NOORDZEE ZORGT VOOR DEINING IN
HET LEGIOEN SPORTVISSERS
„DE ZEE
IS
ANDERS,
DE
ZEE LAAT
JE
NOOIT
MEER LOS"
ra
éééAJ
ZILT BUITEN-
GEBEUREN
OP
DOLFIJN
IS
GROTE
VAKANTIE-
TOPPER
'ereld
Harry uit Helmond met zijn
[vaste kaartvrienden: „Ma-
Ikrelen zijn stomme vissen".
heinde ruim op tijd te zijn
Tfcpr de vroegdienst van voorgan-
t Jacues Vrolijk hebben Heinz
iller (ondérhoudsmonteur) en
vaste gabber Hans-Joachim
ödelbaum (fabrieksbaas) van-
:ht de wekker om half twee
en aflopen. In de keuken von-
ze de plastic zakken met het
iod, dat hun vrouwen de
;ch< Dnd tevoren hadden gesmeerd
belegd met cervelaat, plok-
irst en kaas. Er zijn voor ieder
hen drie boterhammen met
21$velaat, drie boterhammen
ft plokworst en twee met jon-
ilegen kaas. Plus twee hard-
rookte eieren en twee zure
telen. Ze zijn oud genoeg om
p/eten, dat zea)straks
f Scheveningse haven züüèn
rtrekken om lrëgblréchtc£egën
ig'land zu fahren, maar een
iet je proviand is nooit weg.
ze om kwart voor drie uit Duis-
ïg wegrijden (Heinz aan het stuur
ins J. onderuitgezakt daarnaast met
h hoofd op de stoelleuning) worden in
Eélmond de koppen geteld. Voor het
irlijks uitje van de klaverjasclub
*ft Harry slechts drie liefhebbers
ronselen; de rest kaart mo-
inteel op de Drachenfels en aan het
irdameer. Op de goede afloop ne-
in de bijkeuken van Harry
pils uit het vuistje,
kwart over vijf draait Heinz
90(üller zijn witte Taunus op de kade
igs de tweede Scheveningse binnen-
i. Hij is de eerste van het uitver
koren volk, dat straks buitengaats de
engels zal uitwerpen voor een won-
ferbaarlijke visvangst.
De weersverwachting voor vandaag
ludt niet over. Windkracht vier tot
mistbanken in de ochtenduren.
:hipper Cor de Heyer weet wat dat
ïtekent. Als hij straks zijn trouwe
)lfijn tussen de pieren doorfrommelt
rweerde, afgebladderde neus
in de logger in de aanrollende gol-
Blen steekt, zullen gegarandeerd de
jerste sportvissers beheerst naar de
iling strompelen om daar de gesor-
;rde snacks van een gezellige televi-
ond aan de zee toe te vertrou-
Bij dat visioen kan hij een glim-
Ich niet langer onderdrukken. „Man,
is op elke reis vaste prik", zegt
„Laatst liggen we bij radio Ve-
:a en komt er één op de brug
;agen, of ik nog plastic zakken had.
dacht, dat hij Ze nodig had voor de
makreel, die hij gevangen had. Maar
pij wilde er alleen maar in kotsen".
Stuurman Jan van Düyvenboden
plooit een sardonisch lachje om zijn
roept dan gulzig: „Schipper,
vertel meneer van de pers ook nog
sven dat verhaal over die gebitten".
)e Heyer knikt vaderlijk, legt zijn
vierkante handen op het stuurwiel en
nompelt: ..Moet dat nou? Misschien
leeft meneer net ontbeten en is hij
de stemming voor zo'n ver
haal".
Van Düyvenboden wuift die veronder
stelling losjes de brug af. „Welnee
Cor, dat vindt hij juist gein. Meneer
komt voor de sfeer. Je moet het ver-
lellen".
