Dr. Pluizer vraagt uw aandacht 3 la Êk 3 tUSaail >1. =1 Q 3 arm saiia-sa:. aujam h^h :H3!sia. araa'-sansnaf.ia- asaaaa aaassiga aaaaaa De prinsenzoon en zijn lievelingsstier Voor onze kleine lezers m ei B' 1 S M m 3 i 9 m i m u m Ml g a Bi! i 2 W i m mi LEIDSE COURANT OPLOSSING VORIGE PUZZEL 3333113!] 3 333 3 'S335330Ï1 Prijswinnaars van puzzel nummer 20. I W. M. van Beek, Anemoon straat 19 Roelofarendsveen. II Mej. M. Duindam, St. Jacobshof 18, Leiden. III F. Caspers, Schoolstraat 30 Noordwijk. Je prij zen worden binnen veertien da gen per cheque toegezonden. Een jonge prins voerde oorlog voor de koning, maar werd ge vangen genomen door de vij and. Het zou slecht met hem zijn afgelopen als hij geen hulp had gekregen van de Wildeman, een grote, sterke reus die er woest uitzag en daarom „Wilde man" werd genoemd. Deze woesteling brak de poort van de kerker open en vroeg de jonge prins: „Ik maak je vrij op één voorwaarde: als je ooit een zoon krijgt, zal die van zijn ze vende tot zijn tiende jaar mijn knecht zijn". De prins was nog zo jong dat hij niet aan een zoon van zeven jaar kon denken en stemde dadelijk toe. De Wil deman bevrijdde hem en de prins keerde ongedeerd terug naar de koning. Vele jaren verliepen. De prins vergat zijn belofte, trouwde en kreeg een zoon. Na zeven jaar stond de Wildeman voor het kasteel en eiste het prinsenkind op. De moeder van de jongen wist niets van de belofte en smeekte de woeste reus haar kind te mogen houden. Maar de Wildeman liet zich niet vermur wen. „Ik heb zelf zeven kinde ren, sterk als beren maar net zo onbehouwen als ik. Van een prinsenkind kunnen ze nog wat leren. Ik neem de jongen mee". De reus raasde langs velden en wegen, door bossen en bergen. Als het kind hem niet bij kon houden, nam hij het op de schouders, brullend: „Ik zal je sterk maken als een stier!" Zo kwamen ze bij het huis van de Wildeman waar zeven wilde kinderen schreeuwden als apen en schrokten als leeuwen. „Leer sterk zijn als mijn kinde ren", zei hij tegen de jongen. „Leer praten en eten als een prins", zei hij tegen zijn kinde ren. Maar de zeven daverden van het lachen en zouden niets leren van de prinsenzoon. De jongen werd te werk gesteld in de koeienstal, die hij met schop pen en bezems moest schoon houden en waar hij de mest moest wegkruien, de beesten voeren en melken. Het was een zwaar karwei voor een kind dat nooit zulk werk heeft gedaan en hij huilde in stilte maar was te trots om het de Wildeman of zijn kinderen te laten merken. De stal was verdeeld in één rij voor de koeien, één rij voor de kalveren en één voor de stier kalfjes. Elk dier had een naam •die boven zijn plaats geschre ven stond. Het waren vreemde onmen zoals: Stomkop, Zwijn, kmeerlap en nog een hele rits namen, allemaal even onaardig. Maar één jong stiertje had geen naam gekregen, dat was verge ten. In zijn grijsbruine kop ston den lieve ogen onder lange wimpers naar het prinsenkind te kijken. Onder de kleine stompjes, die later zouden uit groeien tot kromme horens, flapten rijn oren die van binnen met wit bont bekleed waren. Uit zijn glanzende neusgaten blies hij zacht warme lucht naar de jongen, die hem verzorgde en er groeide een innige vriendschap tussen het prinsenkind