G. F. Blansjaar: „Men
legt niet gauw f 100
neer voor anteik"
Wandelgebied: 't loopt wel los
an de Reus maakt
zeven kruisjes vol
achter de fruitkar
Stad en omgeving
BOKKING NIET DAGELUKS IN VOORRAAD
Ik ben in principe
tegen oud en nieuw
door elkaar gebruikt
PAGINA 3
DONDERDAG 4 NOVEMBER 1971
LEIDSE COURANT
LEIDEN Na een week
wandelgebied, loopt het al
lemaal nogal los in Leiden.
De weggebruikers blijken
gewend te raken aan de
nieuwe verkeerssituaties-
Het enige zwakke punt in
de nieuwe regeling is, dat
de nieuwe toestand vaak
nog op te provisorische
wijze is aangegeven.
Nog de dag nadat de gemeente
raad besloten had, een voetgan
gersdomein in te stellen in een
deel van de Leidse binnenstad,
begonnen gemeente-werklieden
met het treffen van voorberei
dende werkzaamheden: bevesti
gen en verwijderen van ver
keersborden, verplaatsen van
verkeerslichten en leggen van
verkeersgeleiders en -drempels.
Soms moesten hele stukken rij
weg herbestraat worden. Dat al
les maakte de warwinkel niet
overzichtelijker en met onwaar
schijnlijke hardnekkigheid reden
automobilisten de eerste dagen
de (afgesloten) Steenstraat in of
langs de bebouwing van de
Beestenmarkt. Nu slijt „ouder
gewoonte"; men past zich aan.
Maar de gemeente heeft de han
den vol aan de praktische uit
werking van de schone theorie.
Verkeersdeskundigen en ambte
naren zijn de hele dag op
straat, speurend naar vreemde
gebeurtenissen. Naar aanleiding
van het verkeersgedrag van au
tomobilisten e.a. hebben zij al
heel wat oneffenheden ontdekt.
Zo blijkt, dat de inrit naar de
parkeergelegenheid aan de
Beestenmarkt verlegd moet
worden. Maar elk van die ont
dekkingen die doorgaans wel
een zekere urgentie heeft
heeft tot gevolg dat er opnieuw
een karweitje geïmproviseerd
moet worden tussen de procedu
re, die men voor de totale cam
pagne had uitgezet. Daarbij
komt, dat men rekening moet
houden met het verkeer: als er
op teveel plaatsen te gelijk aan
de weg vertimmerd wordt, loopt
het verkeer vast. Wanneer de
mensen, die het werk moeten
uitvoeren niet door het verkeer
worden gehinderd, werkt dat de
De hele stroomlijning van het verkeer mag maar 150.000,- kosten. De
ter tussendoor steeds de noodzaak vast van nieuwe postjes „oi
plaatsje op de Beestenmarkt.
iEIDEN Nooit is de behoefte aan een tierlantijntje z
groo. geweest als in deze recht-affe wereld van kil be
ton, glas, welvaart, aluminium en asfalt. Nooit heef!
men zich feller afgezet tegen die goeie, ouwe tijd, die
nou toch ook niet zó goed was. Maar nooit eerder is de
:ashunkering naar een souvenir uit die dagen zó algemeen
geweest dat er een levendige handel gedreven kon wor
den in wat wordt aangeduid als „antiek".
Is Leiden, de „antieke stad", wel een antiek-stad zoals
vergelijkbare plaatsen als Delft, Haarlem of Amers
foort?
Het is niet zo gemakkelijk om
antiekhandelaar te zijn in Lei-
en 1 den. Ze leggen hier niet zo ge-
I makkelijk honderd gulden neer.
{Nou ja: een schilderij voor hon-
Fderd piek, een Haagse Schooltje
wat daar voor doorgaat, dat
'kan nog De stad is te arm",
ht is de ervaring van de heer G.
F. Blansjaar, die nu 26 jaar een
antiekwinkel drijft aan de Ho-
;ewoerd. Een schilderijtje, dat
:an er mee door. Naar een kris-
allen karafje, een porceleinen
,.,ford, een klokje of een stukje
ook nog wel vraag.
Haar de meubelen en grotere
nuzi tukken gaan moeilijk van de
ujts land.
eld.
