{Wip AL CAPONES rijk was gevestigd op angst, zweet, bloed en tranen Kwart eeuw geleden gestorven ZATERDAG 22 JANUARI 1972 Al Capone „bierbaron, radjah van hef rode licht en koning van de misdaad", zoals het in het oorspronkelijke onderschrift heerte, temidden van een aantal medewerkers, onder wie zijn cdvokaat Michael Ahem (rechts naast hem). Zelden heeft een wet, bedoeld om het volkswelzijn te dienen, zulk een onvoorstelbare golf van misdaad en wetteloosheid losge slagen als de befaamde droog- leggingswet (verbod op verkoop van alcoholische dranken) in de Verenigde Staten van Noord- Amerika. Deze wet werd afge kondigd in 1920 en ingetrokken in 1933. Een tijdsbestek dat be heerst werd door moorden in koelen bloede aan de lopende band en een nimmer aflatende afpersing en omkoperij. Dominante figuur in die jaren was Al Capone, bijgenaamd „Scarface Al", de onbetwiste keizer van de georganiseerde misdaad, die met verbluffende maar puur slechte- genialiteit een monsterlijk rijk grondvestte, dat weliswaar steunde op bloed, angst, zweet en tranen, maar ba ten opleverde van honderden miljoenen harde dollars. Op 25 januari 1947, een kwart eeuw ge leden, blies in een villa te Mia mi een menselijk wrak de laat ste adem uit: Alfonso Capone, oud 48 jaar Algemeen wordt1 aangenomen, dat Al Capone verantwoordelijk is voor meer dan vierhonderd moorden, die alle ongestraft zouden zijn gebleven, ware het niet dat het kwaad zichzelf straft. Al Capones laatste le vensjaren zijn een hel geweest. Zijn lichaam, aangevreten door de gevolgen van de afschuwelij ke lues, was goeddeels verlamd. Het eens zo geniale brein, ge teisterd door dezelfde ziekte, had tenslotte niet meer bevat tingsvermogen dan dat van een taterend kind. Dodelijk gevaar Niets is een dodelijker gevaar voor de samenleving dan de combinatie van misdadigheid. genialiteit honger naar macht en naar geldelijk gewin. Al Capone had die honger. Hij was wreed en grillig als een Hunnenvorst, soms genereus als een wat ma- kabere Sinterklaas, even onaan gedaan als monsieur Sanson, de beul van de Franse revolutie, maar hij placht eerbiedig zijn hand op zijn hart te leggen als hij langs een kerk kwam. Als rechtgeaard Napolitaan was hij een groot minnaar van de opera en Henrico Caruso was zijn geliefde zanger. Mussolini bewon derde hij zeer. In zijn grappen was hij kinderlijk en onderont wikkeld: hij vond het leuk klap- sigaren uit te delen of dikke mensen onverwacht op hun maag te stompen, zodat zij, naar adem snakkend, dubbel klapten. Hij hield van spelen, maar kon niet tegen verlies; zijn tegenspe lers waren altijd wel zo verstan dig hem te laten winnen. Hij had een renpaard dat eens bij een race met een halve lengte achterstand tweede werd. Hij kocht de jury om, zodat zijn paard toch als eerste uitgeroe pen werd, want wie durfde Al Capone te weerstaan? Als hij iemand mocht, stuurde hij hem naar zijn kleermaker om zich op zijn kosten twaalf kos tuums te laten aanmeten. Hij be stelde zijn kostuums zelf ook al tijd per dozijn en hij droeg uit sluitend op maat gemaakt zijden ondergoed. Hij kon zeer scheutig met fooien zijn, want hij was graag populair bij het publiek. Hij was dan ook bijzonder popu lair. Overal waar hij kwam werd hij luidruchtig toegejuicht. Dit is bepaald geen staatsie foto, maar een officiële op name van de politiefolograaf, na Al Capones val. Waarschijnlijk een zelfde soort populariteit als waarin die ande re befaamde bandiet, Jesse Ja mes, zich mocht verheugen: be rustend op een merkwaardig mengsel van angst, ontzag, be hoefte aan heldenverering en het vage idee te maken te hebben met een soort Robin Hood, die onpopulaire gevestigde machten tart. Genie Maar zijn meest opvallende ei genschap blijft zijn emotieloze wreedheid, die hij overigens ge meen had met zijn collega's in de grote misdaad. In feite is dit geen eigenschap, maar juist het ontbreken daarvan: het totale onvermogen om een ander mens als mens te herkennen. Al deze bendeleiders