Dr. Pluizer vraagt
uw aandacht
3 la Êk 3 tUSaail >1. =1 Q 3
arm saiia-sa:. aujam h^h
:H3!sia. araa'-sansnaf.ia-
asaaaa aaassiga aaaaaa
De prinsenzoon en zijn
lievelingsstier
Voor
onze kleine
lezers
m
ei
B' 1 S
M
m 3 i 9
m i
m u
m
Ml g
a Bi!
i
2 W i
m mi
LEIDSE COURANT
OPLOSSING VORIGE PUZZEL
3333113!] 3 333 3 'S335330Ï1
Prijswinnaars van puzzel nummer
20. I W. M. van Beek, Anemoon
straat 19 Roelofarendsveen. II
Mej. M. Duindam, St. Jacobshof
18, Leiden. III F. Caspers,
Schoolstraat 30 Noordwijk.
Je prij
zen worden binnen veertien da
gen per cheque toegezonden.
Een jonge prins voerde oorlog
voor de koning, maar werd ge
vangen genomen door de vij
and. Het zou slecht met hem
zijn afgelopen als hij geen hulp
had gekregen van de Wildeman,
een grote, sterke reus die er
woest uitzag en daarom „Wilde
man" werd genoemd. Deze
woesteling brak de poort van de
kerker open en vroeg de jonge
prins: „Ik maak je vrij op één
voorwaarde: als je ooit een
zoon krijgt, zal die van zijn ze
vende tot zijn tiende jaar mijn
knecht zijn". De prins was nog
zo jong dat hij niet aan een
zoon van zeven jaar kon denken
en stemde dadelijk toe. De Wil
deman bevrijdde hem en de
prins keerde ongedeerd terug
naar de koning.
Vele jaren verliepen. De prins
vergat zijn belofte, trouwde en
kreeg een zoon. Na zeven jaar
stond de Wildeman voor het
kasteel en eiste het prinsenkind
op. De moeder van de jongen
wist niets van de belofte en
smeekte de woeste reus haar
kind te mogen houden. Maar de
Wildeman liet zich niet vermur
wen. „Ik heb zelf zeven kinde
ren, sterk als beren maar net
zo onbehouwen als ik. Van een
prinsenkind kunnen ze nog wat
leren. Ik neem de jongen mee".
De reus raasde langs velden en
wegen, door bossen en bergen.
Als het kind hem niet bij kon
houden, nam hij het op de
schouders, brullend: „Ik zal je
sterk maken als een stier!" Zo
kwamen ze bij het huis van de
Wildeman waar zeven wilde
kinderen schreeuwden als apen
en schrokten als leeuwen.
„Leer sterk zijn als mijn kinde
ren", zei hij tegen de jongen.
„Leer praten en eten als een
prins", zei hij tegen zijn kinde
ren. Maar de zeven daverden
van het lachen en zouden niets
leren van de prinsenzoon. De
jongen werd te werk gesteld in
de koeienstal, die hij met schop
pen en bezems moest schoon
houden en waar hij de mest
moest wegkruien, de beesten
voeren en melken. Het was een
zwaar karwei voor een kind dat
nooit zulk werk heeft gedaan en
hij huilde in stilte maar was te
trots om het de Wildeman of
zijn kinderen te laten merken.
De stal was verdeeld in één rij
voor de koeien, één rij voor de
kalveren en één voor de stier
kalfjes. Elk dier had een naam
•die boven zijn plaats geschre
ven stond. Het waren vreemde
onmen zoals: Stomkop, Zwijn,
kmeerlap en nog een hele rits
namen, allemaal even onaardig.
Maar één jong stiertje had geen
naam gekregen, dat was verge
ten. In zijn grijsbruine kop ston
den lieve ogen onder lange
wimpers naar het prinsenkind
te kijken. Onder de kleine
stompjes, die later zouden uit
groeien tot kromme horens,
flapten rijn oren die van binnen
met wit bont bekleed waren. Uit
zijn glanzende neusgaten blies
hij zacht warme lucht naar de
jongen, die hem verzorgde en er
groeide een innige vriendschap
tussen het prinsenkind en de
jonge stier.
t)p een dag zei de jongen, terwijl
hij tussen de schrokkende kin
deren van de reus zat te eten:
„ik heb het stiertje zonder
naam Balthazar genoemd, dat
vind ik een mooie naam". De
kinderen van de edelman bul
derden van het lachen en maak
ten de jongen zo verlegen dat
hij naar de stal vluchtte en zijn
hoofd op Balthazars kop legde.