en de jonge stier. t)p een dag zei de jongen, terwijl hij tussen de schrokkende kin deren van de reus zat te eten: „ik heb het stiertje zonder naam Balthazar genoemd, dat vind ik een mooie naam". De kinderen van de edelman bul derden van het lachen en maak ten de jongen zo verlegen dat hij naar de stal vluchtte en zijn hoofd op Balthazars kop legde. Het stiertje snoof zo rustig en vriendelijk dat hij weer bedaar de en met vaste hand de naam Balthazar schreef op de balk. Drie jaar gingen voorbij. Het prinsenkind was heel wat groter en sterker geworden, maar zou natuurlijk nooit de kracht van een wildemanskind krijgen. En de zeven kinderen van de woes te reus hadden niet geleerd or delijker te spreken en te eten dan vroeger. Balthazar was een volwassen stier, met breder kop. machtiger schouders, zwaardere poten en scherpere horens dan enig andere stier. Zelfs de Wildeman durfde niet zo maar dicht bij hem te ko men. Maar het prinsenkind vlei de nog altijd zijn hoofd tegen zijn vriend aan en de woeste blik die in de grote ogen blonk, werd dan zacht onder de lange wimpers. Het prinsenkind had alle dagen aangestreept en wist precies wanneer de drie jaar om waren. Hij kondigde zijn vertrekt aan. Dit beviel de Wildeman niet. Hij had veel plezier van die gehoor zame hulp. Daarom stelde hij een voorwaarde. „Morgenoch tend ga ik bij zonsopgang op jacht. In het middaguur kom ik terug en als de stal dan zo schoon is dat een bonten bal er door kan rollen en niet vuil wordt, laat ik je gaan". Maar die nacht kruide de Wildeman alle mest van de mesthoop in de stal en ook nog die uit de varkensstal en de paardestal. Geen mens zou dat in één mor gen kunnen opruimen. De volgende ochtend zwoegde het prinsenkind terwijl de wilde manskinderen hem joelend uit lachten. De jongen zag wel dat hij nooit klaar zou komen en leunde doodmoe tegen Balthazar aan. De stier brak los, joeg met gebogen kop de schreeuwende kinderen de stal in terwijl zijn adem, heet als stoom, hen naar de schoppen en bezems blies. Toen hun vader thuiskwam, hadden de zeven wildemanskin deren de stal brandschoon ge maakt. De woeste man nam de kat bij haar staart en rolde haar door de stal, maar er kleefde geen spatje vuil op haar vacht. Ze likte zich niet eens schoon. „Wie het gedaan heeft, weet ik niet", bulderde de Wildeman. „Morgenochtend ga ik weer ja gen en je zult de stal van bin nen helemaal versierd hebben met weidebloemen, eerder mag je niet weg!" De volgende morgen holde het prinsenkind naar de weiden, maar ze waren pas gemaaid en er stonden zo weinig bloemen dat hij snikkend tegen Baltha zar aanleunde. De stier brak los en joeg met gebogen kop de Wildemanskinderen naar verre waterkanten waar ze armen vol bloemen plukten. Toen hun va der thuis kwam, was de stal van onder tot boven versierd. „Wie het gedaan heeft, weet ik niet!" schreeuwde hij. „Morgen ga ik weer jagen en als ik thuis kom, moet het dak volgestoken zijn met vogelveertjes. Dan mag je gaan". De volgende morgen holde het prinsenkind naar het kippenhok, naar de duiventil, naar overal waar vogelveertjes liggen. Maar hij kreeg nooit genoeg bij el kaar om een heel dak vol te steken en huilend van ellende ging hij naar Balthazar. De stier brak