NEDERLANDS LANDSCHAP WORDT LANGZAAM MAAR ZEKER UITGEKLEED Per bus op sluipvaart' door de kroondomeinen in ZATERDAG 21 AUGUSTUS 1971' Rechts: Sommige zeldzame planten komen alleen nog in bermen voor. Links: Bermbeplanting vormt een onmis bare voedings- en nestelgelegenheid voor bestuivïngsinseeten. Wegberm- en slootverzorgers spuiten laatste restje veelzijdige natuur voorgoed vernieling in HAAG Nederland telt enige honderdduizenden bmeters wegbermen, sloten en beken. Het zijn de stjes grond waarop nog een veelzijdige plan- n insektenstand voorkomt. Het vroegere ryke, lerlandse landschap is immers door de moderne lbouwtechnieken in korte tijd uitgekleed tot een ieling eentonige monocultures. Maar we zijn ig die laatste onbetaalbare restjes kleurrijke natuur korte tijd voorgoed te vernietigen. Zinloos. Uit n netheid. Bloemen die de natuur ons schenkt :houwen wij als onkruid. Onnodig wordt door over ig gebruik van herbiciden en pesticiden en door ivermatig maaien een einde gemaakt aan de ite veelzijdig samengestelde econsystemen in weg- .vatergang. Veel vaak nuttige insekten zien woongebied vernietigd en sterven eveneens uit. De ildigcn: ondeskundige en onverantwoordelijke anib- an plantsoenendiensten, provinciale watersta- ivaterschappen. ds kort hebben milieudeskundigen en natuutbe- aan de noodbel getrokken. P. Zonderwijk, I >fd afdeling Onkruidbestrijding Planteziektenkundi- dienst Wageningen, is een kruistocht begonnen en ondeskundig gebruik van onkruidbestrijdings- I jdelen. Hij trok het afgelopen jaar langs gemeenten diensten om lezingen te houden over deskundig en ïltreffend wegberm- en slootbeheer. één spuit naar hai-telust alle bloemen uit de j sbermen dood met behulp van groeistoffen. De ait de bermen met een frequentie die kan ipen tot zevenmaal per jaar. zodat de bloemx-ijke [etatie haar kop eenvoudig niet meer kèn opsteken, chts uiterst zelden ziet men nog een kleurige De één heeft dit motief, de ander houdt er gedachtengang op na. De bloeiende flora wordt op van plaatsen zinloos vernietigd, en dat nota bene ;n hoge kosten die de gemeenschap moet opbrengen. loopt op die manier in de miljoenen guldens", rijft Zonderwijk in het jongste nummer van „Na- i Landschap", het tijdschrift voor natuurbehoud milieubeheer. iderwijk wil beslist niet zeggen dat wegbermen en tergangen maar moeten vol- en dichtgroeien. Berm- nkjes en verkeersaanduidingen moeten- steeds goed htbaar blijven voor het verkeer. Maar is het dan Hg de bermen en taluds verder dan de eerste één a meters laag te houden? Hoe meer er wordt gespoten, hoe harder de overblijvende (gras-) vegetatie gaat groeien, en hoe vaker er gaat worden gemaaid. Het onderhoudspersoneel wordt bovendien onnodig vaak blootgesteld aan het gevaar van het langs razende Veel bermvegetaties hoeven slechts één keer over de volle breedte te worden gemaaid wanneer ze te hoog zijn geworden. Daarna groeien ze tot niet hinderlijke hoogte, en zijn ze vanaf half augustus uitgegroeid. Maai je ze vaker, dan blijven ze groeien, en kun je aan het maaien blijven. Volgens Zonderwijk is gemiddeld twee, hoogstens drie maal per jaar maaien en dan alleen de stroken dicht langs de weg. die het verkeer en het uitzicht hinderen meestal voldoende. Juist de wegbermen zijn zo belangrijk, omdat ze de groeiplaatsen zijn van honderdern lichtminnende plantesoorten. Sommige zeldzame planten komen alleen nog in bermen voor. Ze laten zich niet opsluiten in natuurreservaten. Maar het'zij li niet alleen de planten die aan d'e netheidsmanie" van ongebrëicl'éldé'orilfmidbéStHjders ten offer zijn gesteld. Ook insekten gaan eraan. Bestuivings- insekten als wilde bijen (Ned. 300 soorten) en hommels (Ned nog 35 soorten) zijn in hoge mate afhankelijk van de wilde flora. Door hun