Het stiertje snoof zo rustig en
vriendelijk dat hij weer bedaar
de en met vaste hand de naam
Balthazar schreef op de balk.
Drie jaar gingen voorbij. Het
prinsenkind was heel wat groter
en sterker geworden, maar zou
natuurlijk nooit de kracht van
een wildemanskind krijgen. En
de zeven kinderen van de woes
te reus hadden niet geleerd or
delijker te spreken en te eten
dan vroeger. Balthazar was een
volwassen stier, met breder
kop. machtiger schouders,
zwaardere poten en scherpere
horens dan enig andere stier.
Zelfs de Wildeman durfde niet
zo maar dicht bij hem te ko
men. Maar het prinsenkind vlei
de nog altijd zijn hoofd tegen
zijn vriend aan en de woeste
blik die in de grote ogen blonk,
werd dan zacht onder de lange
wimpers.
Het prinsenkind had alle dagen
aangestreept en wist precies
wanneer de drie jaar om waren.
Hij kondigde zijn vertrekt aan.
Dit beviel de Wildeman niet. Hij
had veel plezier van die gehoor
zame hulp. Daarom stelde hij
een voorwaarde. „Morgenoch
tend ga ik bij zonsopgang op
jacht. In het middaguur kom ik
terug en als de stal dan zo
schoon is dat een bonten bal er
door kan rollen en niet vuil
wordt, laat ik je gaan". Maar
die nacht kruide de Wildeman
alle mest van de mesthoop in
de stal en ook nog die uit de
varkensstal en de paardestal.
Geen mens zou dat in één mor
gen kunnen opruimen.
De volgende ochtend zwoegde het
prinsenkind terwijl de wilde
manskinderen hem joelend uit
lachten. De jongen zag wel dat
hij nooit klaar zou komen en
leunde doodmoe tegen Balthazar
aan. De stier brak los, joeg met
gebogen kop de schreeuwende
kinderen de stal in terwijl zijn
adem, heet als stoom, hen naar
de schoppen en bezems blies.
Toen hun vader thuiskwam,
hadden de zeven wildemanskin
deren de stal brandschoon ge
maakt. De woeste man nam de
kat bij haar staart en rolde
haar door de stal, maar er
kleefde geen spatje vuil op haar
vacht. Ze likte zich niet eens
schoon.
„Wie het gedaan heeft, weet ik
niet", bulderde de Wildeman.
„Morgenochtend ga ik weer ja
gen en je zult de stal van bin
nen helemaal versierd hebben
met weidebloemen, eerder mag
je niet weg!"
De volgende morgen holde het
prinsenkind naar de weiden,
maar ze waren pas gemaaid en
er stonden zo weinig bloemen
dat hij snikkend tegen Baltha
zar aanleunde. De stier brak los
en joeg met gebogen kop de
Wildemanskinderen naar verre
waterkanten waar ze armen vol
bloemen plukten. Toen hun va
der thuis kwam, was de stal
van onder tot boven versierd.
„Wie het gedaan heeft, weet ik
niet!" schreeuwde hij. „Morgen
ga ik weer jagen en als ik thuis
kom, moet het dak volgestoken
zijn met vogelveertjes. Dan
mag je gaan".
De volgende morgen holde het
prinsenkind naar het kippenhok,
naar de duiventil, naar overal
waar vogelveertjes liggen. Maar
hij kreeg nooit genoeg bij el
kaar om een heel dak vol te
steken en huilend van ellende
ging hij naar Balthazar.
De stier brak los, joeg de joelen
de kinderen naar bos en veld
waar zij alle gevallen veertjes
vergaarden. Ze klommen op het
dak en toen de vader thuis
kwam, leek het dak wel zo weg
te kunnen vliegen. „Nu kun je
naar huis gaan", gaf de Wilde
man tenslotte toe.
Het prinsenkind ging naar de stal
om huilend afscheid te nemen
van Balthazar. Maar de stier
nam de jongen voorzichtig op
zijn horens zodat hij schrijlings
op de brede rug terecht kwam.
Terwijl de jongen zich vasthield
aan die scherpe, sterke horens,
brak Balthazar los en rende in
één ruk naar het kasteel.