los, joeg de joelen de kinderen naar bos en veld waar zij alle gevallen veertjes vergaarden. Ze klommen op het dak en toen de vader thuis kwam, leek het dak wel zo weg te kunnen vliegen. „Nu kun je naar huis gaan", gaf de Wilde man tenslotte toe. Het prinsenkind ging naar de stal om huilend afscheid te nemen van Balthazar. Maar de stier nam de jongen voorzichtig op zijn horens zodat hij schrijlings op de brede rug terecht kwam. Terwijl de jongen zich vasthield aan die scherpe, sterke horens, brak Balthazar los en rende in één ruk naar het kasteel. HORIZONTAAL 1. Friese burcht 5. taalzuivering 10. vreemde munt 14. bijwoord 15. eerste halswervel 16. vóór ieder ander 17. vogel 19. voorzetsel 20. insekt 21. Europeaan 24. cijns 25. voorzetsel 27. omvangrijk 28. deel van de hals 29. huid 31. denkbeeld 34. voorzetsel 36. ver beneden de op pervlakte 37. duw 38. fris 40. doorweekt 43. vreemde titel 44. smeltinrichting 46. verworpeling 47. vertrouwelijk 49. garen-weefsel 51. zandheuvel 52. vogel 54. gevoelig 56. toon 57. symbool voor thal lium 58. insluiting van een vesting 59. dorsafval 61. mannelijk dier 63. symbool voor thorium 64. echtgenoot 65. verwarmingstoestel 67. model 69. mythologische figuur 72. mening 75. staat in Latijns-Ame- rika 77. Balt 78. betamen 80. toeten 83. slaghout 84. veelkleurig 86. vuur 88. hoekpilaster 90. ouderwetse japon 92. gewicht 94. Arabisch hoofd 93. vrucht 94. Arabisch hoofd 97. iedereen 99. hoofddeksel 101. elektrisch geladen deeltje 102. vreemde titel 103. welgesteld 104. drieregelige strofe 105. gezicht 106. naam der eerste vrouw 107. rivier in Schotland 108. zeezoogdier 110. mythologische figuur 111. oudgermaans schrift teken 113. schriftelijk bewijs 114. spinnenet 115. heimelijke informatie 117. schrijfvloeistof 119. kommer 123. opstapje 125. muil 127. vlot 130. verlangen 132. fraaie kleding 134. mythologische figuur 136. Europees eiland 138. uitheems kledingstuk 139. dof 142. uit het noorden 144. danspartij 145. persoonlijk voor naamwoord 147. stoer 150. masker 151. huishouding 153. in het afgelopen jaar (Lat.afk.) 154. insekt 156. planten 158. buigzaam 160. waterbekken 162. kwaal 164. bepaalde hoeveelheid 165. telwoord 166. lijmachtig vocht 167. muziekteken in psal- 168. staat in Azië 169. mannelijk dier 170. oevergewas 172. dessertspijs 175. lichte overjas 176. kledingstuk 177. gelaatskleur 179. familielid 181. thans 183. toiletartikel 184. in de gedachte 186. eikeschors 187. loswal 188. kreet 190. lengtemaat 191. onbepaald voornaam woord 192. opening 193. gelijkenis hebben 194. edelsteen 195. ijle vloeistof VERTIKAAL 1. bedrag 2. voorzetsel 4. smalle strook 5. amfibie 6. zakelijk recht van ge bruik 7. binnen (Latijn) 8. streep 9. alvorens 10. organische verbinding 11. koraaleiland 12. toon 13. bijbelse figuur 14. waterpas 18. talhout 22. bijbelvertaling 23. peilstift 26. zoogdier 30. ziekteverwekker 32. telwoord 33. onvrij 35. kussenblok 36. aanwijzend voor naamwoord 38. perceel 39. boom 41. tocht 42. zetel (Latijn) 45. geheel gevuld 46. onwrikbaar 48. deel van de hals 50. de fortuin 52. kip 53. advies 55. vertragingstoestel 58. zangstem 59. botervat 60. zoogdier 62. stuk stof 64. voorzetsel 65. losse overtrek 66. afsluiting