verdwijnen dreigt 'n onvoldoen de bestuivingspotentieel voor land- en tuinbouw. Er is al een sterke achteruitgang in hun stand te zien. Ze hebben vaak de bermvegetatie niet alleen als voedselbron, vaak ook als nestelgelegenheid. Sommige solitaire wilde bijen overwinteren in holle plantesten- gels van fluitekruid, riet, braamstengels. De helmkruid- bladwesp leeft bij de gratie van het laten voortbestaan van helmkruid en zwarte toorts. En het helmkruid- snuitkevertje is volledig aangewezen op 't helmkruid, dat in een vochtige wegberm, zo'n goede plaats kan hebben. Het afbranden van bermen en slootkanten, veelal in het voorjaar, betekent hun dood. Veel wilde planten staan bij niet ter zake kundige practici in een kwade reuk. Ze menen dat het zaad van deze bermplanten zal overslaan op akker of weide, volgens Zonderwijk een onjuiste gedachte. Anderen maken er een hobby van alle brandnetels te bestrijden. Maar ze weten niet dat op brandnetels de rupsen leven van geliefde dagvlinders als atalanta, dagpauwoog en kleine vos. De larven van deze vlinders kunnen op geen enkele andere plantesoort groeien. Vernietiging van de op zich niet erg mooie brandnetels betekent wel een sterke verarming van de inseklesoorten. Zo zijn er reeksen van voorbeelden te geven van Hommels, bijen, vogels, hazen, wezels, egels, padden, slangen en hagedissen komen in het gedrang Ook de bermvegetatie kent zijn „softenon"- gev allen. Bestrijdingsmiddelen Runnen een (soms zeldzame) plant ernstig misvormen. insekten die zijn aangewezen op wegbermen en sloot kanten. En dan hebben we het nog niet gehad over vogels als litis, spotvogel, grasmus, braamsluiper, ta- puit enz., en zoogdieren als haas, wezel, hermelijn, egel, muizesoorten, en reptielen, padden, gladde slang en hagedis, die extensief beheerde bermen hetzij als broedplaats, hetzij als dekkingsgelegenheid gebrui ken. Ze leveren een aanzienlijke arbeidstijdbesparing op, soms tot 80 procent. Uit de moderne landbouw zijn herbiciden nauwelijks nog weg te denken. In graange wassen wordt het licht, vocht en voedsel stelende onkruid bestreden met groeistoffen, die bij specifieke plantesoorten de groei storen. Maar op zichzelf on schadelijke plantjes als het spiegelklokje worden bij de routinebespuitingen eveneens gedood. De typische groe peringen van akkeronkruidflora, vroeger aanwijzingen voor grondsoort, vochtigheidsgraad, zuurtegraad, vruchtwisseling enz., zijn sterkinsaméps'tëlling veran derd. Behandeling xnet herbiciden, zo kan zonder meer wol-dén-gesteld, veroorzaakt een sterke nivellering van vegetatie en insektenbestand. Persistente herbiciden zijn trouwens ook voor de land bouw niet zonder gevaar. Ze worden niet ontleed, en bij langdurig regelmatige bespuitingen kan hun gehal te in de bodem wel eens zo hoog zijn geworden, dat bij verandering van gewas het nieuwe gewas niet meer wil gedijen. Ook voor de agrariërs geldt dus: gebruik onkruidbestrijdingsmiddelen met verstand, win eerst bij een deskundige instantie advies in. In het rivierengebied hebben de dijkbegroeiingen een rijke vegetatie en insektenwereld. Langs de IJssel tussen Deventer en Olst, schrijft Zonderwijk, werden in 1970 op één moment zomaar 70 verschillende bloei ende plantesoorten over een halve kilometer afstand geteld. Wanneer daar nooit wordt gespoten, alleen gemaaid, is dat een stap in de goede richting, aldus Zonderwijk. Moeilijker ligt het bij de watergangen, die behoren niet dicht te groeien. Vroeger werden ze uitgemaaid en leeggehaald, een arbeidsintensief karwei. Vandaag worden de waterplanten met verdelgingsmiddelen klein gehouden en uitgeroeid. Overigens spelen de sterk verdunde hoeveelheden pesticiden bij deze onkruidbe strijding een zeer ondergeschikte rol in veel sloten en beken, die door