HORIZONTAAL
1. Friese burcht
5. taalzuivering
10. vreemde munt
14. bijwoord
15. eerste halswervel
16. vóór ieder ander
17. vogel
19. voorzetsel
20. insekt
21. Europeaan
24. cijns
25. voorzetsel
27. omvangrijk
28. deel van de hals
29. huid
31. denkbeeld
34. voorzetsel
36. ver beneden de op
pervlakte
37. duw
38. fris
40. doorweekt
43. vreemde titel
44. smeltinrichting
46. verworpeling
47. vertrouwelijk
49. garen-weefsel
51. zandheuvel
52. vogel
54. gevoelig
56. toon
57. symbool voor thal
lium
58. insluiting van een
vesting
59. dorsafval
61. mannelijk dier
63. symbool voor thorium
64. echtgenoot
65. verwarmingstoestel
67. model
69. mythologische figuur
72. mening
75. staat in Latijns-Ame-
rika
77. Balt
78. betamen
80. toeten
83. slaghout
84. veelkleurig
86. vuur
88. hoekpilaster
90. ouderwetse japon
92. gewicht
94. Arabisch hoofd
93. vrucht
94. Arabisch hoofd
97. iedereen
99. hoofddeksel
101. elektrisch geladen
deeltje
102. vreemde titel
103. welgesteld
104. drieregelige strofe
105. gezicht
106. naam der eerste
vrouw
107. rivier in Schotland
108. zeezoogdier
110. mythologische figuur
111. oudgermaans schrift
teken
113. schriftelijk bewijs
114. spinnenet
115. heimelijke informatie
117. schrijfvloeistof
119. kommer
123. opstapje
125. muil
127. vlot
130. verlangen
132. fraaie kleding
134. mythologische figuur
136. Europees eiland
138. uitheems kledingstuk
139. dof
142. uit het noorden
144. danspartij
145. persoonlijk voor
naamwoord
147. stoer
150. masker
151. huishouding
153. in het afgelopen jaar
(Lat.afk.)
154. insekt
156. planten
158. buigzaam
160. waterbekken
162. kwaal
164. bepaalde hoeveelheid
165. telwoord
166. lijmachtig vocht
167. muziekteken in psal-
168. staat in Azië
169. mannelijk dier
170. oevergewas
172. dessertspijs
175. lichte overjas
176. kledingstuk
177. gelaatskleur
179. familielid
181. thans
183. toiletartikel
184. in de gedachte
186. eikeschors
187. loswal
188. kreet
190. lengtemaat
191. onbepaald voornaam
woord
192. opening
193. gelijkenis hebben
194. edelsteen
195. ijle vloeistof
VERTIKAAL
1. bedrag
2. voorzetsel
4. smalle strook
5. amfibie
6. zakelijk recht van ge
bruik
7. binnen (Latijn)
8. streep
9. alvorens
10. organische verbinding
11. koraaleiland
12. toon
13. bijbelse figuur
14. waterpas
18. talhout
22. bijbelvertaling
23. peilstift
26. zoogdier
30. ziekteverwekker
32. telwoord
33. onvrij
35. kussenblok
36. aanwijzend voor
naamwoord
38. perceel
39. boom
41. tocht
42. zetel (Latijn)
45. geheel gevuld
46. onwrikbaar
48. deel van de hals
50. de fortuin
52. kip
53. advies
55. vertragingstoestel
58. zangstem
59. botervat
60. zoogdier
62. stuk stof
64. voorzetsel
65. losse overtrek
66. afsluiting van een ge
bouw
68. kaasstremsel
70. zuiver
71. waarschijnlijkheid
72. herkauwer
73. vreemde afstands
maat
74. dichtbehaarde diere-
huid
76. geestrijke drank
78. rivier in Italië
79. scepter
81. deel van de voet
82. voorzetsel
84. toezeggen
85. eerbiedigen
87. vensterwaar
88. naspui
89. voorzetsel
91. ketting
93. scherts
95. aansporen
96. oxydatie
98. vogel
100. uitgestrektheid zout
water
101. mythologische figuur
102. vogel
107. walgvogel
109. soort pleziervaartuig
112. melkklier
113. onderpand
116. groente
118. groente
120. voorzetsel
121. toegankelijk
122. vogel
124. voegwoord
125. lambrizering
126. gezichtseinder
128. toon
129. slaginstrument
130. matig heet
131. symbool voor neody-
132. steelhuls
133. beursstudent
135. plantevocht
137. metaal
138. vaatwerk
140. hoogste punt
141. kerkgebruik
143. gif
144. jong dier
146. huisdier
148. gesloten
149. voormuur
151. bewind
152. betekenis
153. vlaktemaat
155. vloersteen
157. troefkaart
158. vod
159. eikvrucht
161. bedorven
163. verkwikken
164. mythologische figuur
165. prul
171. gezamenlijk
173. inhoudsmaat
174. geldstraf
176. vrouw
177. uitdrukking
178. gereedschap
180. voedingsstof voor
planten
182. vogel
184. snijgereedschap
185. deksel
187. voertuig
189. benedenwindse zijde
Oplossingen dienen i
lijk woensdag 27j
ber 12 uu:
melding „PuzzB
te zijn ingeiï
aan het bureau
ons blad.
