We mogen niet afzakken tot het niveau van Scheveningen WIJ, HEREN VAN ZICHEM (3) PAGINA 6 LEIDSE COURANT DINSDAG 4 JANUARI 1972 „Ik kan u niet uit mijn gedachten zetten, Marie- ke", zucht hij smachtend, „Dat gaat over", glimlacht zij. Wat is ze mooi en zuiver als ze hem zo toelacht! „Ga u toch niet begraven achter die kloostermuren". „Begraven?" Nee hoor. ,,'k Zal wat anders te doen hebben". „Ik zie u zo geren, Marieke." Het meisje is V toch ook even ontroerd bij die woorden. „Ik - zie u ook geren, Fons, maar... anders. Anders jongen". Doodongelukkig loopt de boerenzoon nog een tijdje zwijgend naast haar. Ze komen aan het huis van de koster, waarin hei-berg en winkel gehouden wordt. Marieke blijft staan en beziet de jongen nog even met haar serene glimlach op de lippen. „Mijn leven is in uw handen, zelle, Marieke! Ik neem niemand an ders. Nooit!" Zonder een zweem van ironie antwoordt het meisje: „Ik ook niet, Fons, nooit!" Fons meent ontroering in haar stem te ontwaren. Maar vlak daarop roept ze zake lijk, terwijl ze de winkel van haar vader bin nenstapt: „Blijf maar! Ik ben het!" Fons trekt mee naar binnen om enkele pakjes bloe- menzaad te kopen Haar nog een paar minu ten zien! Leiden Ook de gemeente Leiden is, bezield van de beste voornemens, aan het nieuwe jaar 1972 begonnen. Traditiegetrouw werd daaraan een officieel tintje gegeven: een nieuwjaarsspeech (een mengeling van Kloris en Roosje-achtige terugblikken en dapper opgestelde verwach tingen) van de burgemeester, een wederwoord van het langstzittend raadslid en 'een gedempt-vrolijke receptie in de Burgerzaal. Een ver rassing was ditmaal het wederwoord, dat niet door de heer Portheine werd uitgesproken. De heer Portheine en zijn fractiegenote mej. Kap- peijne v. d. Coppello zaten namelijk op hoger niveau in 's lands vergaderzaal waar de Tweede Kamer volop in de begrotingen verzeild is geraakt. De gelegenheid, nu ook eens wat te kunnen zeggen, werd dankbaar benut door de socialistische voorman Van Aken, die zei niet namens de raad te kunnen spreken omdat daarover geen overleg was gepleegd. De heer Van Aken sprak helemaal namens zichzelf en in den brede. Hij maakte er zowaar een soort alternatieve nieuwjaarsrede van die in lengte die van burgemeester Vis benaderde en dat was al hèèl wat. Van Aken zou het op prijs stellen als het volgend jaar de burgerij meer in dit nieuwjaars gebeur en betrokken zou worden, b.v. door het uitnodigen van een aantal „stille werkers" (verenigingsbestuurders, mensen van het jeugdwerk, de sport, clubhuizen, uit de wij ken enz.). Ook zou hij graag van het college een evaluatievan de begrotingsbehandeling tegemoetzien. Toen Van Aken eindelijk had „ge- retiprocheerd" was zijn speech later ter receptie het onderwerp van gesprek. Maar of men een herhaling van deze gedachtenontwikkeling elk jaar tegemoet ziet, wagen wij te betwijfelen. Tenslotte schoof een lange rij raadsleden (sommige met dames), ambtenaren, vertegen woordigers van Leidse instanties, de Koksschool, politie, brandweer, middenstand, en zo meer langs mevrouw en burgemeester Vis en de wethoudersechtparen. Menig glas werd geheven en de zoutjes waren al gauw op. De stadhuisdeur boven de monumentale Breestraattrap bleef dicht. De Leidse burgers van de zwijgende massa stonden er trouwens niet voor te dringen. Misschien staat dat het volgend jaar te wachten als de heer Van Aken zijn zin krijgt. Avonds zit Wannes Raps aan de haard bij de Witte weer te vertellen van de groene jager. Ook de broers van de Witte, Hein en Sepke, zijn zuster Liza en de ouders Mette en Trees luisteren naar de oude stroper. Als Wannes aan de episode