Geplakt tegen de bergwand Klimmen in de Eifel WE 1 ZULLEN 1 ERAAN MOETEN WENNEN fil WIJ ZIJN NIET ZO ONHANDIG ALS WE DENKEN 1971 SATERDAG 7 AUGUSTUS 1971 Zelf het eigen huis onderhouden: „Ik heb er genoeg' van" zei de man. „Jaren zeuren bij de huisbaas om een nieuwe gootsteen, maanden drammen om een lek gemaakt te krijgen, het zit me tot hier". En de man kocht een eigen huis om van de ellende af te zijn. En toen begon het verhaal eigen lijk pas. Want de man merkte dat er méér factoren zijn die de klussenellende veroorzaken dan onwillige huisbazen. Zoals lieden die beloven onmiddellijk te komen maar het „vergeten", andere lieden die de reparatie prompt uitvoe ren, waarna blijkt dat er niets van deugt, en lieden die simpelweg zeg gen dat ze voor zo'n rotklusje niet kunnen komen opdraven. „Doe die dingen dan toch zélf!" zei de omgeving van de man. En hij sprak: „Dat kan ik niet, want ik heb twee linkse handen." En de ellende duurde voort. Men kan de man in dit verhaaltje naar believen vervangen door Jansen, Joosten, Jansma en Jubberdink, want er zijn talloze mensen in Nederland die worstelen met het klussenpro- bleem. Elke morgen aan het ontbijt begint moeder de vrouw erover, en elke avond moet geconstateerd wor den dat het lek nog niet gedicht en het raam nog niet gerepareerd is. En als het gebeurd is, dan komen de jeremiades over de rekening, die vijfmaal zo hoog uitvalt als men had verwacht. Want in feite heeft de man maar een kwartier gewerkt, en dan is een bedrag van 32,50 toch al te bar. Wie heeft er gelijk? Beide par tijen •waarschijnlijk. Want natuurlijk is het te dol om voor een kwartier werk zo'n bedrag neer te moeten tellen. Maar van de andere kant vergeet de klant dat de reparateur eerst is komen kijken, de zaak heeft opgenomen, en vervolgens terug is gekomen voor het eigenlijke werk. En als er dan tussen de vijftien en twintig gulden uurloon wordt be rekend zijn die twee en dertig en een halve gulden weer helemaal verant woord. Wennen Een moeilijke zaak dus, waarvan de oorzaak heel simpel zit in het feit dat we in Nederland in 1971 niet meer in een situatie leven waarin sommige mensen enorm veel geld verdienen in vergelijking met anderen. Men kon met een behoorlijk inkomen een halve eeuw geleden een dienstmeisje „hou den" van een fractie van dat inkomen maar die tijd is (gelukkig) voorbij. Maar veel mensen moeten er duide lijk nog aan wennen. In Amerika, waar deze ontwikke ling zich aanzienlijk eerder voordeed, was het ook enkele tientallen jaren geleden al normaal dat mensen hun eigen huis onderhielden. Hier komt deze ontwikkeling nu pas goed op gang; steeds meer mensen, die ont- dekt hebben dat ze een deur kunnen es schilderen of een plafond kunnen wit her ten durven ook liet „grotere werk" Die „linkshandigheid" heeft meer met gemakzucht dan met onvermo gen te maken. Niemand komt ter we reld met een voortreffelijke hand van metselen of het ingebouwde talent om een regenpijp te vernieuwen. Alle werk moet geleerd worden en als men daartoe bereid is zal blijken dat het met die onhandigheid nogal mee valt. Natuurlijk zal menigeen af en toe vloekend vaststellen dat-het-niet- lukt, maar die vloeken zullen beslist niet luider zijn dan die over repara teurs die verstek laten gaan of reke ningen die te hoog uitvallen. Er is een nieuw argument om zelf méér aan het onderhoud van eigen huis te gaan doen. Niet aftrekbaar Sinds kort immers zijn de normale kosten niet meer aftrekbaar voor de belastingen het gouden tijdperk dat Witteveen de helft of meer van een vernieuwing van het keukeninterieur betaalde (de belastingadviseur wist daar wel een foefje op) zijn voorbij. In de wereld van de reparateurs merkt men dat dan ook wel. Zo zegt de heer Hoekstra van de Nederlandse Aannemers- en Patroons bond: „We zijn daar echt niet geluk kig mee, maar de tendens is er dui delijk. De mensen zijn nu eerder ge neigd om het zelf maar te proberen, ook al valt de kwaliteit wellicht lager uit." Dezelfde spreekbuis over de klacht dat men zo moeilijk