van een ge bouw 68. kaasstremsel 70. zuiver 71. waarschijnlijkheid 72. herkauwer 73. vreemde afstands maat 74. dichtbehaarde diere- huid 76. geestrijke drank 78. rivier in Italië 79. scepter 81. deel van de voet 82. voorzetsel 84. toezeggen 85. eerbiedigen 87. vensterwaar 88. naspui 89. voorzetsel 91. ketting 93. scherts 95. aansporen 96. oxydatie 98. vogel 100. uitgestrektheid zout water 101. mythologische figuur 102. vogel 107. walgvogel 109. soort pleziervaartuig 112. melkklier 113. onderpand 116. groente 118. groente 120. voorzetsel 121. toegankelijk 122. vogel 124. voegwoord 125. lambrizering 126. gezichtseinder 128. toon 129. slaginstrument 130. matig heet 131. symbool voor neody- 132. steelhuls 133. beursstudent 135. plantevocht 137. metaal 138. vaatwerk 140. hoogste punt 141. kerkgebruik 143. gif 144. jong dier 146. huisdier 148. gesloten 149. voormuur 151. bewind 152. betekenis 153. vlaktemaat 155. vloersteen 157. troefkaart 158. vod 159. eikvrucht 161. bedorven 163. verkwikken 164. mythologische figuur 165. prul 171. gezamenlijk 173. inhoudsmaat 174. geldstraf 176. vrouw 177. uitdrukking 178. gereedschap 180. voedingsstof voor planten 182. vogel 184. snijgereedschap 185. deksel 187. voertuig 189. benedenwindse zijde Oplossingen dienen i lijk woensdag 27j ber 12 uu: melding „PuzzB te zijn ingeiï aan het bureau ons blad. De Belgische dammer Paul De- guée eindigde in het Europese kampioenschap met twee pun ten op de laatste plaats. In een van onze vorige rubrieken lieten wij zien hoe hij onze landgenoot Van der Sluis verschalkte en hem een punt ontfutselde. Ver rassender was nog de remise die Deguée tegen oudwereld kampioen Tsjegolew bereikte. De Rus werd het slachtoffer van een combinatie en kwam zelfs een schijf achter. De Belg, meer problemist dan partijspe ler, ondervond toen de grote kracht van Tsjegolew en kon met een stuk voordeel niet meer dan remise bereiken. De stand in het eerste diagram was ontstaan na wit 24. 4440. Zwart vervolgde met 17—22 en wit koos toen een ma noeuvre die meer aanwezig is in de Roozen' urg-spelkarakteris- stiek en altijd een sterke cen trumpositie overlaat. Zo ook hier. Alleen had zwart nu een verrassing achter de hand. 25. 24—19, 22x42; 26. 19x28, 21—27! 27. 48x37, (op 32x21, 16x27, 48x37, 27x31, 25—30 en 18—22) 27—31; 28. 36x27, 25—30; 29. DEGUéE i B «i B s i p i i s_a 3 .-n rqi; i 3 B fl B i >3? S| 34x25, 18—22; 30. 28x17, 11x42! 31. 39—34, 42-48; 32. 43—39, 48—37; 33. 40—35, 37x14; 34. 41—37, 14x41; 35. 46x37 en wit staat een stuk achter! 1218; 36. 29—24, 9—14; 37. 34—29, 16 —21; 38. 39—34, 7—11; 39. 34— 30, 11—17; 40. 38—32, 17—22; 41. 32—28, 22—27; 42. 28—23, 27— 31; 43. 23x12, 31x42; 44. 47x38, 8x17; 45. 24—20, 26—31; 46. 20x18, 31—36; 47. 25—20, 36—41; 48. 20—15, 10—14; 49. 30—24, 21—26; Op 41—47 volgt 29—23. Dreigt 33—29 en 4741 of 47—36 falen dan. 50. 24—20, 14x25; 51. 15—10, 26-31; 52. 10—4, 31—37; 53. 33—28, 41—46 54. 29—23, 37—41; 55. 4—15, 3—8; 56. 38— 33, 17—21; 57. 15—4, 21—26 58. 33—29, 6—11; 59. 18—13, 8x19; 60. 23x14, 41—47 61. 14—10, 46x5; 62. 4—15, 47x24 63. 