STRAFFEN IS VOOR MIJ GEEN PLEZIER"
Tact belangrijk
voor rechter
De Leidenaar is
niet onhebbelijk
55
Kantonrechter mr. R. de Bruijn neemt na dertien jaar afscheid van Leiden
ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1971
LEIDEN Eén uitspraak vind ik typerend voor mr. De Bruijn. Op
een toon die een kantonrechter zo vriendelijk kan maken zegt hij na een
half uurtje praten: „Straffen op zich is voor mij beslist geen plezier,
maar ik besef wel degelijk dat het opleggen van een boete vaak het
enige middel is om mensen wat meer verkeersdiscipline bij te brengen.
Toch stel ik mezelf bij een berechting altijd de vraag: hoe zou ik het
zelf gedaan hebben? Ik vind namelijk, dat je de betrekkelijkheid van
een fout in acht moet nemen. Om het maar anders te zeggen: je hebt
de plicht om iemand te straffen, maar niet het recht om iemand een'
verschrikkelijke duw te geven".
Dat is mr. R. de Bruijn ten voeten
uit. Levensgenieter als hij is, maakt
hij van het lachen een leest. Als er
een ogenblik humor valt te bespeu
ren, kan hij niet verhinderen dat
een smakelijk binnenpretje zijn hele
anatomie in beweging brengt. En
toch lijkt hij de gave te bezitten om
daar abrupt mee te remmen wan
neer serieuzere zaken zich aandie
nen. Eén keer lukte dat niei. De
heer De Bruijn berechtte een civiele
zaak tussen ene Kaasschieter en een
meneer, die Kortekaas heette. Dat
ontlokte hem de opmerking: „Heeft -
ie nou raak geschoten of te kort?"
Tussenweg
De kantonrechter gaat afschfeid ne-
men van Leiden. Met een enkele
traan. Want al woont hij op een
bosrijk Wassehaars plekje („ik heb
een huis waar ik geen buren zie"),
de Sleutelstad heeft hem ruim der
tien jaar lang omgeven.
Mr. De Bruijn: .,ïk houd van oude
steden. Ik vind dat plezierig Hel
oude stadsbeeld trok me al in mijn
studententijd aan. ITet nieuwe niet
Daar ben ik wars van. Het ergste
dat ik ken is de Bijlmermeer (maakt
een beangstigend gebaar). Nee, ik
hoop dat Leiden in de toekomst een
Vooral als het gaat om het relative
ren van iemands verontwaardiging.
Sommige mensen hebben de gave
óm met bijzonder veel overtuiging
een ongepaste verontwaardiging te
spuien, zo heeft hij ervaren. Dan
kent hij geen pardon.
..Ik herinner me nog goed mijn eer
ste rechtszaak als advocaat. Dat ging
om een man van 65 jaar. die berecht
zou worden wegens insluiping met
een zak vol sleutels in zijn hand.
Die man had dertig jaar van zijn
leven in de gevangenis gezeten, tel
kens wegens insluiping met valse
sleutels. En nu wilde hij, dat ik zou
proberen hem vrij te spreken met
als argument dat hij niet wist hoe
hij binnen was gekomen. U voelt
wel. dat dit soort zaken je op den
duur een betrekkelijkheidsgevoel ge
ven, dat mijns inziens onontbeerlijk
is bij het doen van uitspraken".
Acht de heer De Bruijn zich ook
betrokken bij de kritiek van veler-
wege op hel rechterlijk apparaat?
Hij twijfelt daaraan. „Ik lees daar
vee] over", zegt hij. „Wij krijgen
hier geregeld een knipselkrant van
JWWJMpilwiWwtste*'H n,i i' u -ii*»iiiil «i
tussenweg zal weten te vinden. Wel
licht door het opknappen van oude
huizen, als dat mogelijk zou zijn.
Dal lijkt me veel goedkoper ook dan
Ook de bevolking van Leiden draagt
mr. De Bruijn een tamelijk warm
hart toe. Hij kan zich niet herinne
ren dat het tijdens een zitting wel
eens volledig uit de hand is gelopen,
ook al vielen er harde woorden.
