„Een avond vol ellende,
en toen was het over"
Teleurgestelde Marcel Pennings deelt
wielerbekers uit onder buurjongetjes
7 I
-Begrafenisondernemer P. v. d. Gein
-j door ervaring gehard in zijn vak
Geen beroep waar je s avonds met je vrouw over gaat zitten praten
Alles wordt
nu grijs
.MOLENGEMAAL'
ATERDAG 17 JULI 1971
LEIDSE COURANT
LEIDEN Een begrarvenis. Mannen in het zwart dragen
etwat gebogen een baar. Ze lopen moeizaam over het
cnarsende grind. Flarden regen slaan mistroostig neer
op de sombere stoet achter de baar. Hoge, wuivende
■^bomen markeren de grens tussen de drukke buiten
wereld en de kille plek des doods. Rhijnhof op een door
deweekse middag. Somber, bizar, mystiek. Een man
staat achteraf toe te kijken hoe de teraardebestelling
verloopt: de begrafenisondernemer. We zijn met zo'n
man gaan praten. Met de heer P. van de Geijn, directeur
van „Ad Sanctos" (Bij de heiligen). Vooral bekend bij
katholieken in deze streek. In een begrafenisonderne
ming is altijd werk aan de winkel. De telefoon in het
kantoor van het mortuarium aan de Lange Mare gaat.
Een gedeelte van het gesprek kunnen we volgen. „Ja
mevrouw ik vond het ook een mooie uitvaart. Het deed
mij ook wel wat".
Bij de dood uiten zich vele gevoelens.
Ook bij een begrafenisondernemer:
een zakenman, die vaak wordt verwe
ten dat hij het puur commerciële laat
prevaleren in zijn doen en laten. De
heer Van de Geijn is een beetje arg
wanend wanneer we bij hem verhaal
komen halen over het begrafeniswe-
in deze tijd. Hij is bang voor een
sensatieverhaal. Die zijn geschreven
over vermeende misstanden in deze
branche. De heer Van de Geijn ont
kent ze niet. Hij legt uit dat ze geen
regel zijn.
VLOT PRATER
Van de Gijn is een vlot prater, die oog
heeft voor alle details. Die niet licht
iets vergeet. Dat is volgens hem ook
nodig in dit droeve vak. Hij lacht
nooit als hij werkt. „Dat neemt niet
de stad. Buiten zijn er ook wel weer
andere gewoonten.
Van de Geijn: „Op het platteland kent
men nog vaak de Barbaraverenigin-
gen. Dat zijn verenigingen die een
specifiek gedeelte van onze taak over
nemen: het dragen van de baar. Ze
zijn voortgekomen uit de vroegere bu
ienplicht eikaars doden te begraven
Dat was in die tijd één van de werken
van barmhartigheid. Een paar jaar
geleden heeft de pastoor van Oud-Ade
deze plicht weer ingevoerd. Daar
wordt dus o.a. nu een overledene door
zijn buren ten grave gedragen, de rest
verzorgen wij".
uit, de openstaande deur door, het
mortuarium in. Het is er koel en
schemerig. Aan weerszijden staan rij
en lage banken, vooraan een platform
waarop de kist wordt geplaatst. De
omtrekken daarvan zijn op het hout
aangegeven. Daar moet de kist tus-
senstaan omdat dat gedeelte met de
lift naar beneden verdwijnt. „Dan
komt het hier uit", zegt de heer Van
de Geijn en hij gaat wéér een deur
door. We staan nu in de wasruimte.
Hij bukt en toont ons de ruimte waai
de kist inzakt. „Hiervandaan gaat de
overledene daar (hij wijst naar boven
en opent weer een deurtje) naar toe
de ijskast. De temperatuur is daar 0
graden, het lijk wordt daardoor uit
stekend geconserveerd.
5?
?5
weg dat er vaak gelachen kan wor
den. Maar dat gebeurt dan naderhand.