De Belgische dammer Paul De-
guée eindigde in het Europese
kampioenschap met twee pun
ten op de laatste plaats. In een
van onze vorige rubrieken lieten
wij zien hoe hij onze landgenoot
Van der Sluis verschalkte en
hem een punt ontfutselde. Ver
rassender was nog de remise
die Deguée tegen oudwereld
kampioen Tsjegolew bereikte.
De Rus werd het slachtoffer
van een combinatie en kwam
zelfs een schijf achter. De Belg,
meer problemist dan partijspe
ler, ondervond toen de grote
kracht van Tsjegolew en kon
met een stuk voordeel niet meer
dan remise bereiken.
De stand in het eerste diagram
was ontstaan na wit 24. 4440.
Zwart vervolgde met 17—22
en wit koos toen een ma
noeuvre die meer aanwezig is in
de Roozen' urg-spelkarakteris-
stiek en altijd een sterke cen
trumpositie overlaat. Zo ook
hier. Alleen had zwart nu een
verrassing achter de hand. 25.
24—19, 22x42; 26. 19x28, 21—27!
27. 48x37, (op 32x21, 16x27,
48x37, 27x31, 25—30 en 18—22)
27—31; 28. 36x27, 25—30; 29.
DEGUéE
i B
«i
B
s
i p
i i
s_a
3
.-n rqi;
i 3
B fl B
i
>3? S|
34x25, 18—22; 30. 28x17, 11x42!
31. 39—34, 42-48; 32. 43—39,
48—37; 33. 40—35, 37x14; 34.
41—37, 14x41; 35. 46x37 en wit
staat een stuk achter! 1218;
36. 29—24, 9—14; 37. 34—29, 16
—21; 38. 39—34, 7—11; 39. 34—
30, 11—17; 40. 38—32, 17—22; 41.
32—28, 22—27; 42. 28—23, 27—
31; 43. 23x12, 31x42; 44. 47x38,
8x17; 45. 24—20, 26—31; 46.
20x18, 31—36; 47. 25—20, 36—41;
48. 20—15, 10—14; 49. 30—24,
21—26; Op 41—47 volgt 29—23.
Dreigt 33—29 en 4741 of 47—36
falen dan. 50. 24—20, 14x25; 51.
15—10, 26-31; 52. 10—4, 31—37;
53. 33—28, 41—46 54. 29—23,
37—41; 55. 4—15, 3—8; 56. 38—
33, 17—21; 57. 15—4, 21—26 58.
33—29, 6—11; 59. 18—13, 8x19;
60. 23x14, 41—47 61. 14—10,
46x5; 62. 4—15, 47x24 63. 15x6,
der Sluis had bepaald een slecht
resultaat. Met twee winst
partijen, vier remises en vier
verloren duels eindigde hij op
de gedeelde zevende en acht
ste plaats. Van der Sluis is an
ders een heel lastig te kloppen
SIJBRANDS
i m
a m i -
B
l s m
B
I J
ff
B
ai
I
B 5
3 ss a
i
9 B B
B
TSJEGOLEW
VAN DER SLUIS
tegenstander ook voor Sij-
brands. In dit Europese kam
pioenschap lukte het de titelhou
der om Van der Sluis weer eens
te kloppen.
De positie in de tweede diagram
was ontstaan na 34. 18—23.