Bar en boos
De schipper is snel overtuigd. Hij
strijkt over zijn grijze kuif en begint:
„Vorig jaar zijn we een keer uitgeva-
bar en boos weer. Ik had het
nog tegen Vrolijk gezegd. Ik zei: „Me
neer Vrolijk, is dat nou wel verant
woord", maar hij haalde z'n schouders
zei: „Cor, sportvissers zijn de
meest eigenwijze schepselen op dit on-
.dermaanse. Ais ik nog eens terugkom
op aarde, word ik gegarandeerd sport
visser. Dan ben ik tenminste de baas
°P mijn eigen schip".
Ik ben de haven nog niet uit, of die
schuit begint te rollen en te dansen
als een gek. Ik kijk uit het raam en
links en rechts op het voordek
alleen maar kerels over de railing
hangen. Het leek wel, alspf er aan
beide kanten een zeeemermin langs
kwam. Opeens roept er een: „Mijn
gebit". Hij kijkt me met zo'n onwijs
mummelmondje aan en wijst naar de
zce. Ik haal mijn schouders op en
denk: ..Dat had kunnen weten va
der. De zee geeft, de zee neemt."
T\Vee seconden later voelt hij weer
een golf aankomen; hij neemt gelijk
een schuiver naar het achterdek en
verschanst zich in het toilet. Op zijn
manier dus ook nog een heer. Zegt er
één: ..We zullen een geintje met hem
uithalen. We hangen een ander gebit
aan zijn hengeltje". Eén van de sport
vissers haalt zijn hele valse handel uit
de mond en pj'iM ïjjgm aan de dobber.
Komt die man' terug, zegt: „ik voel me
al een stuk béter" en loopt naar zijn
stekkie: Ik hoor hem roepen: „Ik heb
beet" en even later staat hij volkomen
verbijsterd met dat valse gebit in zijn
hand. „Jongens", zegt ie, „kijk nou
eens. wat ik heb opgehaald?" Hij
haakt dat gebit los, douwt het in zijn
mond en haalt het er weer uit. „Het
past niet", roept hij en hij gooit het
achteloos over boord."
Zoute tranen
Terzijde wist Jan van Düyvenboden
de zoute tranen uit zijn ogen. Hij
heeft 33 jaar op de loggers van Vro-
lijk gevaren en heeft toen uit nood
een bureaufunctie aanvaard bij de
Haagse telefoondienst. „Als je de zee
geroken hebt", zegt hij zacht, „dan
voel je je op de wal niet meer thuis.
Als ik nu 's avonds van kantoor kom,
maak ik altijd een rondje langs de
haven. Ik kijk, wie er binnen zijn
gekomen, ik maak een praatje met de
oude jongens. Dat gaat nooit over".
Hij is intens gelukkig, dat Vrolijk
hem voor de vakantiemaanden heeft
geronseld voor de sportvisserij. Als hij
om tien over zes met schipper De Heyer
naar de brug klimt, doet hij dat als
vanouds wijdbeens met voldoende
ruimte in het kruis om elke golf te
weerstaan. Samen sjorren ze ook aan
het krakende stuurwiel en lozen ze
de 54-jaar oude Dolfijn messcherp
langs de bazaltblokken. „Varen ver
leer je nooit", zegt Cor, Schipper
naast God, „het is net als bier drin
ken. Voordat je het weet, heb je de
smaak weer te pakken".
Achter hem in de kale kapiteinshut
maakte een foto ernstig slagzij aan de
wand. „Die is genomen in 1954", zegt
de Heyer, „we vingen toen in twee
uur 2400 kilo kabeljauw. Toen het net
boven water kwam, leek het wel een
opgezette walvisbuik. Eén grote zilve
ren massa kletterde aan dek. Ik heb
in mijn leven nooit zoiets moois ge-
Steilewand
Heinz en Hans-Joachim houden van
morgen overigens ook ernstig reke-
dat de eerste, die wat vangt, op
draait voor een rondje bier. Een voor
stel van Harry om de versnaperingen
in afwachting van dat moment reeds
te distribueren, wordt verworpen met
drie stemmen tegen en alleen de stem
van Harry voor. Daarop deelt Harry
mede, dat het vissen op makreel een
stomvervelend tijdverdrijf is. „Moet ge
kieken", zegt hij somber, „dat is toch
geen vissen meer. Ge laat de lijn
maar hangen en voor de rest hoeft ge
niks te doen. De makreel is zo ontie
gelijk stom, dat hij zelfs nog aan een
kerstboom blijft hangen, Nee, vissen is
pas echt mooi, als ge het topke van de
hengel ziet wapperen. Een vis moet
het u niet cadeau geven. Een echte vis
is een rotzak, die u bedondert. Die
doet of hij bijt en er dan weer tussen-
uitknijpt. Hier is geen eer aan te
behalen. Dit is recht op en neer. Dit is
de kakschool van de sport visserij".