15x6, der Sluis had bepaald een slecht resultaat. Met twee winst partijen, vier remises en vier verloren duels eindigde hij op de gedeelde zevende en acht ste plaats. Van der Sluis is an ders een heel lastig te kloppen SIJBRANDS i m a m i - B l s m B I J ff B ai I B 5 3 ss a i 9 B B B TSJEGOLEW VAN DER SLUIS tegenstander ook voor Sij- brands. In dit Europese kam pioenschap lukte het de titelhou der om Van der Sluis weer eens te kloppen. De positie in de tweede diagram was ontstaan na 34. 18—23. Dreigt 1420 met schijfwinst. Wit loste dit als volgt op: 32. 35—30, 12—18; Op 14—20 was gevolgd: 45-^0. 20x29, 37—32, 28x48, 47-41, 36x47, 30—25, 47x33, 39x28, 48x30, 25x23! 33. -30—25, 3—8; 34. 44—40, 13—19; 35. 24x13, 8x19; 36. 38—33, 7—11; 37. 16x7, 2x11; 38. 42—38, 11—16; 39. 38— 32, 16—21; 40. 40—35, 14—20; 41. 25x14, 19x10; 42. 34—30, 10—14; 43. 30—25, 21—26; 44. 33—29, 23x43; 45. 32x12, 43—48; 46. 12 —7, 48x31; 47. 7—1, 22—28; 48. 4540. 31—4; 49. 40—34, 28—32; 50. 1—6, 4—18; 51. 34—30. 18—4: 52. 6—50, 32—37; 53. 30—24, 15 —20; Op 37—41 volgt 50—28 en nu faalt 4146 en 410 wejj 5x23. 54. 24x15, 37x41; 55. 5ÖJ 41—46; 56 .33—20, 14—19; 20—29, 46—32; 58. 29—34, 24; 59. 34—40, 32—5; 60. 40- 4—18; 61. 49—38, 18—29; —43, 29—33; 63. 43—16, 26- 64. 16—2, 24-29 65. 2—7, 5-i 66. 7—1, 33—50; 67. 35—30, 9 45; 68. 1—6, 31—37; 69. 6- 37—41; 70. 44—49, 29—33; 30—24, 33—39; 72. 49—35, 43; 73. 25—20, 41—46; en I staakte wit de strijd. Het Italiaanse kampioenschap,! rige maand in Triest gespee is gewonnen door de in zeker niet onbekende Edmoe Fanelli voor Laporta wik. Kampioen van Amer werd Carl. B. Smith. Be y. mogen we in het WK 1972 Hengelo verwachten. FREEK GORDDl 1 Sommige contracten, die met enig optimisme geboden zijn, kunnen slechts slagen indien de vijande lijke kaarten op een, misschien niet zo waarschijnlijke, maar niettemin mogelijke, manier zijn verdeeld. In deze gevallen is het een absolute eis dat de leider zijn speelplan instelt op deze verdeling, omdat elke an dere aanpak onherroepelijk tot down gaan leidt. Maar zelfs als leider zich dit realiseert, kun nen er nog moeilijkheden ont staan indien hij niet van zins is eerder down te gaan dan strikt noodzakelijk. Hoe vreemd dat wellicht mag klinken: er zijn zeer gerenommeerde spelers te noemen die het down gaan uit stellen tot de laatste slag. Lie ver dan in de eerste een kans te nemen op het maken van het contract, ook al zou dat tot meer downslagen kunnen leiden. Bekijkt u onderstaand spel eens en bepaal uw speelwijze na ken nis genomen te hebben van het verloop van de eerste drie sla gen en slechts de noord-zuid- kaarten. Zonder dat OW iets anders zeiden dan „pas", bereikten NZ een contract van zes harten, door zuid te spelen. De uitkomst was klaverboer, gedekt door vrouw, Zuid gever. Niemand kwetsbaar A V 5 B7 52 H V 10 4 A H 6 4 3 A B 5 A 6 3 heer en aas. Zuid vervolgde met twee hoge hartens, maar op de tweede gooide oost een schop pen af, zodat west een vaste troefslag bleek te hebben. Hoe verder? Het is duidelijk dat zuid zijn klaververliezers kwijt moet proberen te raken op noords derde schoppen en vier de ruiten alvorens west met troef aan slag komt. Ik advi seer u dit spel voor te leggen aan een aantal in hoog aanzien staande spelers. Tevens sluit u dan een weddenschap af dat u de kleur zult noemen, die in slag vier wordt nagespeeld. Als