Daar mogen in geen geval de betrok
kenen iets van merken. Zo stond laat
ste een pater precies op de rand van
een graf. Hij hield een kruis boven
zijn hoofd. De rand van het graf
brokkelde af en hij zakte er langzaam
in weg".
Begrafenisondernemer zijn is een
apart vak, een hard vak dat je niet
één-twee-drie onder de knie hebl. De
heer Van de Geijn: „Het belangrijkste
is wel mensenkennis. Zo kun je in dit
vak geen jongen van 18 jaar op de
mensen af sturen. Dat neemt men
niet. Iedere familie vereist een andere
aanpak. Dat verlangt men ook van
£ven afgezien van het commerciële
aspect vindt de moderne begrafenisonj
pel dernemer het 't prettigst, wanneer "de
!i,d familie van de overledene zich ner-
ier gens mee bemoeit. Als men dus niet
naar de burgerlijke stand of naar de
i_5jj dokter gaat. De begrafenisondernemer
regelt alles. In de regel gebeurt dat in
met allerlei regels en gebruiken die ik
bij een begrafenis stuk voor stuk af
werk. Ik neem die lijst door met de
nabestaanden. Als ik de deur uit ga
zijn er geen vragen meer. Ze weten
dan ook waar ze financieel aan toe
zijn. Voor mij is iedere begrafenis ge
lijk. Wij kennen geen klassen, geluk
kig zijn de kerken daar een paar jaar
geleden ook mee gestopt. Dat neemt
niet weg dat er schakeringen in de
prijzen zijn. Dat ligt voor de hand. er
zijn mensen waaraan je gewoon een
eikehouten kist moet verkopen. Die
zou je beledigen als je met een goed
kope kist zou aankomen. De maten
van de kisten zijn overigens gelijk.
Het zijn meestal confectiekisten.
Andere oorzaken van prijsverschillen
zijn bijvoorbeeld de koffietafels de
circulaires. Ik heb hier een aantal
standaardformules voor zo'n circulaire,
waarmee ik meestal werk. Die tekst
gebruiken tvê' d;ln oök weei' voot de
advertentie in de krant. Verder speelt
het aantal volgwagens een rol. Hoe
meer, hoe duurder".
„Ik zal eens iets van het bedrijf laten
zien". Hij staat op en loopt voor ons
de tijd dat de overledene in het mor
tuarium staat opgebaard. Allerlei mu
ziek staat op die cassettes. Het meest
gevraagd is Vivaldi.
„De oude kerkmuziek gaat eruit.
Daar wordt praktisch niet meer om
gevraagd. Het Tantum Ergo heeft
plaatsgemaakt voor vioolconcerten.
Soms vragen de mensen echter ook
heel andere dingen. Ik heb hel mee
gemaakt, nog niet zo lang geleden dat
er een oude dame hier opgebaard
stond. Artikel 31. Daar stond de domi
nee te preken en het ging allemaal
heel plechtig. Toen werd opeens de
socialistenmars „Morgenrood" ge
speeld. Dat had die dame in haar
testament gezet. Als ze dood was,
moest „Morgenrood" gespeeld worden.
Niet om de tekst, maar omdat ze de
melodie zo mooi vond".
We lopen weer terug naar dé ont-
vangstkamer en onderwijl' vertelt de
heer Van den Geijn over een1 andere
tendens, de crematie. „Ik vind het
ontzettend mooi. Een erg fijne sfeer
ook. Bij een begrafenis sta je in de
kou en in de regen. Dat maakt het
allemaal nog veel droefgeestiger. Bij
een crematie zit je warm en droog.
Dat is fijngevoeliger. Het komt ook
steeds meer in zwang. Vooral sinds de
katholieke kerk drie jaar geleden de
crematie heeft toegestaan. Praktisch
gezien maakt het ook weinig uit. Als
je een overledene na tachtig jaar
opgraaft is er ook alleen nog maar
een laagje stof over. En of je dat nu
door.-verbranding versnelt...
