STAD OF FABRIEK
De geheimen
van de zee
voor Venetië
Schaapherder anno 1972:
DE AVONTUREN VAN PIETJE POTLOOD
JUNIOREN-
HOEK
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1972
LEIDSE COURANT
fï
fik
Op de televisie hebben jullie de
afgelopen dagen misschien wel
skiërs gezien. Maar weet je dat
de mensen duizenden jaren gele
den zich al voortbewogen op die
..lange latten"? In 1953 zijn i
Lapland resten gevonden va
ski's die meer dan vierduizend
jaar oud geweest moeten zijn.
En heb je wel eens gehoord van
Fritjof Nansen, de Poolreiziger?
Hij gebruikte in 1888 ook ski's,
die hij zelf gemaakt had. Nan
sen gebruikte voor elk been een
ski, dus twee. Tevoren werd
meestal een ski gebruikt
op men beide voeten zette. Lijkt
niet zo erg gemakkelijk.
ge-
De wonderstad Venetië
- bouwd op 117 eilandjes die vlak
bij elkaar tegen de zee liggen.
De mensen leven op het water
want huizen en paleizen staan
niet aan straten maar aan ka
nalen en in plaats van op een
weg te lopen, vaar je in een
bootje van het ene huis naar het
andere. Vroeger woonden in het
oude Venetië rijke kooplieden
die machtige schepen naar
vreemde landen lieten varen om
daar onbekende en kostbare wa
ren in te laden en die in eigen
land of ergens anders weer te
verkópen.
,ang geleden was er eens een
koopman die met zijn lieve
vrouw in een paleis woonde en
eerst recht gelukkig werd toen
hij een zoon kreeg. Dat kind
zou zijn lust en zijn leven wor
den. Maar het had een zwarte
vlek op het voorhoofd, zó groot
dat het goudblonde haar die niet
verbergen kon. Dit was in die
tijd een grote schande en een
slecht voorteken. Iedereen zou
het kind mijden en bang zijn
dat het ongeluk zou brengen.
Daarover was de vader diepbe
droefd en hij kon uren uitkijken
over zee om na te denken wat
hij met deze zopn moest begin
jaar gaat een astronaut, een
ruimtevaarder. Hij stapt er lus
tig op los. Maar toen het plaatje
was gemaakt, heeft iemand het
per ongeluk door midden ge
knipt. Wie plakt de arme man
weer aan elkaar. Het eerste
plaatje is de linkerhelft en van
de andere vier plaatjes moet je
de goede rechterhelft uitzoeken.
Zo werd hij aangetroffen door een
van zijn oude schippers, een
wijze man die zó vertrouwd was
met het water dat hij er alle
geheimen van kende. De schip
per begreep waarom zijn Heer
zo verdrietig was en vroeg:
„Geef mij het kind een paar da
gen en ik beloof dat ik het ge-
De koopman bracht het jongetje
bij de schipper die het in zijn
bootje legde en ermee wegvoer
naar het laatste eilandje, vlak
voor de open zee. Daar schepte
hij met de holle hand wat zee
water en liet het over de zwarte
vlek wegvloeien. „Een, twee,
drie..." Tot zeven telde de
schipper en goot zeven keer een
handvol water uit. Dit ,deed hij
drie dagen achtereen, maar
toen was de vlek verdwenen en
het kleine voorhoofd zo blank
als zeezand. Vol vreugde namen
de vader en moeder hun mooie
kind weer op en wilden de oude
schipper belonen. Maar de man
vroeg alleen één gunst: „Noem
hem naar mij, ik heet Zee
schelp". Sindsdien heette de jon
gen van de rijke koopman „Zee
schelp".
Het kind groeide op tot een flinke
jongeman, de steun van zijn va
der in het scheepsbedrijf. Hij
maakte graag verre reizen,
maar kwam even graag weer
thuis. Want hij kende in de hele
wereld niets lievers dan een
meisje met wie hij hoopte te
trouwen. Dat meisje was mooi
als de maan boven het water,
sierlijk als een meeuw, en zij
kon zingen als de lentewind die
met de golfjes speelt, vooral
wanneer zij het lied van de zee
meermin zong. Om dit alles
werd zij door de mensen „Wa
terlief" genoemd.
Er waren ook wel andere mooie
Venetiaanse meisjes, maar Zee
schelp had zijn zinnen op Wa
terlief gezet en haar zelfs als ge
schenk van een reis een parel
snoer meegebracht, een snoer
dat haar voor ongeluk kon be
hoeden zolang ze het droeg. Dit
wekte de afgunst op, vooral
van een meisje dat gerust „IJs-
prinses" had kunnen heten, zo-
hooghartig, koud en hard was
zij.