andere vuilbronnen al zwaar chemisch verontreinigd zijn. Waar enigszins mogelijk, stelt Zonderwijk, moet bij watergangen de voorkeur worden gegeven aan de oude, mechanische schoonmaak boven een chemische behandeling. ,De Planteziektenkundige Dienst geeft al jaarlijks kosteloos de zg. groene berichten uit. Daarin staat hoe de watervegetatie met de juiste middelen op de juiste tijdstippen kan worden kortgehouden. Met sommige middelen moet men trouwens heel voorzichtig zijn. Vaak lijkt de plantenbestrijding te slagen. Maar doordat ook de plantewortels zijn afgestorven, kan de watergang bij zware regenval of plotseling hoge wa terstand dichtspoelen met de grond van de slootwan- Volgens Zonderwijk is de tijd gekomen dat bij toepas sing van pesticiden die ergens het biologisch milieu kunnen schaden, de overheid zorgt voor een exacte begeleiding. Vooral het water, dat stroomt, komt over al. Het stoort zich niet aan de grenzen van het bestrijdingsgebied, en kan gemakkelijk in een aan grenzend natuurreservaat onherstelbare schade aan richten. Zonderwijk hoopt dat de industrie snel dé juiste middelen zal weten te ontwikkelen, middeleo met een geringe persistentie, een korte levensduur, en die geen accumulatiegevaar voor organismen inhou- Overmatig, zgn. „schoon" wegberm- en watergangbe- heer is wanbeheer. Overdreven netheid, vooral bij kleinere gemeenten met een eigen machinepark, uit zich in: dood spuiten van vegetaties op wegbermen, vooral rond palen, bomen, heesters, waarbij gemakshalve een doodspoor wordt getrokken van het ene object naar het volgende, het onnodig maaien van de gehele berm, vooral langs schrale en onverharde plattelandswegen, het overmatig vaak maaien, meer dan driemaal per jaar, het afbranden van bermen en slootkanten, het .te vroeg in het najaar maaien van nog bloemrijke bermen, die juist in dit jaargetijde voor bestuivingsinsekten de nectarbronnen levex-en. Gedeputeei-de Staten van Noord- en Zuid-Holland heb ben begin dit jaar het goede voorbeeld gegeven. In cii-culaix-es aan beheerders van wegen, dijken en wa tergangen werd aanbevolen de bermen, taluds en waterwegen zoveel mogelijk op mechanische wijze te behandelen en werd gewezen op de gevaren van gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen. JOHAN VAN WORKUM APELDOORN De staart recht omhoog, kwam zojuist in volle draf een everzwijn uit de varens. Pal voor de eerste bus, stak hij de weg over. Nu rijdt onze bus, de laatste van een rij van drie, langzaam achteruit. Want tussen de goudglanzende smclen is een heel rot wilde varkens gesignaleerd. Ze hou ten koers aan, die hen ach- ns langs over de laan zal brengen. De chauffeur is ze te af. Opeens zien de zvvart- jassen het reusachtige sardine- blik vlak voor hun neus opdui ken. Op nauwelijks tien pas af stand, ontdekken ze zo'n veertig bleke gezichten achter glas. En het dubbele aantal wijzende handen. Daar staan ze nu. Tien wilde zwijnen. Bewoners van de rust gebieden van de kroondomeinen. gebied m sprengen en eventien kilo- eertien kilome- Hun teri'itoir heide, buntvlakten, meter lang e: 1 Ier breed. Besluiteloos, de oren wijd uitge stoken van angst of woede, I taxeren ze het metalen monster. Hun scherpe gehoor vangt het ih kreten van extase vei-woorde enthousia: giers op. „Dan maar een eind door de smelen draven en elders de weg ovei-steken", zie je ze denken. Daar gaan ze. Het golft zwart tussen de buntgras. Ook :n zestal bigge- i de oneffenhe- ?in, struikelend m de zeug te tjes ki-ioelt tusse den van het ten in hun haast, volgen. Geen inspanning De inzittenden van de bus zijn enthousiast. Zonder een inspan nende bergtocht, lekker achter over in de fauteuils, maken ze kennis met het wild, dat leeft in een unieke entourage van zwaar geboomte en onafzienba re