u dan tevoren „schoppen" op een papiertje heeft geschreven wint u in 9 van de 10 gevallen. Maar het contract gaat dan wèl down! Kijkt u nu naar de OW spellen, en u riet dat de derde schoppen door west wordt ge troefd, waarna de klaverslag wordt gemaakt. Pech? Neen! Om het contract te doen slagen moeten de ruitens 3—3 zitten of 4—2 met de vierkaart bij west. Het kan dus niets kosten (behal ve dan het down gaan in slag 6 in plaats van in slag 9) om eerst de ruitens te testen. Na de derde ruitenronde blijkt west er vier te hebben, zodat nu eerst op de vierde ruiten een klave ren wordt afgegooid alvorens driemaal schoppen te spele West kan de derde schop? dan troeven, maar zuids klai ren zijn inmiddels verdwew Als beide tegenstanders dri maal ruiten bekennen, zuid driemaal schoppen i daarna de vierde ruiten. A mogelijke kansen zijn dan combineerd tot een die een relijk winstpercentage vert. De kreet dat de kans het aftroeven van de derde t ten groter is dan die op het i troeven van de derde schop? K is een loze: als de derde ruis kan worden afgetroefd geen enkele winstkans! Wereldkampioen Spassky wacht een zware taak. Hoewel hij zich theoretisch goed voorbereidt, accepteerde hij gaarne de uitno diging voor het toernooi te Göte- borg om ook praktisch in vorm te blijven. Wat iedereen ver wachtte gebeurde echter niet; Spassky moest met de derde plaats genoegen nemen en win naars werden Andersson en Hort. die gezamenlijk de eerste en tweede plaats deelden. Toch was het spel van de wereldkam pioen van uitstekend gehalte. Wellicht speelde hij teveel op zekerheid, want hij verloor geen enkele partij. Van uitzonderlijke kwaliteit was zijn spel in de on derstaande partij, een schitte rende overwinning op Kinnmark die Spassky de eerste schoon heidsprijs opleverde. Wit: Spassky (USSR) Zwart: Kinnmark (Zweden) Gespeeld in het internationale toernooi te Göteborg 1971 Nim- zo-indisch, 1. d2-d4, Pg8-f6 2, c2-c4, e7-e6 3. Pbl-c3, Lf8-b4 4. Lcl-g5, 0-0 5. e2-e3, d7-d6 6. Lfl- d3, Lb4xc3t 7. b2xc3. e0-e5 8. Pgl-e2, h7-h6 9. Lg5-f6, Dd8xf6 10. Pe2-g3, c7-c6 11. 0-0, d6-d5 12. f2-f4l (Voortreffelijk gespeeld. Op 12. ...e4 13. Lc2 komt wit met 14. c4 of 14. Lb3 in het voordeel) Stelling na 19. Da3xd3 Li' f": ...e5xd4 13. c3xd4, Df6-e7 14. Ddl-f3, Pb8-d7 15. c4xd5, c6xd5 16. Pg3-f5, De7-a3 17. Df3-g4. (Analyses na de partij toonden aan, dat 17. Dg3 beter was) 17. ...g7, g6 18. Pf5xh6t, Kg8-h7 (Beter was 18. Kg7) 19. Ph6xf71, Da3xd3. 20. f4-f5! (De prachtige pointe) 20. Dd3-a6 (Op 20. gf5: wint wit door 21. Tf5:Ook 20. De3t; biedt geen soulaas wegens 21. Khl. Tenslotte volgt op 20. Tg8 21. Dh4t, Kg7 22. f6t 21. Pf7-g5f Kh7-g8 22. Dg4-h4, Pd7-f6 23. f5xg6, Kg8-g7 24. Pf6- h7! en zwart gaf zich gewonnen. te winnen met een zet Op 24. Ld7 beslist 25. Pf8:, kombinatie.. Tf8: 26. Tf6:. Zwart aan zet en wint. Schaakraadsel. Het is duidelijk, dat de zwarte ko ning bedreigd wordt met de matdreiging 1. Dc4-c8, maar zwart is aan zet en dank zij de concentratie van zijn troepen macht is hij in staat de partij Oplossing schaakraadsel is: Zwart won als volgt: 1. Db6- glt en wit kan het mat niet meer pareren. (Litschenko-Sousine, Voronej 1971)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 10