mensen te pak ken krijgt: „Je moet natuurlijk geen grote aan nemer bellen om een muurtje in de win te metselen. Daarvoor zijn er, wat wij noemen, de aannemers in de burgerbouw. Die doen dat werk graag. Hoe je kunt weten wat nou een grote en wat 'n kleine aannemer is? Dat staat er inderdaad in de telefoon gids niet bij, maar laat de mensen dan even de plaatselijke secretaris van de NAPB of een van de andere bonden bellen. Die geven graag in lichtingen. Nee, het is echt niet zo dat de aannemers voor klein werk hun schouders ophalen er zijn er ge noeg die er blij mee zijn. Ook al knjgt men dan vaak moeilijkheden dver de rekening meestal voorkomen door een karwei van enige omvang (het doorbreken van een suite, het uitbreken en bij werken van een hal, enzovoorts) te laten aannemen voor een bepaald be drag. Men hoeft zich dan ook niet op te winden over „te langzaam werken" en geen hartaanval te krijgen als men zich realiseert dat het consumeren van een vriendelijk aangeboden kopje koffie aan drie reparateurs gauw een gulden of vijftien aan werkloon kost. In enkele plaatsen fungeren tegen woordig officiële „klusjesmannen" die men voor de meest uiteenlopende kar weitjes kan inschakelen maar ook hun tarieven liegen er vaak niet om (zie eerder het filosofietje over de welvaartsverdeling). De bewoner-ei genaar begint, hoe dan ook, de kosten van „voorrijden" al in zijn zak te steken als hij het karweitje zelf op knapt. Het is duidelijk dat het „zelf- doen" in de toekomst steeds meer 'n noodzaak wordt, zowel vanwege fi nanciële aspecten als vanwege het feit dat het, wat men van die zijde ook zegt, steeds moeilijker wordt de juiste man op de juiste tijd, op de juiste plaats te krijgen. En niet iedereen heeft dg goede ver bindingen om via een zaterdag- schnabbelaar het tuinhekje te laten aanbrengen voor 55 gulden, terwijl de officiële aannemer er (en niet ten onrechte altijd, de man heeft een. forse dosis ,,overhead"-kosten) vier maal zoveel voor rekent. Vakkennis Blijft de vraag: komt de zelfgepro- clameerde „linkshandige" aan vol doende vakkennis om de uit het schuurtje gewaaide deur opnieuw vast te maken, een plafond met zacht- bordtegels te verfraaien (en de spo ren van een vroeger lek weg te wer ken) of een bedplank-van-speciale- maat in te bouwen in de inham op de zolderkamer? Een voor de hand liggende methode is het aanschaffen van een standaard werk over het zelf-doen. Zoals Otto Werkmeisters „Handig thuis", waar van men bij Zomer en Keunig zegt Moeilijker Iets moeilijker (maar voor zeer ve len te lerenzijn klussen als tegelzet- ten en „beter metselwerk". En waar altijd de vakman aan te pas moet komen: alles wat gevaar kan opleveren, zoals het wegbreken van wanden (moet er een steunbalk in, is de muur dragend? etc) of zaken die gas en elektriciteit betreffen. We zullen eraan moeten wennen. Als we als huiseigenaar-bewoner niet bereid zijn om gerechtvaardigde maar voor onze portemonnee extreem hoge bedragen te betalen voor het opknap pen van kleine klussen, dan zullen we zelf hamer, kwast en waterpomp tang ter hand moeten nemen. Het tijdperk waarin het edele handwerk beneden de waardigheid van „mensen op een bepaald niveau" werd geacht ligt achter ons. Om nog verder te gaande doe-het- zelver spaart niet alleen een boel geld en ergernis uit, maar hij kan -zich vaak ook nog de moeite besparen zijn zaterdag zwetend op de trimbaan door te brengen. B. KOKKE dat het in de bijna twee jaar op de markt zijnde Nederlandse versie „uit stekend loopt". Maar dezelfde uitge ver geeft toe dat de ondertitel „voor handige en onhandige mensen" niet helemaal opgaat. Het boek omvat na melijk zoveel gespecialiseerde aanwij zingen, dat de volstrekte leek na het doorbladeren van de meer dan vijf honderd pagina's zich eerder gesterkt in dan genezen voelt van zijn links handigheid. De beste methode is nog altijd: scharrel iemand op in uw omgeving die zelf karweien opknapt, en laat u door hem (tegenwoordig ook door haar) voorlichten. Vaak blijkt dan dat ér gemakkelij