Aweet niet precies, hoe dat in
Kri ergelijkbare steden gaat. Maar
(S p veilingen merk ik wel, dat ze
veel duurder inkopen. Ik
erkoop -^elf ook wel aan hande
aren en mijn prijs gaat dan ge-
nog een keertje over de
SVe
V i de eerste wereldoorlog ging ik
n k het m'n mandje fruit de duinen
uat:11- Daar scharrelde ik dan rond
'ij de soldaten, die m'n appels
me peren kochten. Ik vroeg vijf
ai23ftnt voor een appel of een peer.
^lat was je reinste uitzuigerij,
»ant ik kocht een hele kilo voor
Imper drie cent. Maar ja, als
k aan 't verkopen was, dan
kop. Er gaat van mij een hoop
naar koopmensen in Den Haag,
Haarlem en Amsterdam. Is er
vraag naar een bepaald soort
dingen, dan kan ik ze gerust
een paar maanden hier laten
staan. Dan verkoop ik het later
alleen maar voor méér
Blansjaar, in 1912 in de Pancras-
steeg te Leiden geboren als
zoon van een wever bij Zaal
berg, kreeg een opleiding tot
kleermaker. Twintig jaar was
hij eigen baas en sneed hij cos-
tuums naar maat in een pandje
tegenover het venduhuis der no
tarissen aan de Hogewoerd. Hij
bleek niet geheel verstoken van
artistieke aanleg, „had altijd al
gevoel en belangstelling voor
die oude dingen. En ik wil
graag alles weten", vertelt hij
over die tijd. „Ik liep wel eens
naar de overkant en kocht toen
ook wel eens wat. Maar ik had
drie kinderen. En we hebben
het zwaar gehad".
„Mijn antiekzaak is uit een hob-
jes hier kwamen vroeger veel
liefhebberij gebleven. Op de
eerste plaats wel om al dat
mooie. Ik ga veel naar veilin
gen om te zien, wat ze er heb
ben. Ik geniet maar ik kom ook
nooit zonder iets thuis. Je moet
er wel afstand van kunnen
doen, al is het nog zo mooi.
Want je doet er de klant een
plezier mee maar je hebt toch
ook weer geld nodig om nieuw
te kunnen kopen?"
Het is moeilijk om aan antiek te
komen. „Het meeste goed komt
van de veilingen. Leiden als
„vindplaats" van antieke spul
len, dat is geweest. Uit die hof
jes hier kwamen vroeger beel
tegeltjes, oud aardewerk en ka-
rafjes uit grootmoeders tijd.
Maar ik geloof niet, dat je er
nu nog veel vindt: da's allemaal
afgestroopt. Groningen, Fries
land, Twente en Achterhoek en,
niet te vergeten, Zeeland waren
vroeger belangrijke bronnen.
Nu zijn de prijzen daar nog ho
ger dan hier. De mensen uit
Arnhem komen in Den Haag op
de veiling. Die toestand werkt
het bedrog in de hand. Soms
worden er reizende veilingen
gehouden. Dan huren ze een vil
la af, die inmiddels óók onder
hands verkocht wordt. Maar
dan moet je helemaal goed uit-
Overigens laten de mensen zich
graag bedotten. Als ze 'n kope
ren kan willen hebben, een tin
nen lepel of een kandelaar, dan
gaan ze af op de stand van de
winkelstraat. Ze kopen er soms
voor veertig gulden, wat ze bij
een van de grote warenhuizen
voor goed een tientje kunnen
krijgen: voorwerpen, die soms
pijnlijk-nauwkeurige imitaties
zijn van oude gebruiksvoorwer
pen. Een deuk is vaak de enige
garantie voor de echtheid.
,,'n Deuk meer of minder zegt
niks" meent Blansjaar. „Zo'n ko
peren kannetje moet geleefd heb
ben dan mag het ook nog eens
een beetje sleets zijn maar
dat zie je aan de diepe glans.
Voor die namaak gebruiken ze
vaak gewoon latoenkoper.
Klanten hebben soms nogal wat
pretenties. Komen ze een schil
derijtje kopen, dan hebben ze
al een bepaald idee in hun
hoofd: ben stilleven. Met een
bord. Maar dan moeten er wel
een paar bokkingen op liggen.
En dóór kan ik niet voor zor
gen.