gekomen is waar het groene spook hem met zijn groene glasogen, zwijgend stond aan te staren en Wannes toch de moed opbracht de verschijning te vragen wat hij „godome" van hem moest hebben, huivert ie dereen. Na de slotzin, die onveranderlijk luidt: „En met een krijs was de groene weg en het stonk een uur in 't ronde naar solfer en pek", blijft een zware stilte hangen. Totdat het avondgebed wordt ingezet. En zie, daar Midden begint Wannes plotseling te huilen als een kind. Hij zou morgen, samen met de familie, toch zo geren eens tot Ons Heer gaan in de Communie... Nu het toch hoogdag is. Hij snikt erbij. Ze staan allemaal beduusd. De ruige landloper is sedert zijn eerste communie nooit meer in een kerk geweest en zie hem daar nu eens staan. „Dan zult ge eerst moeten gaan biechten zelle, Wannes!" Dat weet Wannes. Maar niet bij de pastoor. Pastoors deugen Bemardus staat daar! Helemaal i niet. Maar hij wil wel naar Diest gaan biech ten, bij dat goeie paterke Bernardus, dat hem twintig jaar geleden eens verzorgd heeft, toen hij uitgeput langs de weg lag. Dat paterke is al lang dood, maar de ouders van de Witte zeggen het Wannes niet. Hoofdzaak is, hem in de kerk te krijgen. Iedere pater zal daar voor hem wel pater Bernardus zijn. Na twintig jaar! Wannes moet zijn stinkende lorren dan toch eerst maar eens uittrekken, zich eens flink wassen in de schuur en, gekleed in de spullen die ze voor hem bijeenzamelen, morgen heel vroeg naar Diest trekken. „Merci", zegt Wannes deemoedig. de nacht wordt hij wakker. Hij ijlt denkt dat het al tijd is. Hij bekijkt even met verbazing het „nieuwe pak" dat hij al aan heeft, staat op en trekt de nacht in, dwars door de bossen. De maan schijnt. Maar haar licht is zo vreemd dunkt het hem. 't Zou nu wel te klaar zijn om te stropen of om pa ling te poeren. Nee, daar mag hij nu niet aan denken! Flink doorstappen, dat moet hij. Maar wat heeft hij nu weer? Hij valt daar nu letterlijk tegen die boom! Even gaan zitten! Even op adem komen! En zich voorbereiden op de biecht. Godome, toch! 't Zal moeilijk gaan, zelle. „Onze vader... onze vader... di$ in de hemelen zijt... vergeef ons onze schulden,..' Dat is alles wat hij nog kent van zijn gebe den. Wat zal pater Bernardus daarvan zeg-' gen? Maar zie daar! Pater. Bernardus staat daar! Helemaal in het wit en zwevend in een hemelse klaarte! „God, pater, wat ben ik blij. Ik ken u nog, zelle!" „Ik u ook, zelle, Wan nes", zegt Pater Bernardus heel zachtjes. „Wat doet ge zo laat in het bos?" „Naar u toe komen om te biechten, 'k moet naar 't Zu- zement, pater. Ze hebben me gepakt, 'k Moet naar 't Groot Tribunaal en 'k heb schrik". „Hebt ge zoveel op uw lever?" „Ja, zelle! Ho.o.o.! Van alles. Na zoveel jaren." „Kent ge nog al uw gebeden?" Daar hebt ge't. „Nee-ee..." zucht de stroper deemoedig. Het witte gelaat van de verschijning begint te ver vagen. Wannes voelt dat hij zich moet haas ten. Hij vraagt gauw of hij na zijn biecht, nog naar de hel moet. Zacht als het suizen van de wind in de dennebomen komt het antwoord: „Ge moogt met mij meekomen. Wannes" Wannes huppelt met de pater mee. Het is hem zo vrolijk te moede... De hemel! Maar het wordt plotseling erg donker in het bos... 