heuvelachtige heidevelden. Men praat nog even na over de ontmoeting met de ruige bewo ners van bos en veld. Niet lang. Nog geen vijf minuten later, komt er opnieuw wild in zicht. Het kan niet op. De chauffeurs van de drie bussen, die dicht bij elkaar, vaak in „sluipvaart" door de kroondomeinen van Het Loo ï'ijden, hadden bij de aan vang van de rit nogal pessimis tisch gedaan. De regen en de grijze wolken, die haast in het bos hangen blijken echter geen ongunstige invloed te hebben op de activiteit van het grote' De tocht een wildspeui'tocht per bus door de koninklijke do meinen, georganiseerd door de Apeldoornse VVV begon bij het NS-station, naast het VW- kantoor. Sinds dit voorjaar kan men iedere avond, behalve zon dags, zo'n rit maken. Nog tot 1 september. In verband met het geleidelijk vi-oeger invallen van de duisternis, is het uur van vertrek iedere week wat vi-oe- ger. Een romantische wildspeurtocht door een gebied, waar verder geen wandelaar wordt toegela ten en waar zelfs de jachtopzie ners, om het wild niet te veront rusten, zich zelden laten zien. Het grofwild is aan de geregel de doorkomst van de bussen ge wend. Per avond worden er hoogstens drie tot de kroondo meinen toegelaten. De chauffeur spiedt voortdurend tussen de beukestammen en over de hei de. Toch zijn het vooi-al de pas sagiers, die actief aan de wild speurtocht deelnemen. „Links vooruit een groot hert" of „een ree tussen de bosbes sen", zijn kreten, die vaak door de bus klinken. De chauffeur i-eageert daarop onmiddellijk door te stoppen of in „sluip vaart" over te gaan. Knipperlichten Zodi-a de eerste bus wild in zicht krijgt, wordt met de knip perlichten geseind. Zo wordt overgebracht, of men rechts of links moet kijken. Het blijft een avontuur. De na tuur is wispelturig. „Gisteren was het prachtig weer", zegt de chauffem-, „veel mooier dan nu, maar we zagen maar een reetje en twee wilde zwijnen". Niet altijd toont het wild zich in groten getale aan de deelne mers. Nooit weet men zeker, waar de ontmoetingen met de Reewild ziet kroondomeinen. wilde bewoners van de, Veluwe plaatsvinden. In de prille avonci rijden we vlak langs het paleis Het Loo de kroondomeinen binnen. „Zoef de haas" zegt de chauf feur en hij wijst op een jonge langoor, die onder het reusach tige bladerscherm van een beuk zijn buikje vult met gras. Tussen de bomen liggen de rog- geakkers als gele vlekken. We rijden door een laan van dikke douglasbomen. De natuur wordt ruiger. Het drukke praten in de bus gaat geleidelijk over in ge spannen zwijgen. De passagiers voelen kennelijk aan, dat hier de eerste ontmoetingen met grof wild,kunnen plaatsvinden. Ieder tuurt over de bosbessen, pro beert beweging te ontdekken in ildspeurtocht door de de schemer onder de grove den- De eerste bus seint. Links van de weg wordt wild gesignaleerd. Zwarte schimmen dansen over omgevallen bomen en tussen de bruine stammen van het naald hout door. Drie, vier wilde zwij nen. Ver weg. Maar ieder wijst „Niet te hai-d praten", waar schuwt de chauffeui-, „Het wild is niet bang voor de bus, maar wel voor hetgeen erin zit". Hij wijst op een gx-assti'ook, die is omgewi-oet door de wilde zwij nen. Attendeert de passagiers op een tiental konijntjes en wat hazen, die daar grazen. We komen in de buurt van het dorpje Niei-se, een van de vier gehuchtjes in de kroondomeinen, De koninklijke houtvesterijen Het Loo, beter bekend als de kroondomeinen, vormen Neder lands grootste aaneengesloten natuurgebied. De totale oppervlakte is 10.800 hectare. Het grofwild is in deze boeiende natuur goed vertegenwoor digd. Er huizen herten, wilde zwijnen, reeën en moeflons. Men heeft een aantal rustgebieden voor dit wild gecreëerd, waar geen mens wordt toegelaten. Hict kan het grote wild zich terug