ker methodes zijn om een bepaalde klus te klaren dan „officieel" wordt aangegeven. De echte vaklieden zul len nu wel geïrriteerd hun schouders ophalen maar dan zou men ze moe ten uitnodigen voor een excursie langs complexen nieuwbouwwonin gen, waarvan de afwerking herhaal delijk niet in de schaduw kan staan van wat doe-het-zelvers presteren. Dat zit hem natuurlijk niet in gebrek aan vakmanschap, maar in de haast waarmee door veel bouwers wordt (wellicht moet worden) gebouwd. Zaken die vrijwel iedereen kan le ren: schilderen, behangen, betimme ren (schrootjes, wandplaten), zacht- board- en tegelplafonds maken, vloer bedekking leggen, gordijnrails aan leggen of vernieuwen, een zandbak metselen, hekken plaatsen, afvoeren ontstoppen, eenvoudige banken e.d. maken. LEIDSE COURANT Elk weekeind trekken er Neder landers naar het Duitse Nideggen (65 km ten oosten van Maastricht) om te gaan klimmen in 't noorde lijk gedeelte van de Eifel. Volgens kenners is het Eifelgebergte de beste leerschool voor bergbeklim mers. „Wanneer je daar kunt klim men, kun je het overal", is hun commentaar. In de Eifel zitten alle moeilijkheidsgraden die een klimmer, waar dan ook, kan tegen komen. De Eil'elwand bij Nideggen, op een hoogte van 325 meter gelegen, telt een groot aantal grillige rotsforma ties. Deze vergen alles van de man of vrouw die het rotsgebergte wil trotseren. Een van de steeds terugkerende gasten van de Eifel is de heer Hans Jansen uit Nijmegen. Hij brengt er vele weekenden door met kleine groepen mensen die de zin en de moed hebben tegen de steile wand te hangen. Jai i de i ste Nederlanders, zeventien geleden, die daar ging klimmen. Hij heeft zich ontwikkeld tot een volleerd gids. Met hem brachten een verslaggever en fotograaf een zaterdag en zondag door in de Eifel. "De bevindingen van onze verslaggever kunt u op deze pagi- Mijn handen zijn klam van het water dat uit de poriën naar buiten komt. Ik zweet. Het bloed slaat met hels kabaal door mijn lichaam. Mijn tranen zijn als een gordijn, waardoor ik de diepte onder me als een mistige afgrond onderga. Met handen en voeten geplakt tegen de berg ben ik onderhevig aan wat genoemd wordt doodsangst. Even dank ik op weg te zijn naar zelfvernieti ging- Maar ik wil helemaal geen afscheid van het leven. De bergwand heeft me verleid. Ik ben daarop ingegaan. Een terug is niet meer mogelijk en dus klauter ik handje voor handje en voetje voor voetje hoger. De afstand tot de aarde wordt alsmaar groter. Nooit eerder wenste ik zo met beide benen op de grond te staan. Op dit moment weet ik het weer, beter dan nooit tevoren: ik ben een bijzonder aards gebonden wezen. De poëzie van de bergwand ontgaat mij. Stoot mij af. Gooit mij terug op het proza van het laagland. Ik erken mijn neder- Op weg naar de top. Het gaat handje na handje, voetje voor voetje Hét was zo onschuldig begonnen. De bomen leunend tegen het glooiend landschap boden een rustgevende aan blik. De bergschoenen sopten over het drassige pad. Een geleidelijke klim omhoog. Niet angstaanjagend. Inge snoerd in een gordel van vier meter touw denk je dat jou niets kan over komen. De bossen zijn nog vol erbar men. Ze onttrekken de steile wand aan je ogen. Dan plotseling hebben ze geen meaelijden meer met de argeloze wandelaar. En daar sta je dan. Vanaf het smalle pad turend in de diepte. In je rug de steile wand. meester over leven en dood van hen die hem dur ven trotseren. Hij is een grote uitda ger. De verlokker. Je moet van goe den huize komen om neen te zeggen en terug te keren naar het pad tussen de bomen. Zo bang als een haas en de staart tussen de benen. Dat doe je niet met het gevolg dat je hartslag tot ongekende hoogten wordt opgevoerd. Het zweet staat in je handen en je denkt nog even snel: op hoop van zegen. Maar op hetzelfde ogenblik ge loof je er al niet meer in. Op het moment dat ik mijn eerste stap tegen de berg doe en de grote teen van mijn rechtervoet in een mi niem gleufje pers, zie ik nog net rechts naast me op het pad een open