waren of zijn in diepste wezen volstrekte egocen- tnei met hooguit een vaag ge voel van kameraadschap. Al Capone had wel iets meer dan zijn medegangsters: hij was een genie. Hij zag mogelijkhe den, die anderen niet zagen; hij zag de zwakheden bij anderen, die hem tot voordeel strekten en hij zag hoe een goed fungerende organisatie opgebouwd moest worden. Daarom werd hij de grootste van allen. De grootste misdadiger wel te verstaan. Hij had bovendien het geluk, dat hij in het Chicago van het begin van de jaren tuintig, zijn tafel tje gedekt en gespreid vond. Alfonso Capone werd 17 januari 1899 in Napels geboren. Toen hij nog kind was, emigreerden zijn ouders naar de VS en streken in New York neer. Zijn latere ge nialiteit is duidelijk niet op school ontwikkeld, want in de vierde klas liep hij weg en hij bracht zijn tijd verder door op straat en in goktenten. Hij moet zich goed hebben kunnen hand haven, want hij was groot, sterk en brutaal. Pas later zou hij dat pafferige krijgen, dat, met zijn wat luguber, onbewogen en gete kend gezicht zijn voornaamste uiterlijk kenmerk vormde. Het litteken liep hij op zestienjarige leeftijd op, toen een woedende kapper hem een jaap met zijn scheermes gaf omdat hij vóór alle anderen geholpen wenste te worden. Adjudant In ieder geval was hij opvallend genoeg om de aandacht te trek ken van de oplichter Johnny Torrio, die hem gebruikte als adjudant voor vuile zaakjes. Een combinatie die verbroken werd, toen Torrio in 1915 naar Chicago ging en daar snel car rière maakte Chicago had, als bijna iedere andere grote Amerikaanse stad, een opgewekt bendewezen. De verschillende gangs bemoeiden zich weinig met elkaar zolang ze maar niet op eikaars terrein kwamen. „Diamond", of „Big" Jim Colosimo was aanvoerder van één zo'n bende. Zijn favo riet arbeidsterrein was gokten ten en bordelen. Maar toen op 10 januari 1920 Amerika werd „drooggelegd", brak de hel los. Onmiddellijk begrepen de bende leiders dat er heel wat te ver dienen viel met smokkel, klah- destien stoken en in het geniep brouwen. Het was uit met de ge wapende vrede. De gangs stort ten zich op het nieuwe vloeibare goud en het duurde niet lang of de gangsteroorlog was volop aan de gang. Colosimo zou Colosimo niet zijn als hij zich ook niet ging be moeien met de nieuwe, onge dachte bron van inkomsten. Maar het organiseren van dranksmokkel met zijn klandes- tiene stokerijen en brouwerijen, het leggen van veilige aanvoer- wegen, het vestigen van een dis tributienet en van „speakea sies" (geheime gelegenheden waar drank geschonken werd) was echt wel wat anders dan het manipuleren met goktenten en bordelen. Hij zocht een com pagnon, die deze zaken wat be ter te lijf kon gaan en vond die in de figuur van John Torrio, de vroegere „gabber" van Al Capo ne in Brooklyn. Torrio was eer- en geldzuchtig genoeg om te be seffen, dat de niet bijster piente re Diamond Jim Colosimo een sta-in-de-weg was. Hij besloot deze kwestie voortvarend aan te pakken en op een goede dag kreeg Colosimo een kogel in zijn hoofd. Torrio was de baas. Maar toen kwam Torrio in moeilijkheden. De gangsteroor log was inmiddels in volle gang. Er ging in Chicago nagenoeg geen dag voorbij of schoten knalden en mensen vielen bloedend op het plaveisel. Tor- rio's voornaamste concurrent in de strijd om de afzetgebieden was de Ierse bende van Dion O'Banion en om deze strijd in zijn voordeel te beslechten had ook hij behoefte aan een com pagnon en toen herinnerde hij zich zijn vroegere maat in Brook lyn, de inmiddels meerderjarig geworden Al Capone, die ijlings uit New York naar Chicago overkwam. De keuze bleek uitermate geluk kig. Met scherp oog en verstand zag de jonge Capone waar de mogelijkheden lagen en hoe ze te gebruiken. Van dat moment af kwam Chicago in de greep van een omkoperij, corruptie en ter reur, die in de gehele criminele geschiedenis zijn weerga niet had. Torrio en Capone ontwier pen een feilloos werkend distri butiesysteem, stichtten