JOOP DODERER IS SWIEBERTJE NIET Swiep is van de jeugd en daar mag zelfs ik niet aankomen" IK BEGRIJP DE POPULARITEIT VAN PROFESSOR PI NIET..." ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1971 Vraag aan wie u wilt, wie is Swie- bertje, en men zal u antwoorden: Joop 'a& Doderer. Die mensen weten niet beter, J^flaat ze in die waan. Kinderen hebben een kwiekere kijk op. Voor een stoplicht te Amsterdam stond onlangs auto stil met aan het stuur een populaire tv-persoonlijkheid. Een groepje naderend grut liep hard-op te aarzelen: „Is het-um of is het-um 3 niet?" Tussen rood en groen kreeg die figuur een boekje met balpunt toege stoken. Handtekening. En Joop Dode- schreef Joop Doderer. „Die kennen niet", zeiden de jongens. En Joop Doderer schreef Swiebertje. „Zie je riepen die knullen verrukt, „ik tei het je toch, het is Swiebertje, ha, die Swiep". ,Die jongens hebben gelijk", zegt Joop Doderer. „Ik ben Swiebertje niet. Het k één van de vele typen, die ik maak,, >4l»iaar met dat type heb ik persodtnUik niets te maken. Voor- hetzelfde geld kun je mij houden voor dè balorige butler, de dwaze dokter of de wulpse 'aldhoornblazer, zo'n paar van die persoontjes die ik in mijn eigen Joop Doderershow door het hele land heen tussen de decors zet. Swiebertje is niet mij. Swiebertje is van de jeugd. Daar mag ik zelfs niet aankomen. Ik mag de kinderen hun held ook niet afnemen. Ik moet het blijven doen en ik zal het blijven doen. Ik moet het zelfs steeds beter doen, want de kin deren verheerlijken hun held. Een korps deskundige toneelkenners volgt elke uitzending met kritische ogen om Swiebertje te behoeden voor afglijden. Hij mag nooit een typetje worden, dat er met zijn ziel onder de arm met i zijn pet naar gooit". De kinderwereld kent zijn zorgjes, verdrietjes en niet beantwoorde ver wachtingen, waaruit ontsnapping mo gelijk moet zijn. Daarom is elk kind een Swiep in .het diepst van zijn gedachten, een gebenedijde buiten been, een begenadigde vagebond, die uit de volheid van zijn 'hart van goud onbaatzuchtig het goede beoogt, maar daarbij speels koorddanst om het woud van wetten en plichten heen en om zijn niet-begrepen grappen gewan trouwd wordt. Vaak lijkt dat desas treus uit te pakken, maar Swiep staat eerlijk en rechtschapen met bei de benen op de grond, al struikelt hij er wel eens over, en daarom komt altijd alles weer op zijn pootjes te recht en volgt het schouderklopje, een stabiel teken van erkenning in het labiele kinderleven. Wie Swiep wil begrijpen moet een beetje van de ene dag in de andere leven en dat valt- velen zwaar. De vader van Joop Doderer had daar al moeite mee, toen baby Joop zich in de wieg nestelde, vandaag 50 jaar gele den. In tegenstelling tot Dik Trom was Joop helemaal geen bijzonder kind en daarom zou Joop. net als vader leraar op een middelbare school worden, want alleen die maatschappe lijke sector bood een baan met vastig heid. Dat Joop op de lagere en mid delbare school zo'n beetje toneel speelde was een jeugdzonde, waar va der begrip voor had, maar die dingen moest je niet overdrijven. Toneelspe len betekende in die tijd pure armoe de en het beetje applaus, dat er te behalen viel, kun je uiteindelijk niet op je brood smeren. Daarom ging er gejuich op in huize Doderer, toen die eigenwijze Joop zich toch opgaf voor toelatingsexamen tot de toneelschool en werd afgewezen wegens schrik wekkend tekort aan talent. Figurant Stadsschouwburg, toen hun Joop daar voor een groot publiek een jubllante Justin neerzette, een hoofrol in Mada me Bovary van Gustave Flaubert. Zijn naam schitterde op alle aanplak biljetten en zyn vertolking schitterde nog meer. De enige die daar niet van ondersteboven was, was Cor v.d. Lugt Melsert, directeur van het toenmalige N.V. Nederlands Toneel. Bij hem had Joop gesolliciteerd voor een figuran tenrol als volontair, nadat hij op het examen zo ontmoedigend was afge gaan. In kleine rolletjes was Joop verdwaald tussen de groten, Josephine van Gasteren, Magda Janssen. Guus Hermus, Fons Rademakers, Jan en Annie van Ees en vele anderen. Kort voor de première van Madame