„Hel is misschien wel eens een pri
mitieve bevolking, maar de Leide
naar is niet onhebbelijk. Prettig is
dat. Ik heb liever dat een man op
een zitting een beetje uitvalt dat
is tenslotte begrijpelijk dan dat-ie
onhebbelijk is. Een rechter kan daar
veel aan doen. Bij een zitting vind
ik belangrijk de wijze waarop je ie
mand toespreekt Ik tracht het altijd
zo rustig mogelijk te houden. Ik kan
een hoop verdragen, als verdachte
maar niet onhebbelijk is. Er zün wel
eens mensen die graag op de balie
leunen en dan vraag ik: bent u soms
7.o moe? Zo valt ook die aanvanke
lijke schroom voor een rechtszaak
bij een verdachte weg. Als hij rede
lijk wordt behandeld. Je kunt op een
gegeven ogenblik nors legen een
verdachte zeggen: „Handen uit .ie
zak!". Maar hel kan ook prettiger
Het zit 'm in de benadering. Nu
moet ik daar wel bij zeggen, dat
zoiets bij ons veel eenvoudiger gaat
dan voor een rechtbank".
Geen pardon
In de jaren, dat mr. De Bruijn nog
advocaat, was, heeft hij veel met
mensen-in-moeilijkheden gesproken.
Hij ziet dat als een hechte basis
voor zijn latere reehterscarrière
hel ministerie. Dat staat er vol van.
Maar ik heb het idee dat die kritiek
vaak op ernstiger zaken slaat, dan
die van het kantongerecht. Je zit nu
eenmaal met het probleem dat velen
van een rechter een zekere autori
teit verwachten en anderen weer
niet. Nou ja (slaat de handen uit
een), dat is het punt nou maar net.
Persoonlijk geef ik de voorkeur aan
dat eerste.
Ik ben er overigens van overtuigd
dat het gros van de rechterlijke
macht zeker negentig procent
zijn uiterste best doet om de zaken
zo reëel mogelijk te zien. Dat men
zoveel mogelijk openstaat voor de
mening van de verdachte.
Een sterk staaltje had ik nog kort
geleden. Een verdachte die om een
zaak terecht stond beweerde dat hij
de verbalisant nooit had gezien.
Welnu, het leek me geen aartsleuge
naar. dus ik wilde daar wel een het
mijne Van weten. Ik liet de verbali
sant opkomen en toen ging verdach
te een licht op. „Ja.."zei hij. Kijk,
dat kan voorkomen".
Haarnetje
Functioneert de rechterlijke macht
anno 1971 nog steeds volgens de
huidige begripsopvattingen? Mr. De
Bruijn meent van wel. Alleen wan
neer het gaat om uitspraken, komt
hij weer terug op wat voor hem zo
noodzakelijk is: tact en betrekkelijk
heidsgevoel. Een zaak-Wehrmann
zou hij bijvoorbeeld graag iets tact
voller zien opgelost, ("een haarnetje
is ook niet alles.
De heer De Bruijn: „We moeten hier
gewoon aan wennen. De vriendjes
van mijn dochters hebben ook baar-
Mr. R. de Bruijn: ,,Je moet de betrekkelijkheid j
den en al die dingen meer. Bij een
zitting zijn er ook wel eens jongens,
die binnenkomen met een lilajasje,
een oranje broek en de haren tot
hier (wijst op borsthoogte). En dan is
je eerste opwelling: Nee. Maar als
ze eenmaal vóór je staan dan denk
je: Tjee, het zijn precies dezelfde
jongens als vroeger".
Wanneer we de gerechtelijke pro
cedure als een spel zien, speelt de
emotionaliteit waarin verdachte ver
keert daarin dan een rol?
Mr. De Bruijn: „In vele opzichten
spelen wij een spel, ja. Er zijn spel
regels, en daar verlangen de mensen
wat van. Kijk maar naar Perry Ma
son. Dat mocht ik overigens altijd
graag zien. Maar het spel mag geen
hoofdzaak worden. Al zijn er richt
lijnen, die je moet aanhouden, toch
moet elke fout naar zijn waarde
beoordeeld worden. Je moet beseffen
dat een boete van zestig gulden voor
een chauffeur al een aanzienlijk
cjeel van zijn weekloon is".
Verschil
„Door de emotionaliteit van de ver
dachte worden wij nauwelijks beïn
vloed. Voordat we hem zien kennen
we de hele zaak al uit het proces -
verbaal. Zodoende is alle emotionali
teit daaraan al ontnomen. En dat
maakt een groot verschil. Als il» zelf
hier voor de deur een ongeluk zie
gebeuren zeg ik ook: ze moeten die
vent z'n rijbewijs ontnemen.