gespleten helm. Niet denken nu, denk ik, het hoeft niets te betekenen. Hoog boven me op een rots staat een erva ren klimmer. Hij heeft me een touw toegeworpen het touw van mijn red ding. Ik maak het vast aan de wirwar van snoeren rond mijn borst. Mocht ik mijn houvast vèrliezen, dan bungel ik nog altijd aan de man boven me. Het touw staat strak. Ik kan gaan. Tril lend zoekt mijn hand een houvast, eerst de rechter en dan de linker. Tegelijkertijd betasten mijn voeten de wand. Centimeter na centimeter schuif ik omhoog, mijn lichaam tegen de berg drukkend. Ik durf niet naar beneden te kijken. Naar die speelgoed huisjes en speelgoedauto's ver in de diepte. Het doel is boven me en met de moed der wanhoop druit ik me in de berg. Ik ben aangeland op het dooie punt. Van mij hoeft 't niet meer. Al lang niet meer trouwens. Je nu laten gaan en aan het touw omlaag laten zakken. Weer vaste grond onder de voet hebben, dat lijkt me op dit mo ment de grootste zaligheid die er be staat. Maar de berg laat me niet gaan. Ik sta nu gekleefd tegen een kruis met déiarachter een naam. De naam kan ik niet lezen, want die wordt bedekt door mijn lichaam. En dat is ook niet nodig. De betekenis is me duidelijk. Een ervaren klimmer gaf zijn leven in de bergen. Als eerbewijs staat zijn naam in deze wand gegrift. Mij handen trillen, mijn voeten dreigen los te raken. Ik schreeuw naar boven dat het touw strakker moet worden aangehaald. Wie ben ik dat ik een plek durf naderen waarop de naam van wijlen een groot bergbestormer. Ik mag niet denken, denk ik nogmaals. Het hoeft niets te betekenen. En ik schreeuw naar boven: ik kom. Maar dat heb ik al eerder geroepen en de man boven me is er allang van overtuigd dat ik onderweg ben. Ik heb het niet meer en roep me goed vast te houden. Angstig als een wezel zet ik me weer in beweging. De controle over mijn spieren ontglipt me en ik laat los. Als een mug hang ik tegen de bergwand bungelend aan een touw dat voor mij zo dun lijkt als een nylondraad die elk moment kan knappen. God, wat ben ik begonnen. Mijn vingers grijpen, mijn voeten zoe ken, mijn hoofd is gevuld met diepte. De afgrond, Er is een kuil voor mij gegraven en zonder het te weten ben ik er ingetippeld. Ik denk aan het verhaal dat ik had willen schrijven over de ervaringen van een beginnend bergbeklimmer. En ik denk aan het bericht dal daarvoor in de plaats zou komen: hij is abgestürtzt, met andere woorden: hij is naar beneden gedon derd. Ik probeer mezelf wijs te maken dtt het me nu allemaal niets kan schelen. Dood of levend, ik moet de top halen. Ik heb weer houvast. Nogmaals schreeuw ik naar boven dat ik kom. Het kruis met de naam er achter moet nu onder me zijn. En weer beweeg ik me centimeter na centime ter opwaarts. Het moeilijkste stuk ligt nu boven mijn handen, een volmaakt gladde, angstaanjagend richel. Met mijn rechterhand beschrijf ik een zeer grote boog, me in evenwicht houdend met linkerhand en beide voeten. Ik betast het gesteente boven me, voel een kleine inkeping en breng de lin kerhand omhoog, ondertussen ook met mijn linkervoet een hoger punt zoe kend. Het lijkt wel uren te duren, maar dan ben ik over de richel. Ik dacht dat een overwinningsgevoel me De handen omklemmen een rotspuntje. Het lichaam zweeft aan een touw. En 20 kun je even herademen en op krachten komen. zou overmeesteren. Niets daarvan. Nog altijd heb ik een aantal meters te gaan. Razernij overvalt me. Ik kan dit werk niet aan. Ik had er nooit aan moeten beginnen. Had het over moe ten laten aan anderen die de angst voor de diepte niet kennen. Die als gemzen een bergwand belopen. Ik kau het niet, ik kan het niet Boven zegt hij tegen mij: nou je had er moeite mee. Je bent me een held. Ik zeg niets, sta te trillen op mijn benen. Als ik me weer voldoende in handen heb bedank ik hem voor het behoud van mijn leven. Hij lacht, Maar mijn lachen is bepaald niet het lachen van een held na zijn overwin ning. Het tegendeel. FRITS STOMMELS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 7