trekken om de dag te verslapen. Hoewel wandelaars hier taboe zijn, verschijnen er toch. op initiatief van de Apeldoornse WV, iedere avond, behalve zondags, al naar gelang de belangstelling, één tot drie bussen. Meer worden er per avond niet toegelaten. Zo'n rit kost zes gulden per persoon. Om zeker te zijn van een plaatsje, verdient het aanbeveling een paar da gen van tevoren te bespreken. Vanaf een uur van de start, kunnen de kaarten worden afge haald bij het VVV-kantoor, naast het station, waar ook de bussen vertrekken. De tocht duurt ongeveer 2'/s uur. Ook groepen kunnen met een eigen bus zo'n speurtocht maken. Dan echter alleen overdag. Tot en met 1 september bestaat deze mogelijkheid nog. Vertrektijden steeds om tien uur en vier uur. Ook dan v orden maximaal drie bussen toegelaten. Door de koninklijke houtvesterijen wordt voor een begeleider gezorgd. De middag- tocht biedt meer kansen op het waarnemen van grof wild. dan de ochtendrit. De VVV in Apel doorn zorgt voor de reserveringen. Hoewel na 1 september niet meer dagelijks een avondspeurtocht kan worden gemaakt, is dat, tot en met 18 september, nog wel iedere dinsdag en donderdag mogelijk. De bus stopt vaak bij de laan tjes, die op de weg uitmonden, Ieder spiedt dan over het gele «and, of zich daar niet de zwar te schaduw van een hert tegen aftekent. De natuur blijft boei en, maar is vooi'lopig nog leeg. Opeens een ïoodbjuine schim. Met grote sprongen haast een ree zich weg. We passeren het kromme beu kenbos, rijden door een eiken laan. waar de wilde zwijnen in de herfst de harde vruchten komen vreten. Dat vertelt de chauffeui-, die hier wat van die zwart jassen had verwacht. Ze verschijnen niet. Even later, als we onder een slagboom door het rustgebied van het grofwild binnenrijden, zijn ze er wel. Voor een grote haas, die zijn lange oren boven het buntgras uitsteekt, bestaat nauwelijks be langstelling, want op hetzelfde moment komen zwijnen in zicht. Een rot van vijftien. In de schemer van het bos, zien we ze als zwarte satei's heen en weer springen. Er zijn ook big getjes bij. Vijf minuten lang wordt van dit schouwspel genoten. Even ver der komen drie grote herten in zicht, die langzaam tussen de RONDTOCHT IN NATUUR WAAR GEEN WANDELAAR KOMT bomen door trekken. Het kan niet op, want nog geen honderd meter heeft de bus afgelegd of dè spieders signaleren opnieuw vijf herten, vlakbij elkaar, op een zandweggetje. Ze kijken naar ons. Zodra er iemand uit zou stappen, nemen ze de be nen. Op tachtig meter afstand is het in de somberte van de regen achtige avond slechts een brui ne, vei-starde „hoop hei-ten", maar ki-eten van „prachtig" en „wat mooi" begeleiden de waar neming. De bus vervolgt de „sluipvaart". Een hinde met kalf glipt tussen de stammen van het naaldhout dooi-. Op een heuveltje staan twee herten, waarvan er één een groot gewei draagt. De natuur wordt steeds ruiger. Een echte wildernis. Velden va rens liggen als lichtgroene vlek ken tussen het sombere bos. Tussen de bosbessen wandelt opeens een reebok. Het fraaie dier gaat op veertig pas afstand langzaam langs de bussen, zodat ieder alle lijd krijgt om het kapitale gewei te bewonderen en de elegance, het reewild ei gen. De schemer wordt intenser. De in de inleiding omschreven ontmoeting met de wilde zwij nen is niet het laatste avontuur. Terwijl de kleuren van het woud vervagen, het bos een zwarte muur wordt en de heu vels donkere wolken, die op de aarde liggen, is daar het grote roedel. Twintig herten met gro te geweien, staan dicht bij el kaar op de top van een heide- heuveltje. De zwarte silhouetten uan het roodwild, steken duide lijk af tegen de grijze lucht. Een waardig afscheid van de kroondomeinen. HARRY WONINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 13