Maar als ik iets verkoop dan ga
ik niet zeggen dat het oud is,
als het dat niet is. Daarom ben
ik er in principe tegen, oud en
nieuw door elkaar in mijn win
kel te leggen. Overigeais: wat is
eigenlijk antiek? „Grootmoeders
tijd" wordt veel gevraagd, of
Jugendstil. Maar zelfs Rozen-
burg-porcelein dat is Haags
is erg duur omdat de fabriek
er niet meer is".
JAN BAKKER
zakte ik altijd een beetje door
de knieën en tussen m'n benen
door jatten die soldaten m'n ap
pelen en peren weg. Daarom
moest ik wel een fikse prijs re
kenen". Jan de Reus, vorige
week zeventig jaar geworden,
laat zien hoe dat ging. Hij praat
voor de vuist weg, maar zo af
en toe staat hij op om even dui
delijk te onderstrepen hoe dat
wel precies ging. Jan de Reus,
wie kent hem niet in Katwijk.
Zelf een geboren en getogen
„Katteker", heeft hij van alles
bij de hand gehad. Maar al gauw
had hij door dat de handel hem
door 't bloed stroomde en van
deze gave heeft hij een dank
baar gebruik gemaakt.
wie
jam koopt
wil f r uit
teven
TIJDELIJK 1.81
Kt vaker
PAAfrtDEIHAKER
kleurstof en conserveermidde.
Gezien z'n leeftijd doet hij het de
laatste jaren wat kalmer aan.
Niet meer elke dag de straat op
met z'n fruit. Dinsdag, vrijdag
en zaterdag is hij nog op de
been. Al 42 jaar lang brengt hij
de vruchten aan de vrouw en de
man en „als ik gezond mag blij
ven ga ik tot m'n 45-jarig jubi
leum door..".
„Hand- en stóóóófperen", klinkt
het keihard door de Katwijkse
straten. Hij schreeuwt niet, hij
brult, zeggen z'n klanten. „Dat
zijn péren, dat zijn péren, die
zijn kasvorrót't Klinkt als
een anti-reclame, maar de huis
vrouwen weten wel beter. Zo zij
z'n schreeuw boven horen, ko
men ze er van alle kanten aan.
Dat het „kasverrot" maar een
grapje is, weten ze wel. Jan zit
vol grapjes.
De reus doet een beste handel en
hij is doodeerlijk. Ook dat weet
iedereen. Er is geen centje
zwendel bij. Daarom hield hij
het voor één gulden twintig,
„De bananen werden verkocht
voor een gulden de kilo, ik deed
het voor een hulen twintig,
maar bij mij kregen ze ook een
echte kilo".
Praatstoel
Jan de Reus is pas goed op z'n
praatstoel als hij een brandende
pijp in de mond heeft en een
glas jénever (niet puur) naast
hem. Het begon allemaal toen
hij „Ik was een jaar of acht")
in 't winkeltje van de toenmali
ge dames Wagemans (bijge
naamd de Wijfjes) een toverlan
taarn met wat plaatjes gekocht
voor een daalder. 's-Avonds
stond te lezen dat er een voor
stelling van lichtbeelden werd
gegeven. De kinderen kwamen
overal vandaan en binnen een
paar dagen had Jan een aardige
cent verdiend. Er kwam een
tweede toverlantaarn bij en de
entree werd verhoogd tot twee
cent.
„M'n vader was visser en in die
tijd kon mijn moeder best wat
extra geld gebruiken", zegt Jan
de Reus, die op 10-jarige leeftijd
van school afkwam en op de
gasfabriek ging, werken van 's-
morgens vroeg (6 uur) tot 's-A
vonds laat (7 uur) voor een gul
den in de week.
„Bij Lammens ging Ik dan een
.ompoes halen en dan naar
Driebergen (De slagerij in de
tramstraat is er nog) voor een
halve meter worst voor een cent
of drie. Dan nog een pakje siga
retten (merk Fez) van drie cent
en dan had ik nog een cent
over. Want van die gulden
kreeg ik een dubbeltje. Na tien
weken had ik een extra dubbel
tje opgespaard en dus een extra
rantsoen.
Later ging Jan weer naar school
maar dat duurde maar kort.