Bovary werd Fons Rademakers, Justin in dat stuk, ziek. Cor v.d. Lugt aarzelde niet en droeg die rol aan Joop over. Hij bood hem gelijk een vast contract voor 75 gulden in de maand. Zegt Joop: „Naar verluidt dromen alle jonge toneelspelers van grote rollen. Alle meiden moeten een keer Julia geweest zijn en alle jongens Romeo. Maar, geloof me, inclusief Hamlet zal het me allemaal zo een zorg wezen. Ik wil op de planken staan. Daar voel ik me thuis in wat voor rol ook. Het leven is al drama genoeg. Dat hoef ik op de planken nog niet eens dun netjes over te doen. Natuurlijk speel ik ook serieuze rollen als dat moet. Ik zou best eens in een goede detective willen staan. Dan krijg je geen Swiep te zien of welk ander type ook, maar dan maak ik een rol, creëer ik een persoon". Achteraf moet Joop echter wel toege ven, dat hij eigenlijk altijd vrij ge makkelijk in het kluchtwerk viel. Dat begon na de oorlog in een theater op de Nieuwendijk met Cor v.d. Lugt en .Tohan Kaart en vond later hoogtepun ten in Drie is teveel en in de Drie- stuiversopera. Samen met Jan Musch bedreef hij nog een jaar politiek ca baret en deed ook revuewerk samen met Wim Sonneveld, afgewisseld met een stuk als Brief Encounter bij het Comedia van Cor Hermus en samen met Ko van Dijk voor de Ned. Come- die Oscar. Ko van Dijk heeft het kluchtwerk ook nooit geschuwd en heeft voor de radio met Joop Doderer menige Koek en Ei opgeklopt tot het schuim tot groot vermaak van het vaderland in het rond vloog. De functie van de klucht is het ene oor in en het andere uit met daartus senin op glanzende wangen de glim lach, eventueel aangedikt met wat tranen voor pikant plezier. Soms reikt een klucht hoger. Dan zit daar een gedachte in die dieper doortast of loopt er een mannetje in rond, dat schijnt uitgerust met een stukje ziel van onszelf. Men herkent hem. Men ziet zichzelf. Zo'n mannetje kan een eigen leven gaan leiden en het waar merk van zijn echtheid in het hart griffen. Zo'n mannetje verscheen op het scherm op een woensdagmiddag in 1952 in een kinderprogramma van de NCRV, die ter afwisseling op een an der vrolijk kindervertier het zwerver tje Swiebertje liet opdraven. Voor Joop Doderer een aardige tv-schnab- bel ter afwisseling op zijn podium- werk. Swiebertje kwam en Swiebertje ging, maar verdween niet uit de her innering van de kijkers, die diep in het gemoed getroffen door deze vrolij ke vrijbuiter om Swiebertje bleven Dezelfde Swiep Zij moesten tot 1958 wachten. Dezelf de Swiep van vroeger, maar na niet meer als eenling op de wereld. Om het alternatieve van zijn verschijning te benadrukken en om zijn spitsroe den lopen buiten het gareel van de ordentelijke burgermansplichten scher per te markeren kreeg hij een anti-pode toebedeeld in de persoon van de steile dienstklopper Bromsnor. Om het conflict te verzachten werd de rechtschapen en moederlijke Saartje aan het geheel toegevoegd. Een suc cesformule, die in het komende win terseizoen leidt tot opnieuw acht uit zendingen in de nu al dertiende jaar gang, een ongekende follow-up. Joop Doderer: „Wij dachten eerst ook, dat we het alleen voor de kinderen deden. Daarom op woensdagmiddag en toen dat later beter in het zendsche- ma paste werd het op zaterdagmiddag gezet. Voor de kinderen maakte dat geen verschil. Grote vergissing. Bin nen de kortste keren kregen we een petitie met duizenden handtekeningen van winkeliers, die op woensdag ge sloten waren en dus konden kijken. Onder die druk keerden we terug naar de woensdagmiddag om vervol gens de werknemers tegen ons te krijgen, want die konden juist op hun vrije zaterdag de avonturen van Swiep op de voet volgen. Om het groeiende Swiepvolk 1e gerieven werd het programma definitief op za terdagavond geplaatst, maar zo vroeg, dat ook de kinderen konden kijken. We zitten nu met de kijkdichtheid tegen het voetbal aan". In brieven aan Swiebertje storten kinderen en volwassenen him hele hart uit. In ziekenhuizen en inrichtin gen zijn kinderen maanden druk met nuttige handwerken, waarvan de frappante resultaten met postzakken bij Joop Doderer worden binnenge