Er werd in Venetië met carnaval
altijd groot feest gevierd, en op
zo'n avond vol dwaasheid en
plezier, haalde die ijsprinses
Waterlief over in haar boot te
stappen. Zou het niet opwindend
zijn met zijn tweetjes even naar
de stille zee te varen? Waterlief
voelde zich niet gerust, maar zij
legde de hand op het parelsnoer
en zei: „Goed dan, er kan ons
niets gebeuren".
Zij glipten weg uit het feestgewoel
en voeren in de boot het kanaal
op naar zee. „Keer toch om!"
raadde Waterlief aan. Haar
vriendin antwoordde: „Goed,
als je van plaats wilt verwisse
len." De meisjes stonden op,
maar met een ruk griste de ijs-
prinses het parelsnoer weg. De
boot wankelde ervan, het snoer
viel onder een plank op de bo
dem, het jaloerse meisje sloeg
over boord en de arme Water-
hef dreef in het schuitje de zee
op, weg van de stad.
Groot verdriet heerste onder de
mensen over het verdwijnen
van de meisjes en Zeeschelp
was ontroostbaar om zijn lief
ste. Dagenlang staarde hij uit
over de zee. Eindelijk zag hij
de lege boot van de ijsprinses
naderbij dobberen. Heft schuitje
botste tegen de kade en van on
der een plank rolde het parel
snoer te voorschijn.
Hoorde hij op dit ogenblik niet
een zwak en ver gezang, dat
klonk als het lied van de zee
meermin? Juist zoals zoveel jaar
geleden zijn vader was overko
men, werd hij daar aangetrof
fen door de stokoude schipper
Goochelen is een leuke hobby, maar wel moeilijk. Je kunt je vriend
jes of vriendinnetjes met grote ogen laten staan als je dit trucje uit
haalt. Vraag een lege fles aan je moeder, een lucifer en
die kleiner is dan de opening van de fles. Je buigt de lucifer om,
zoals op de tekening, maar je moet ervoor zorgen dat hij net niet
breekt. Leg die lucifer op de hals van de fles, de knoop erop. Dan
vraag je of iemand kans ziet de knoop in de fles te laten verdwij
nen zonder lucifer, knoop of fles aan te raken. Er mag ook niet met
de fles geschud worden. Ndets, helemaal niets. Niemand kan dat na
tuurlijk. Maar jij wel. Je laat een paar druppels water vallen pre-
oies op de plek waar de lucifer is geknakt. En wat gebeurt er? De
lucifer wijkt iets vaneen en de knoop valt in de fles.
die ook Zeeschelp heette. „Ik
hoor Waterliefs stem",
jongeman. „Dat is je verlangen
of het geluid van
de oude man. „Nee, het is mijn
Waterlief. Laten we in de boot
gaan en zien waarheen hij
brengt".
Zij stapten in de boot en de oude
schipper schepte met de holle
hand wat zeewater en goot het
over de voorsteven. Zevenmaal
deed bij dat en toen richtte het
bootje zich vastberaden i
verre einder. Het gezang, dat
•leek op het lied
meermin, werd steeds duidelij
ker en toen zij eindelijk landden
op een klein, onbewoond eiland
herkende beiden de stem: dit
was Waterlief! Zeeschelp vond
haar ongedeerd terug, sloot
haar in de armen en legde het
parelsnoer om haar hals.
Zo licht van geluk waren zij, dat
het scheepje als
het water gleed, terug i
stad. En licht van geluk
de ouders met hun thuiskerende
kinderen. Licht van geluk gin
gen Zeeschelp en Waterlief-met-
het-parelsnoer voortaan samen
door het leven.
De oude schipper wist nu dat hij
nOg een laatste geheim i
water voor Venetië had door
grond: het kon twee gelieven
bijeen brengen.
)p de grote stille heide van de Lemeler-
berg dwaalt weer een herder eenzaam
rond: Jan Ekkelkamp. Hij hoedt dezelfde
schapen die voorganger Gait Wunnink ja
renlang heeft geleid van de stal naar de
heide en van de heide naar de stal.
Waarom kiest men nu dit vak? Nu, in
1972? Een vak dat ouder is dan het begin
van de historie. Dat millennia begon voor
de geboorte van Christus. Dat nooit ver
anderde, al ontdekte de mens het vuur,
de knots en de computer. Een man, een
veld, schapen. Daaromheen, als wisselen
de decors: de striemende wind, de milde
regen, de hete zon, de versluierde zon, de
grauwe hemel, de blauwe hemel, de stilte
van het blad, het geruis van de natuur,
het zingen van de vogels en het zwijgen
van de vogels.
Jan Ekkelkamp zit het is middag, tegen
vier uur m een ongelooflijk klein ka
mertje, koffie te drinken met zijn voor
ganger Gait Wunnink in diens huisje in
Lemelerveld, hartje Overijssel. De con
versatie verloopt in flarden, onverstaan
baar voor iemand die het dialect niet
machtig is.