Als hij even later beet heeft en bij
het ophalen één makreel in doodstrijd
aan de lijn ziet hangen, schreeuwt
BOVEN:
Vanaf het moment, dat hij op
volle zee was heeft hij ineen
gedoken de schoot verwenst,
die hem gebaard heeft.
ONDER:
Heinz en Hans-Joachim in
volle actie op de achterplecht
als steilewandrijders, die hun
motor hebben verloren.
ning met een recordvangst en daarom
hebben ze uit Duisburg drie plastic
wasteilen meegenomen voor de ma
kreel. Omdat ze de eersten waren
hebben ze de beste plaatsen kunnen
uitkiezen op het achterdek. Ze klem
men zich tegen de roestende scheeps
want als steilewandrijders, die hun
motoren verloren hebben. Hans J.
heeft wel zijn regenjas aangehouden,
want uit ervaring, weet hij dat de
kans op een buitje in het duizenjarig
rijk er altijd in zit.
De nachtploeg uit Helmond heeft een
stelling betrokken bij de voorplecht.
Spontaan wordt het besluit genomen.
hij: „Daar heb ik geen fluit aan. Het
wordt voor mij pas interessant, als er
zeven aan zitten. Jongens waar blijft
Bos zeewier
In de Duitse bocht op de achterplecht
is de vangst op dat moment ook niet
om over naar Duisburg te schrijven.
Heinz heeft twee makrelen te pakken,
die peilloos diep in één van de teilen
een rondedansje maken door het
brakke zeewater. Hans-Joachim heeft
al 122 keer de lijn in zee gewor
pen. maar zijn vangst blijft voorlopig
beperkt tot één kwal en een bos zee
wier. „Verdammt", roep hij, „dat is
een samenzwering".
Hij is vannacht naar Scheveningen
gesneld, omdat vrienden van hem in
het begin van de week met 367 ma
krelen in de Heimat zijn teruggekeerd.
Ze waren met een ploeg van vier de
zee opgegaan, van wie er twee visten
en twee koortsachtig de darmen uit
de makrelen wipten. „Ik doe het niet
voor mezelf", zegt Hans J„ „ik vind
vis een stink voedsel. Maar als je vist,
behoor je te vangen."
Naast hem haalt Heinz de schouders
op. „Dit zijn Hollandse vissen", roep
hij. „die hebben een even grote hekel
aan Duitsers als de Nederlanders. Be
grijp dat toch man".
Op dat moment komt Pieter Johannes
de Wilde in het wiebelende beeld om
orde op zaken te stellen. Hij heeft
zich op de Dolfijn opgeworpen als
onbezoldigd visinstructeur en ontleent
Pieter de Wilde: K.L.M.-ste-
ward omgeturnd tot levens
echte zeebonk.
aan die zelfverzonnen functie het
recht om de makrelen uit de plastic
teil te halen en ze vakkundig van kop
en binnenwerk te ontdoen. „Die vissen
moet je niet in het water laten
staan", roep hij, „daar worden ze
week van. Weich. Haben Sie das ver
standen?" Het hoofd van Hans-Joa
chim boven de vale regenjas is vol
onweer, maar hij durft niet tegen te
spreken, want De Wilde draagt een
ongelooflijke pet met veel goud erop.