Dreigt 1420 met schijfwinst.
Wit loste dit als volgt op:
32. 35—30, 12—18; Op 14—20
was gevolgd: 45-^0. 20x29,
37—32, 28x48, 47-41, 36x47,
30—25, 47x33, 39x28, 48x30,
25x23! 33. -30—25, 3—8;
34. 44—40, 13—19; 35. 24x13,
8x19; 36. 38—33, 7—11; 37. 16x7,
2x11; 38. 42—38, 11—16; 39. 38—
32, 16—21; 40. 40—35, 14—20; 41.
25x14, 19x10; 42. 34—30, 10—14;
43. 30—25, 21—26; 44. 33—29,
23x43; 45. 32x12, 43—48; 46. 12
—7, 48x31; 47. 7—1, 22—28; 48.
4540. 31—4; 49. 40—34, 28—32;
50. 1—6, 4—18; 51. 34—30. 18—4:
52. 6—50, 32—37; 53. 30—24, 15
—20; Op 37—41 volgt 50—28 en
nu faalt 4146 en 410 wejj
5x23. 54. 24x15, 37x41; 55. 5ÖJ
41—46; 56 .33—20, 14—19;
20—29, 46—32; 58. 29—34,
24; 59. 34—40, 32—5; 60. 40-
4—18; 61. 49—38, 18—29;
—43, 29—33; 63. 43—16, 26-
64. 16—2, 24-29 65. 2—7, 5-i
66. 7—1, 33—50; 67. 35—30, 9
45; 68. 1—6, 31—37; 69. 6-
37—41; 70. 44—49, 29—33;
30—24, 33—39; 72. 49—35,
43; 73. 25—20, 41—46; en I
staakte wit de strijd.
Het Italiaanse kampioenschap,!
rige maand in Triest gespee
is gewonnen door de in
zeker niet onbekende Edmoe
Fanelli voor Laporta
wik. Kampioen van Amer
werd Carl. B. Smith. Be y.
mogen we in het WK 1972
Hengelo verwachten.
FREEK GORDDl 1
Sommige contracten, die met enig
optimisme geboden zijn, kunnen
slechts slagen indien de vijande
lijke kaarten op een, misschien
niet zo waarschijnlijke, maar
niettemin mogelijke, manier
zijn verdeeld. In deze gevallen
is het een absolute eis dat de
leider zijn speelplan instelt op
deze verdeling, omdat elke an
dere aanpak onherroepelijk tot
down gaan leidt. Maar zelfs als
leider zich dit realiseert, kun
nen er nog moeilijkheden ont
staan indien hij niet van zins is
eerder down te gaan dan strikt
noodzakelijk. Hoe vreemd dat
wellicht mag klinken: er zijn
zeer gerenommeerde spelers te
noemen die het down gaan uit
stellen tot de laatste slag. Lie
ver dan in de eerste een kans te
nemen op het maken van het
contract, ook al zou dat tot
meer downslagen kunnen leiden.
Bekijkt u onderstaand spel eens
en bepaal uw speelwijze na ken
nis genomen te hebben van het
verloop van de eerste drie sla
gen en slechts de noord-zuid-
kaarten.
Zonder dat OW iets anders zeiden
dan „pas", bereikten NZ een
contract van zes harten, door
zuid te spelen. De uitkomst was
klaverboer, gedekt door vrouw,
Zuid gever. Niemand kwetsbaar
A V 5
B7 52
H V 10 4
A H 6 4 3
A B 5
A 6 3
heer en aas. Zuid vervolgde met
twee hoge hartens, maar op de
tweede gooide oost een schop
pen af, zodat west een vaste
troefslag bleek te hebben. Hoe
verder? Het is duidelijk dat
zuid zijn klaververliezers kwijt
moet proberen te raken op
noords derde schoppen en vier
de ruiten alvorens west met
troef aan slag komt. Ik advi
seer u dit spel voor te leggen
aan een aantal in hoog aanzien
staande spelers. Tevens sluit u
dan een weddenschap af dat u
de kleur zult noemen, die in
slag vier wordt nagespeeld.
Als u dan tevoren „schoppen" op
een papiertje heeft geschreven
wint u in 9 van de 10 gevallen.