Meester Kraal en Tjebbes en
De Knoedel" genoten s'echts
kort van de eer om Jan de
Reus tot hun leerlingen te mo
gen rekenen. Loopiongen bij de
toenmalige Kees Ouwehand ge
vestigd in het pand waarin nu
Jamin zit was de volgende
.ap. Hij betaalde drie en een
halve gulden per week plus een
handvol pinda's. D'r moest ge
werkt worden weet De Reus
zich te herinneren. Om half
acht beginnen tot 9 uur 's-a-
vonds en zaterdag tot 10 uur.
Dan nog winkel opruimen en
rekken bijvullen.
Met pinksteren nam ik de kuiten
en ging varen bij Thomas Hase-
noot op de Kw 59 tot half no
vember. Tweeëntwintig weken
varen leverde mij ongeveer
4.50 per week op en de kost
vrij. Die kost? De ene dag brui
ne bonen met spek en de vol
gende spek en bruine bonen.
Rijst met bier en hopen gebak
ken haringen".Dat was varen zo
omstreeks 1917/1918.
Nog even terug bij de soldaten in
dt; tweede wereldoorlog. Ik
haalde er balen kuch vandaan.
Dat gooiden ze 'toch weg. Ik
verkocht het voor varkensvoer.
Ook vingen ze daar ratten. Ik
zei geef mij ze maar. Wat doe
je d'r mee vroegen ze dan.
Weggooien in 't kanaal. Maar
dat laatste was mooi niet waar.
Ik ging er mee naar de politie
waar ik een dubbeltje per rat
ving. Wisten die soldaten
veel...." Als kleine jongen ver
diende Jan de Reus vaak meer
als zijn vader de vissersman.
Toch kon Jan de Reus de ree
niet direkt vaarwel ze°"en. Hij
kwam zelfs nog enige tiid op de
koopvaardij terecht. Ook toen
hij in Warmond werkte maakte
hij nog enkele reizen.
Een keerpunt in Jans leven was
tod* hij in 1929 ontslag kreeg.
Hij en z'n mede lotgenoten kre
gen een dag extra uitbetaald
om een andere baas te zoeken.
Dat beleefden ze niet meer. Ik had
schoon genoeg van bazen. Er
werd een handkar gehuurd voor
een gulden per week en daar-
ging ik fruit mee venten. Na ze
ven weken had ik het door: ze
ven gulden uitgeven voor het
huren van een handkar en er
was nog geen spaak van mezelf
bij. Dat doe ik niet langer dacht
ik. In Leiden kocht ik een twee
dehandsje voor vijfentwintig
gulden die ik twee jaar later
voor honderd gulden verkocht.
De wintermaanden scharrelde
ik turf en eierkolen. Die kolen
kocht ik in Leiden voor een gul
den de mud. Ik nam tien mud
mee en verkocht de kolen voor
één gulden vijfentwintig".Na de
bakfiets bleek de aanschaf van
een hitje (voor 87,50 weet De
Reus zich nog te herinneren)
een welkome verbetering.
Het ging van 't een op 't ander*
Vraag er de oudere inwoners in
Katwijk maar op na. Zij herinne
ren zich nog dat de Reus ook in
tweede hands goederen deed. Met
smaak vertelt hij hoe hij een
berg laarzen kocht en die met
een sappig winstje van de hand
deed. Uiteindelijk had hij nog
één paar over.
Een jaar of tien geleden stopte hij
met tweedehands". In al die
jaren heeft hij ook nog wel met
groenten gevent maar ook dat
vond hij niet je ware. Nee het
fijnste is alleen fruit".
De huisvrouwen stromen toe om
van Jan het fruit te kopen. Bij
de flats gebruikt hij de toeter.
Anders horen ze me niet"
zegt hij. Maar de huisvrouwen
laten hem weten dat hij wat
dat betreft een minderwaardig
heidscomplex heeft. Wat hen be
treft mag hij z'n toeter thuis la
ten. Als hij in de Langevel-
straat z'n mond open doet dan
kun je hem op de Boulevard
ruimschoots horen" zegt er één.
De hit is al heel wat jaartjes weg.
Al zo'n jaar of twintig is hij ge-
mororiseerd. Als ik blijf zoals
ik nu hen hou ik het best uit
over drie jaar. Vijfenveertig
jaar venten dan is het welletjes,
jes.
„Ik heb een slavenleven" zegt
hij. Maar als Ik opnieuw moest
beginnen deed ik het weer. Er
gaat niets boven de handel.
L_at mij maar venten...."