's Morgens vinden ze het lijk van Wannes tegen een zandheuveltje. Tot grote ontsteltenis van Rozelien, de bazige meid van de pastoor, die door de smid „Me neer de Deken" genoemd wordt, en tot erger nis van de autoritaire boer Coene en van en kele andere weldenkende parochianen, kondigt pastoor die zondag onder de hoogmis aan, dat Wannes Raps een plechtige uitvaart zal krij gen, om tien uur. Met vier priesters! De bra ve dorpspastoor onderneemt graag iets buiten gewoons, iets dat ophef maakt. Rozelien poogt hem dan ook vruchteloos van zijn roekeloos voornemen af te brengen. „Zonder uw bis schop te raadplegen, meneer pastoor! Zo'n geus, die nooit of nooit zijn Pasen hield! Die zeker naar de hel is!" „Zo'n dompelaar stu ren ze niet naar de hel, Rozelien", vaart de pastoor uit. „Denkt gij soms God de Vader te zijn?" „Wij, heren van Zichem" door Maurits Balfoort naar vertellingen van Ernest Claus, Standaard Uitgeverij Antwer pen/Utrecht. Noordwijks burgemeester: Noordwijk Al vele jaren kampte men in Noordwijk met het probleem om het in tal en last groeiende ambtenarenkorps op de traditionele nieuwjaarsre ceptie van het college van b. en w. te ontvangen. De raadszaal was daar veel te klein voor, men stond daar mannetje aan mannetje en de rest verdrong elkaar op trappen en portalen. Daarom was het een goede ge dachte om deze keer de bijeen komst te houden in het dorps huis „De Kuip" dat langzamer hand toch al een dependance van het raadhuis is geworden. In dit royale centrum vonden ambtenaren, politie, brandweer, en ander gemeentepersoneel, versterkt met een groot aantal raadsleden, een uitstekende ac commodatie. Aan het begin van zijn nieuwjaarsrede zei burge meester mr. J. M. Bonnike het te betreuren, dat wethouder Den Otter door ziekte niet aan wezig kon zijn. In een overzicht van het gemeentelijk wel en wee, vestigde de burgemeester de aandacht op de financie ringsmoeilijkheden, waarmede de gemeente het afgelopen jaar te kampen had gehad en veel achterwege moest blijven wat men graag had gedaan. Een voorbeeld daarvan is het voor de schooljeugd zo broodnodige Bedijnpad waarmede een be drag van 35.000 is gemoeid en dat nog steeds niet tot stand kon komen. Ook de scholenbouw in Boerenburg vervult het ge meentebestuur met grote zorg.. Er waren in het afgelopen jaar 336 kinderen geboren en dit had 'n geboorteoverschot van 171 op geleverd. Kwam' de burgemees ter vorig jaar in zijn beschou wing over het bevolkingsverloop tot de wat sombere constatering, dat Noordwijk blijkbaar voor vrouwen minder aantrekkelijk was, deze keer liet de burgerva der een heel wat optimistischer geluid horen. Noordwijk is de gemeente met de gelukkige hu welijken. Op de ruim driehon derd paren, die in 1971 in de hü- welijksboot waren gestapt, wer den namelijk slechts negen echtscheidingen ingeschreven, dus minder dan 3%. Uit de van zelfsprekend nog voorlopige cij fers bleek verder, dat het inwo nertal der gemeente de 22.000 dicht genaderd is. Zeer behartenswaardige woorden wijdde de burgemeester aan de situatie van de badplaats: „Wij zullen hard moeten lopen om onze positie als badplaats te handhaven. Honderd jaar gele den waren pioniers bezig om deze badplaats te stichten en op ons rust thans de taak om sa men met het particulier initia tief, haar te vernieuwen. De sluiting van het Rembrandt Ho tel is een teken aan de wand. Er zijn echter nog mensen die in de toekomst van de bad plaats geloven. Hun initiatieven dienen wij te stimuleren. Ge meenteraad en provincie zullen nieuwe attractieve, estetische en rendabele plannen moeten steu nen en de indieners niet door een steriel formalisme wegja gen. Stimuleren wij deze initia tieven niet", aldus burgemees ter Bonnike, „dan zal de bad-» plaats afzakken tot het niveau van bijvoorbeeld Scheveniji? gen". In het vervolg van zijn rede pleitte de burgemeester voor een nieuw regionaal den ken. Dit behelst niet zonder meer het aanvaarden van het axioma gewest, maar veeleer het zelf vinden van nieuwe we gen. Lucky Luke De Postkoets a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 6