dragen. Een vrouw schreef: „Toen u laatst die gebraden kip bij Bromsnor uit de pan tilde en u er zomaar uit het vuistje aan begon te smikkelen, vroeg mijn man plotseling om kip, terwijl hij er voordien altijd op spuw de. Nou eet lk ook graag konijn, maaii mijn man kan zelfs de lucht ervan al niet zetten. Wilt u de volgende keer bij Bromsnor een gebraden konijn uil de pan tillen?" Pas op Pietje Maar Joop Doderer is Swlebert.fe nteè. Joop heeft andere dingen aan zijn hoofd. Dag aan dag is hij op tournee door ons land met zijn eigen revue in de vrije sector met mensen als Rita Hoving, The Chico's, Tineke van Lee», Bram Biesterfeld en Cor van "Veen. Daarin babbelt Doderer met zijn pu bliek en schept hij types, die allemaal van de ware geest van 's levens luch tigheid doortrokken zijn. Dan staat Swiebertje mijlen ver van Doderer af. Dan baart het Joop Doderer zelfs geen zorgen, dat Malle Pietje (Eket) tn de benadering van zijn type meer en meer op Swiep gaat lijken. En dat mag niet van de auteur en van de regisseur. Anders verwateren de ko mische kanten van Swiep en dreigt een volksfiguur de mist in te gaan. Geen kwaad woord over Pietje, hoor, want iedereen vindt hem een vondst en Swiep vindt zelf ook, dat het uniek is zoals die twee karakters bfj elkaar passen. Schuldig is hier vooral de omstandigheid, dat Swiep zowel als Pietje voor een groot deel meer op improvisatie dan op tekst drijven. Maar Pietje mag geen ondeugende dingen doen en niet ongewild argeloze gein schoppen. Dat Is aan Swiep voor behouden. Pietje mag alleen begrip tonen en eventueel de brokken aanve gen. Het ls toch al een hele bedoening om Swiep zuiver binnen zijn persoonlijke trekjes te houden. In een vroegere serie, waarin Swiep zijn verhaal aan het winterse haardvuur vertelde en men vervolgens Swiep zag veranderd in de gedaante van Lodewijk XIV heeft het brieven van verontwaardi ging geregend: „Swiep hoort in de hooiberg en niet op de troon. Dan is voor ons Swiep niet langer Swiep Swiebertje heeft in alle lagen van de bevolking aanhangers. Vrachtwagen chauffeurs: „Ha, die Swiep". Gegoede middenstand: „Dag mijnheer Doderer". Vlotte jongens: „Dag ome Joop". Maar allemaal lopen ze zo met de duim omhoog. Zegt. Joop Doderer: „Ik vind populariteit leuk. Wie er niet tegen kan, moet dit vak niet kiezen, al ben ik een maand per jaar onbereikbaar tn een Spaans gehucht of zo. Dan wil ik zelfs Joop Doderer niet kennen. Gewoon mezelf zijn". Laat Joop Doderer Swiebertje dan niet zijn. We hopen, dat-ie het nog lang zal blijven. TON OLIEMULLER '"If HEILOO In oktober verschijnt bij de uitgeverij ,gi, «Arcanum" en „De morsige roerganger" een verzamel- boekje van de strips over professor Pi, geschreven door Rob van den Bom uit Heiloo. Bijna zeven jaar ontwierp Van den Born deze strips voor Het v; Parool, maar vier jaar geleden stopte hij ermee, om dat hy er schoon genoeg van had. „Ik ben zelf hoogst 't verbaasd over het op de markt brengen van het boek. Ut weet er nauwelijks iets van", vertelt de tekenaar. -Toen er contact met mij werd opgenomen, was alles >1 rond. Ik hoefde alleen mijn fiat te geven. Titel -Prof. Pi") en prijs (ƒ8,90) waren zelfs al vastge- iteld". „Ik begrijp die drukte om professor Pi eigenlijk "iet", vervolgt Bob van den Born. „Ik heb de figuur SWeldig gevonden. Eigenlijk ben ik geen stripteke- "aar. Destijds ben ik eraan begonnen om een basis- mkomen te hebben. Karikaturen maken vind ik veel fijner, maar als er van de tien tekeningen twee wor den gepubliceerd, kan je er niet van leven. Je moet iets bij doen". Dat is toen Professor Pi geworden, die een grote f Populariteit kreeg, niet alleen in ons land, maar ook 1 vor daarbuiten. De stripfiguur verscheen onder ande- re in Engeland, Duitsland, Suriname, Portugal, Uru guay, Italië, Canada en China. „De verkoop over de grenzen ging helemaal buiten mij om", aldus de tekenaar. „Waar die strips terecht kwamen, weet ik niet eens precies meer. Af en toe werd er weer wat op je bankrekening bijgeschreven en dan dacht je, „hé, daar ook". Een grote verdienste was het in elk geval niet. Er bleef erg