De heer De Bruijn wekt de indruk
het niet erg te vinden, dat strafza
ken slechts een vijfde van zijn
ambtsterrein beslaan, „Dat aan de
lopende band berechten van die za
ken verwekt een bepaalde eenvor
migheid", vindt hij wel. „Het is al
tijd geen voorrang verlenen of iets
dergelijks. Vooral omdat ik uitslui
tend belast ben met verkeerszaken
in het binnenstadgebied.
Een veel ruimere plaats op mijn
ambtsterrein beslaan de viciele zaken
lyiR. R. DE BRUIN (69) gaat
J na ruim dertien jaar we
gens het bereiken van de pen-
sioensgerechtigde leeftijd af
scheid nemen van Leiden en
van zijn ambt. Nadat hij in
1925 afstudeerde, werd hij ad
vocaat in Den Haag. Een iet
wat statisch begin vindt
hijzelf gaf hem de gelegen
heid er wat bij te doen. Hij
werd waarnemend griffier bij
het Haags Kantongerecht. Een
ongehonoreerde bijbaan, die
hem echter veel ervaring op
leverde voor zijn huidige
ambt. Na een aantal Jaren als
plaatsvervangend kantonrech
ter in dezelfde stad te hebben
gewerkt, solliciteerde hij in
1958 naar Leiden, waar op
dinsdag 31 augustus om 15.30
na een plechtige zitting af
scheid zal nemen. Hij heeft
hier een fijne tijd gehad.
Waarom en nog veel meer
vertelt hij on deze pagina aan
onze verslaggever Willem
Schrama.
en vooral ook het extra-judiciële
werk, zoals wij dat noemen. Het
benoemen van voogden, het goed
keuren van boedelscheidingen, enzo
voort. Dat vereist veel meer werk.
Toeziend voogden komen bij me, en
notarissen komen praten hoe bij
voorbeeld een boedel verdeeld moet
worden. In het civiele vlak staan
ook vaak veel grotere belangen op
het spel. Daaraan puzzel je veel
langer. Ik heb wel eens voorgesteld
een zaak op anderhalve ton te be
rechten. Nou.
onrechte van moord veroordeelt, dan
kun je hem daar nooit op aanvallen
omdat hij naar beste weten en op
grond van alle beschikbare bewijs
materiaal gehandeld heeft. Dat sluit
nu eenmaal nooit een vergissing
uit".
Moet iemand zich schamen om voor
het kantongerecht te komen? Mr. De
Bruijn: „Ik besef dat iedereen het
vervelend vindt om voor te komen.
Maar het merkwaardige van het
kantongerecht is, dat iederéén hier
komt. Zowel inbreker als de arts, de
onderwijzer en de timmerman. Dus
of er nu sprake is van een smet..-
De heer De Bruijn vertelt dat hij
zelf ook wel eens terecht heeft ge
staan, al was dat om onaanwijsbare
redenen. „Ze verweten mij dat ik op
een fiets zonder bel gereden had.
Nu, ik wist nergens van. Toevallig
had ik een alibi: ik was op het
bewuste tijdstip in Leiden. Later
bleek ik door een administratiefout
verward te zijn geweest met een
naamgenoot".
Vervelende zaak
Om mijn vraag nog duidelijker te
beantwoorden vertelt de kantonrech
ter dat hij ook wel eens vrienden of
goede bekenden heeft moeten be
rechten. Dat vindt hij een vervelen
de zaak, maar hij piekert er niet
over enige clementie in acht te ne
men. Zo ook niet die keer dat een
vriend dronken op de fiets was aan
gehouden. Eenmaal voor de balie
kreeg hij van mr. De Bruijn een
boete van vijftien gulden opgelegd.
Toevallig had diezelfde vriend vijf
tien jaar met hem in hetzelfde hoc
keyteam gespeeld. Schamper was de
verontwaardiging.
Binnenpretje
Ik vind het prettig om altijd beide
partijen te horen. Even genuanceerd.