Maar het contract gaat dan wèl
down! Kijkt u nu naar de OW
spellen, en u riet dat de derde
schoppen door west wordt ge
troefd, waarna de klaverslag
wordt gemaakt. Pech? Neen!
Om het contract te doen slagen
moeten de ruitens 3—3 zitten of
4—2 met de vierkaart bij west.
Het kan dus niets kosten (behal
ve dan het down gaan in slag 6
in plaats van in slag 9) om
eerst de ruitens te testen. Na de
derde ruitenronde blijkt west er
vier te hebben, zodat nu eerst
op de vierde ruiten een klave
ren wordt afgegooid alvorens
driemaal schoppen te spele
West kan de derde schop?
dan troeven, maar zuids klai
ren zijn inmiddels verdwew
Als beide tegenstanders dri
maal ruiten bekennen,
zuid driemaal schoppen i
daarna de vierde ruiten. A
mogelijke kansen zijn dan
combineerd tot een die een
relijk winstpercentage
vert. De kreet dat de kans
het aftroeven van de derde t
ten groter is dan die op het i
troeven van de derde schop? K
is een loze: als de derde ruis
kan worden afgetroefd
geen enkele winstkans!
Wereldkampioen Spassky wacht
een zware taak. Hoewel hij zich
theoretisch goed voorbereidt,
accepteerde hij gaarne de uitno
diging voor het toernooi te Göte-
borg om ook praktisch in vorm
te blijven. Wat iedereen ver
wachtte gebeurde echter niet;
Spassky moest met de derde
plaats genoegen nemen en win
naars werden Andersson en
Hort. die gezamenlijk de eerste
en tweede plaats deelden. Toch
was het spel van de wereldkam
pioen van uitstekend gehalte.
Wellicht speelde hij teveel op
zekerheid, want hij verloor geen
enkele partij. Van uitzonderlijke
kwaliteit was zijn spel in de on
derstaande partij, een schitte
rende overwinning op Kinnmark
die Spassky de eerste schoon
heidsprijs opleverde.
Wit: Spassky (USSR)
Zwart: Kinnmark (Zweden)
Gespeeld in het internationale
toernooi te Göteborg 1971 Nim-
zo-indisch, 1. d2-d4, Pg8-f6 2,
c2-c4, e7-e6 3. Pbl-c3, Lf8-b4 4.
Lcl-g5, 0-0 5. e2-e3, d7-d6 6. Lfl-
d3, Lb4xc3t 7. b2xc3. e0-e5 8.
Pgl-e2, h7-h6 9. Lg5-f6, Dd8xf6 10.
Pe2-g3, c7-c6 11. 0-0, d6-d5 12.
f2-f4l
(Voortreffelijk gespeeld. Op 12.
...e4 13. Lc2 komt wit met 14. c4
of 14. Lb3 in het voordeel)
Stelling na 19. Da3xd3
Li' f":
...e5xd4 13. c3xd4, Df6-e7 14.
Ddl-f3, Pb8-d7 15. c4xd5, c6xd5
16. Pg3-f5, De7-a3 17. Df3-g4.
(Analyses na de partij toonden
aan, dat 17. Dg3 beter was)
17. ...g7, g6 18. Pf5xh6t, Kg8-h7
(Beter was 18. Kg7)
19. Ph6xf71, Da3xd3.
20. f4-f5!
(De prachtige pointe)
20. Dd3-a6
(Op 20. gf5: wint wit door 21.
Tf5:Ook 20. De3t; biedt
geen soulaas wegens 21. Khl.
Tenslotte volgt op 20. Tg8 21.
Dh4t, Kg7 22. f6t
21. Pf7-g5f Kh7-g8 22. Dg4-h4,
Pd7-f6 23. f5xg6, Kg8-g7 24. Pf6-
h7! en zwart gaf zich gewonnen. te winnen met een zet
Op 24. Ld7 beslist 25. Pf8:, kombinatie..
Tf8: 26. Tf6:.
Zwart aan zet en wint.
Schaakraadsel.
Het is duidelijk, dat de zwarte ko
ning bedreigd wordt met de
matdreiging 1. Dc4-c8, maar
zwart is aan zet en dank zij de
concentratie van zijn troepen
macht is hij in staat de partij
Oplossing schaakraadsel is:
Zwart won als volgt: 1. Db6-
glt en wit kan het mat niet
meer pareren.
(Litschenko-Sousine, Voronej 1971)