een paar honderd stokerijen en brouwerij en en zorgden voor talloze gele genheden. waar de dorstige Amerikaan, tegen flinke betaling natuurlijk, zijn behoefte aan een borrel bevredigen kon. Heel dit systeem werd afdoende be schermd door een ander sy steem: omkoperij. „Ik heb alle sloebers omge kocht", placht Al Capone te zeg gen, „van de agent op de straat hoek tot de heren in het stad huis...". Hij overdreef niet; het wis zo. Men kon zich afvragen hoe dat alles mogeljk was. liet antwoord is tweeledig. Enerzijds werd hij, die niet omgekocht wilde worden eenvoudig uit de weg geruimd. Op die manier stierven er in het Chicago van het begin van de jaren twintg énige vooraanstaande burgers een onverwachte dood. Iedereen die nadien benaderd werd, keek wel heel goed uit. Bovendien, Al Capone was ook gul als het nodig was. Ander zijds was de zo ideeèl bedoelde droogleggingswet uitermate ge haat. Het publiek vermocht een overtreding van die wet niet te zien als een misdaad. AI Capone zag hei ook zo: „De Amerika nen willen gokken, vrouwen en drinken en ik zorg ervoor dot ze dat kunnen...". Hij beschouwde zichzelf als een soort weldoener en zo deden ook veel Amerika nen, temeer omdat hij nogal eens scholen, weeshuizen en openbare instellingen van het nodige voor zag. Ze vergaten dan wel, dat dezelfde weldoener talloze be drijven grote sommen afperste in ruil voor „bescherming". Genadeloos Genadelozer en minder subtiel verliep de strijd met de concur rerende benden. Daarin werd geen pardon gevraagd of gege ven. In 1924 werd voornaamste concurrent Dion O'Banion in z'n bloemenzaak doodgeschoten. Maar de ergste moordpartj had plaats op Volentijndug 1927, toen bijna de gehele Bugs Moran- bende (zeven man) in een gara ge door als politiemannen ver momde handlangers met machi negeweren werd neergeschoten. Moran ontsprong bij toeval de dans. In het geval Dion O'Banion bleef de wraak niet uit. Enige weken na de moord op Dion, werd Torrio vol lood gepompt. Hij overleefde het, maar vond het raadzamer zich uit zaken te rug te trekken en naar zijn va derland, Italié, terug te keren. Al Capone was alleenheerser. Onbeperkt heeft Al Capone tot 1929 geheerst, zich bezig hou dend met alle soorten misdaad in het groot. En juist toen hij was gaan inzien dat samenwer king met de andere grote gangs profijtelijker zou zijn dan oor log, kondigde zich de voorbode 'Staatsiefoto' van Al Capone op hel lopunl van zijn macht. van zijn definitieve val aan. Op doorreis van Atlantic City naar Chicago, werd hij in Philadel phia aangehouden, gefouilleerd cn van verboden wapenbezit be schuldigd. En nu gebeurde er iets, dat Al Capone in zijn loop baan nog niet had meegemaakt: niemand was om te kopen: hij werd tot een jaar gevangenis straf veroordeeld. Zijn definitie ve val kwam twee jaar later in 1931. Wegens ontduiking van be lasting werd hij in 1931 tol elf jaar veroordeeld. Acht jaar daar- van zat hij uit in de bekende ci- landgevangenis Alcutraz. waar hij zich voorbeeldig gedroeg cn mandoline leerde spelen. Ziek en half verlamd werd hij in 1939 vrijgelaten. Zes jaar leefde hij in voortdurende angst voor zijn leven in Florida om op 25 janua ri 1947 in Miami te sterven. Hij werd begraven in Chicago, lussen zijn dode collega's en slachtoffers. Slechts veertig mensen woonden de zeer korte uitvaartplechtigheid bi). Om Al Capone werd niet ge treurd. Behalve dan door zijn Ierse vrouw Mae cn zijn zoon Sunny. Voor beiden had hij al tijd de grootste zorg. Dit blijkt ook wel uit de, in zijn solidari teit aandoenlijke omschrijving, die zijn vrouw Mae eens gul: „Hij is misschien een slecht mens, maar voor mij is hij een goede man...". A. VAN GRINSVI N Al Capones populariteit was onmiskenbaar. Politici en bascballspelers haastten zich hem eer te betuigen als hij in het openbaar verscheen. Naast hem zijn zoontje Sonny. Vaag is het P'teken te zien dat hem de bijnaam „Scarface Al' bezorgde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 13