Jan Ekkelkamp loopt naar de 60: tenger,
een bleek gezicht vol rimpels, in overall,
de pet voor hem op tafel. Hij heeft geen
baard, geen staf, geen lappenkleed van
dierenvellen. Maar hier houdt alle ve-
schil op met die herders van zoveel jaar
geleden.
Met stukjes en beetjes komt het verhaal
eruit. Eigenlijk niks bijzonders, ware het
niet dat het verhaal van elk mens de
moeite van het kennisnemen waard is.
Ekkelkamp woont in een boerderij in Ar-
chen „aan de overkant van de berg".
„Een eigen boerderij. Ik heb altijd met
dieren omgegaan. Maar ik heb de zaak
aan mijn oudste zoon Herman overge
daan. Anders was ik er niet aan begon
nen. Nee, dit is geen tijdelijk baantje".
Vaag klinkt van buiten het huis het bé bé
bé van zijn schapen die vorig jaar de in
zet vormden vr een duel tussen de ge
meente Ommen i een groep minnaars
van pure natuuiDe schaapskudde was
van de gemente die de jaarlijkse kosten
te hoog vond en die daarom de kudde
wilde verkopen en de herder Gait Wun
nink aan de kant zetten. Een spoor
slags opgerichte stichting schaapskudde
„Lemelerberg" vergaarde donateurs en
geld en kocht in een bliksemsveiling zon
der enige concurrentie alle schapen op en
herstelde Gait Wunnink in zijn functie.
Jan Ekkelkamp: „De stichting heeft mij
gevraagd herder te worden, toen Gait in
januari met pensioen ging. Ze konden
nergens iemand vinden. Ik ga nu elke
dag met de fiets van de boerderij naar
de schaapskooi. Er zijn hier ongeveer
honderd schapen.
„Omdat we nu een paar lammetjes hebben
en verwachten kunnen we niet met de
dieren naar buiten. Want dat is geen
doen. Als je nu met de beesten naar de
berg trekt, dan heb je kans dat je met
een lammetje in je armen naar huis
komt. Ik heb gelukkig een goeie hond,
Cheeta." Hij wijst naar buiten waar een
grote, gele gedaante, het eindprodukt van
vele rassen, zich niets aantrekt van het
koude weer en grommend bij de kooi de
aan hem toevertrouwde dieren bewaakt.
Ekkelkamp: „Ik ben helemaal alleen. Mijn
boerderij was 12 hectare. Ik had 16 melk
koeien. Nou neemt Herman de boel over
en heb ik een mooi weekloon bij de stich
ting. Ik heb geen zorgen meer over die
boerderij en dat is ook wat waard".
Zowel Ekkelkamp als Wunning is ingeno
men met het werk van de stichting die
een belangrijke Overijsselse landschaps
attractie niet wilde prijs geven aan de
wetten van vraag en aanbod.
De herder en zijn voorganger kunnen het
economisch proces niet helemaal volgen.
„Waarom wel 100.000 voor een sporthal
en geen 10.000 voor een schaapskooi?".
Was de fabriek niet aantrekkelijker dan het
herderschap?
Ekkelkamp schudt het hoofd: „Nee, dan
heb ik nooit meer buitenlucht. En dat
ben ik nu eenmaal gewend. Kou en regen
daar trek ik me niks van aan. Op de
boerderij was het ook koud en nat. In de
fabriek wil ik van mijn leven niet. Als ik
buiten ben dan denk ik nergens and
aan dan aan de beesten. Dat verveelt H
Je praat met ze en ze begrij
wat je zegt. Ze weten verder heel g
de weg".
Gait: „Ik denk nog beter dan de niei
schaapherder". Ze zwijgen beide m
tenlang, levende monumenten in
landschap dat nog redding biedt aan
die de betonnen cultuur moe zijn. Ek
kamp zegt peinzend, zijn gedachten p:
vend voor hij ze formuleert: „De sc
pen horen bij dit landschap. Ze me
niet verdwijnen. Het is hier zo mooi.
woon hier al mijn leven en ik zi<
tuurlijk niet meer zo. Maar als ik
avonds thuiskom en ik ga zitten
stoel, dan weet ik weer hoe moo
Je kent alle boompjes. Ik heb ei
aan de stad. Daar ben je te veel gel
den. Daar is te veel lawaai."
En dan een actuele noot. „Van miliei
derf merk je hier niks maar in de
wel. Ik ben niet bang dat het hier
steenwoestijn wordt."
Ze gaan naar buiten, de schaapskooi
Een scherpe lucht, gepiep van deu!
De hond Cheeta komt tot nieuw leven
schiet jankend van afwachting heen
weer. De stal heeft het schemerlicht
oude tijden. De spleten toveren licht
de kooi. Jan Ekkelkamp tilt twee la
tjes' op met geroutineerd gebaar,
zacht gemekker. Nauwelijks een pro!
Een nieuwe heer is gekomen. De schi
zijn de eerste die hem geaccepteerd
JAN KOES!