En als Duitser weet hij donders goed.
wat dat betekent. Een pet is gezag en
dient onvoorwaardelijk gehoorzaamd
te worden. „Na also", zegt hij, „das
habe ich nicht gewusst".
Vermomming
De Wilde grinnikt donker in zijn foto
genieke baard. Hij is aan boord van
de Dolfijn de enige, die de uitmonste
ring heeft van een zwaar doorpekelde
visser. Maar trouwhartig zal hij
bekennen. dat hetslechts een ver
momming waarmee hij zijn oude
dag wat acceptabel maakt. Hij is in
feite oud-purser van de KLM en heeft
17.000 vlieguren volgemaakt in Dako
ta's, DC 4. DC 5 en DC 6. Het enige,
wat aan die periode herinnert is zijn
stewardpet, waarop hij het KLM-em-
bleem heeft vervangen door een an
kertje met lauwertakken. „Vissen is
de mooiste vorm van rieleksen", zegt
hij, „het is een soort verslaving. Maar
je moet het wel goed doen. Als je met
een spinhengel en wat lood eraan op
de makreel jaagt, dan wordt het pas
echte sport. Als je dan beet hebt
springt de vis over de golven. Een
prachtig gezicht". Hij spuwt een gave
rochel op het dek en klimt weer naar
zijn hengel op de voorplecht. Zijn
silhouet tegen de wolken doet denken
aan een kaperkapitein, die met het.
mes tussen de tanden klaar staat om
een weerloze koopvaarder te ente-
Rondje bier1
Om elf uur is de vangst bevredigend,
maar niet overdonderend. Daarom heeft
de groep uit Helmond besloten om
voortaan elke gevangen vis met een
rondje bier te verwelkomen. Harry
wist de zweetdruppels onder zijn zeil
pet weg en bekent, dat hij makrelen
toch wel geinige visjes vindt.
Achter hem op de bank kan een
sportvisser die mening niet delen. Hij
is vanmorgen gelijk buiten de pieren
gekapseisd en heeft sindsdien ineenge
doken de schoot vervloekt, die hem ge
baard heeft. Tussentijds heeft hij de
knapzak met krentenbollen en eieren,
die zijn attente vrouw hem had mee
gegeven, tot aan de rand gevuld met
hoogst persoonlijke gaven. Zijn bleke
zoon wil kennelijk niet achterblijven
en onderhoudt vanaf 8 uur een fre
quente pendeldienst van de bank,
waarop hij uitgeteld probeert te sla
pen naar de railing. Tussen die be
drijven door controleert hij zo nu en
dan ook nog zijn hengeltje. De jongen
zal het nog ver brengen.
Rotzooi
Om één uur vindt schipper De Heyer,
dat het genoeg is geweest. Hij is vier
keer verkast om de makreel te ver
schalken, maar de vis heeft kennelijk
een snipperdag. Hij luidt de bel en
stoomt op volle kracht terug naar
Scheveningen. In de Heimondhoek
hangt nu definitief de uitgelaten
stemming var) een potverterend col-
lectantencollegc. De Duitsers op de
achterplecht hebben de makreel de
heilige oorlog verklaard.
„Sportvissers zijn een apart volkje",
zegt de schipper peinzend, „ze gaan
vrijwillig op een oude schuit zonder
enige accommodatie. Als ze die rotzooi
aan de wal kregen opgedrongen, dan
zou er schande van worden gesproken.
Dan zouden er stukken in de krant
komen met koppen als „Buchenwald-
praktijken". Haha, er is niks mooiers
dan vissen".
Achter hem kijkt de zieke sportvisser
nog één keer naar de gepavoiseerde
krentenbollen onder in zijn knapzak.
Dan slikt hij moeilijk en werpt hij de
fourage in de golven.
Boven hem in de stuurhut staart Van
Düyvenboden stralend over de water-
akker. „Ik ben tevreden bij de PTT",
mompelt hij, „ik heb er goed mijn
brood cn mijn sociale voorzieningen.
Maar de zee is anders. De zee laat je
nooit meer los".
TEKST: LEO THURING
FOTO'S: MILAN KONVALINKA