Je kunt een persoonlijke mentaliteit
niet uitschakelen. De een verdient
net zoveel respect als de ander. Ik
heb ook altijd de neiging gehad
mensen af te houden van het on
voordelige doorprocederen. Dat kan,
wanneer je in een persoonlijk ge
sprek de gemoederen weet te sussen.
Anders kost het tijd, geld en een
goed humeur. Vooral bij echtschei
dingen".
Mr. De Bruijn staakt even zijn
woordenvloed. Zijn borstelige wenk
brauwen bewegen zich in een beza
digd tempo van het bureau naar het
raam en zo weer terug. Hij heeft
weer een binnenpretje.
„Zal ik het vertellen?", zegt hij na
even weifelen. We hadden voor de
rechtbank een echtscheidingsproce
dure tussen een meneer Boef en een
mevrouw Snoes. Toen hoorde ik
iemand hier zeggen: „Eèn heeft de
zaak al verloren De heer De
Bruijn wankelt nu werkelijk van de
lach over het bureau.
Geweten
De jolijt is weer voorbij en ik vraag
mr. De Bruijn of zijn geweten wel
een een rol speelt bij het nemen van
een rechterlijke beslissing. „Och
nee", stelt hij resoluut, „dat speelt
bij ons geen rol. Je doet 't toch naar
je beste weten en wat moet je daar
nu later over peinzen? Trouwens, bij
een kantongerecht zijn die straffen
nu niet zó onrustbarend. Maar ook
bij grotere zaken geldt mijn opvat
ting. Als een rechter iemand ten
Is de juris prudentie in Leiden niet
milder dan elders? Mr. De Bruijn:
„Eenheid van straf is iets ondenk
baars. Soms groeit in een plaats een
traditie. Ik heb wel het idee dat wij
altijd sterk afstaken bij Haarlem. Er
is wel eens gezegd dat een automo
bilist bij een overtreding in Lisse
zijn wagen bliksemsnel naar Sassen-
heim zou slepen, omdat de straffen
in het kanton Haarlem zwaarder
zouden zijn. Maar voor de rest geloof
ik daar niet zo in. Dat merk je ook
wel op bijeenkomsten of lunches met
kantonrechters onder eikaar".
Oplappen
Terugkijkend op zijn carrière vindt
mr. De Bruijn, dat hij het niet anders
zou doen, wanneer het allemaal op
nieuw begon. „Ik heb zowel van
mijn advocatuur als van mijn rech-
tersambt altijd zoveel mogelijk het
prettige gezien. De slechte kanten
zag ik ook wel, maar ik heb nu
eenmaal de gave om eerst het ple
zierige in iets te zien. Ik vind dat ik
een geluksvogel ben geweest. De ou
de dag is immers voor elke advocaat
zijn grootste zorg. Als ambtenaar zit
ik nu veel beter. Ik was erg blij
toen ik dertien jaar geleden werd
benoemd in Leiden."
Nu gaat hij van zijn hobbies genie
ten. Dat zijn er vele. Vogelstudies,
dia's maken, sport, kunst en natuur
verkenning zijn maar een greep. „De
moeilijkheid is alleen", zegt mr. De
Bruijn, „dat hobbies op latere leef
tijd vaak afstuiten op de fysieke
gesteldheid van een mens. Ik loop
namelijk nogal moeilijk, maar dat
laat ik wel even oplappen
Verkeer eind '73
om kom
Stompwijk
STOMPWIJK De omlegging van
secundaire weg 17 (ZoeterwoudeZoe-
lermeer), bij Stompwijk, waarvoor in
januari een begin gemaakt werd met
de grondwerkzaamheden door de fa. v. d.
Linden uit 's-Gravendeel, kosten 1,2
miljoen), zal naar verwacht wordt eerst
eind 1973 gereed komen. Weliswaar is
het zandbed gestort, maar de slechte
ondergrond maakt een lange, wachttijd
op het „zetten" noodzakelijk. Overigens
moeten weg en kunstwerk (brug
over de vaart ter plaatse) nog worden
aanbesteed. Het ontwerp voor de brug
ligt momenteel op de tekentafels van de
Provinciale Waterstaat in leiden. Overi
gens zal het complete tracé in de nieu
we opzet tussen Leiden en Zoetermeer
niet vóór begin 1976 gereed zijn. Vooral
de noodzakelijke grondaankopen i.v.m.
de omlegging bij Zoeterwoude verlopen
bijzonder moeizaam.