veel hangen bij de tussenpersonen. De internationale bekendheid daardoor verkregen, is ook maar betrekkelijk. Het is slechts een bepaald publiek dat je werk waardeert. Daar moet je je dus niet op verkijken". Bob van den Born heeft vroeger zelf wel eens ge dacht, om de professor Pi-serie in boekvorm uit te brengen, maar hij vond het moeilijk de lange strips esthetisch in een boek te verwerken. Stripverhalen tekenen viel hem overigens niet al tijd mee. „Voordat ik in zee ging met Het Parool, had ik een aardig voorraadje gekweekt. Zes strips per week is erg veel, want je hebt niet altijd humoristische invallen en daar gaat het om. Mijn reserve van hon derd stuks begon al rap te slinken. Je loopt achter je zelf aan te rennen. Ik heb er nooit één gemist, maai de kwaliteit vond ik soms wel minder. Het grappige is, dat je soms over wat jezelf minder geslaagd vond de volgende dag hoorde: „Hij was erg goed gister avond". Hoewel de tekenaar zijn akte heeft (kunstnijver heidsschool 1945-1950) voelde hij niets voor les ge In deze strip is de rol van professor Pi uitgespeeld. Van grap is hij toeschouwer geworden. ven. Hij heeft eens twee dagen voor de klas gestaan, maar toen wist Bob van den Born het al wel. „Ik heb er geen behoefte aan iemand voort te duwen," zegt hij zelf. „Ik heb al moeite genoeg mezelf aan de gang te houden, daar heb ik geen klas voor nodig". Het enthousiasme voor het tekenen zat er bij Bob van den Bom al vroeg in. Ronald Searle en Andre Frangois waren zijn grote voorbeelden. Deze mensen waren specialisten in het maken van karikaturen over toneelvoorstellingen en vergaderingen. Verder trok het hem aan voor zichzelf te kunnen werken: niet gebonden te zijn. Ook hieruit blijkt, dat de pro- fessor-Pi-tijd zeker niet geweldig voor hem is ge weest. „Professor Pi stond in het begin centraal in mijn werk, maar later kreeg hij meer en meer een decor functie. De grappen kwamen op de achtergrond. De professor trok alleen nog maar een kwaad, vriende lijk of leuk gezicht. Zijn rol was uitgespeeld, maar in de strip was hij onmisbaar. Merkwaardig voor iemand, die ze getekend heeft, is dat Bob van den Born zelf niet van strips houdt. „Neem nu de Peanuts van Schulz" haalt hij als voorbeeld aan. „Knap getekend, leuke figuurtjes, grappige vondsten, maar de humor zie ik niet meer. Alle situaties zijn identiek en er komt niets origi neels meer uit. Dat kan ook niet, want je raakt eens uitgeput". Toch was dit niet het enige motief waarom hij stopte met zijn serie. „Het werd ook financieel steeds minder aantrekkelijk. We hebben altijd bescheiden geleefd. Voor een aantal jaren was het dus goed zo. Maar op een gegeven moment ben je zover, dat je een vast inkomen durft te laten schieten", zegt hij. Striptekenaar Bob van den Bom boetseert nu voor „Madame Tussaud" karikaturen van bekende politici Inderdaad durfde de nu 44-jarige kunstenaar risi co's te nemen. Van het tekenen stapte hij over naar het boetseren. Nu maakt hij o.a. voor „Madame Tus- saud" in Amsterdam karikaturen van Nederlands bekendste politici en omdat de een komt en de ander gaat, heeft hij hiermee regelmatig terugkerend werk. I)e^ karikaturen voor zijn kleifiguren ontwerpt hij „Iedere karikaturist heeft zijn eigen stijl, al moet je daar voor je zelf niet te veel aandacht aan beste den, zegt Bob van den Born. „Een figuur als De Gaulle was altijd een geliefd onderwerp. Je had veel houvast aan zijn neus, maar toch is er door twee personen niet éénzelfde tekening gemaakt". „Het ligt er niet altijd zo dik bovenop als bij De Gaulle. Daarom kunnen er veel verschillende kari katuren van één persoon worden gemaakt. Als ik een kenmerk van mijn tekeningen zou moeten noe men, dan zou het de schedel zijn. Men zegt, dat ik schedels nogal klein maak. Dat zal dan wel zo zijn". Het tekenen van karikaturen en het boetseren daarvan, bevalt Bob van den Born zo goed, dat wel aangenomen mag worden dat professor Pi voorgoed verleden tijd is. Alleen het boekje houdt de herin nering aan de professor straks levendig. ART VERBURG

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 11