ZAKELIJK ZIJN
Ik praat gemakkelijk over dit soort
dingen, inderdaad. Maar dat brengt
het werk met zich mee. Je wordt hier
vanzelf keihard. Voor* jezelf wel te
verstaan. Die hardheid mag niet ont
aarden in „over lijken gaan". Je
moet zakelijk zijn natuurlijk. Altijd
bereid zijn klaar te staan voor de
mensen. Als je dat niet doet gaat het
mis. Toen ik hier kwam, waren er elf
begrafenisondernemingen. Nu zijn er
nog drie. Het selecteert zichzelf. En
wat dat „hard zijn" betreft, ik heb
een goede leerschool gehad. In de
oorlog woonde ik in Rotterdam en
daar werd ik opgepikt bij een razzia.
Zomaar. Naar Augsburg gingen we.
Werken in de Messerschmidt-fabrie-
ken. Die waren een gewild doelwit
van de Amerikaanse bommenwerpers.
Die bommen werden ook op de stad
geworpen, zodat zich daar verschrik
kelijke tonelen afspeelden. Ik werd
daar nauw mee geconfronteerd, omdat
ik in de lijkenbrigade gestopt werd.
Veertien dagen lang moest ik met nog
een stel anderen lijken onder het puin
vandaan halen. Toen die periode om
was, hebben we met z'n achten een
hele avond in de barak zitten huilen
van ellende. Toen was het over. Ik
kan nu net zoveel bloed zien als
„Die mentaliteit moet je in deze bran
che hebben, anders ga je er onder
door. Soms word ik door de politie
opgebeld: daar en daar ligt een lijk,
„Nu ik minder
train gaat het
opeens weer
uitstekend
Nieuw Vennep „Het ge
beurt vaak genoeg dat Marcel
zijn bekers aan buurjongetjes
geeft of dat hij zijn bekers af
staat voor een jeugdronde. Maar
alleen de kleine exemplaren, de
grote mag hij niet weggeven".
Want de bekers en linten, waar
mee nu de jongste lichting
Nieuw venneps wieier talent de
trotse pauw uithangt, zouden
vijf jaar terug niet filantropisch
zijn gedistribueerd.
Maar met het dof worden van het
zilver, is ook d eglans van 'n veelbe
lovende wielercarrière verdwenen.
Amper vijf jaar geleden sloot Mar
cel als succesvolste renner van 1966
zijn nieuwelingentijd met 27 zege
pralen af. Coach Joop Middelink
dacht een romig produkt in de
knoestige armen te hebben gekre
gen en stuurde de stevige boeren
zoon ter excursie naar Tsjecho-Slo-
wakije en Italië. Hij moest de ber
gen maar eens gaan bekijken. Mar
cel bezag ze, maar overwon ze niet.
Tweemaal stapte hij af.
„Tot de aanloop van de bergen
ging het uitstekend. Toen was het
alsof ik stilstond en het peleton weg
schoot. Middelink heeft me daarna
aangeraden om te gaan trainen in
de Ardennen. Ik vond dat te kost
baar. Als je weet dat je een grote
prof wordt dan kan je wat investe
ren, maar als je daar al bij voorbaat
niet in gelooft moet je dat niet
doen." De neo-amateur moest het
al gauw weer stellen zonder de
koestering van Middelink, en zakte
snel terug naar de middelmatigheid.
Vier jaar lang zou hij genoegen ne
men met tien triomfen, een beschei
den aantal, totdat zijn uitdovende sieker Midden-Zeeland op z'n naam,
ster plotseling weer ouderwets ging versloeg in de vierde etappe van de
stralen. Hij bracht dit jaar de klas- Ronde van Nederland, die Oploo als
finishplaats had, niemand minder
dan Jan Spetgens en Peter van
Stralen en grossierde daarnaast in
een zevental criteriums nog in eer
ste plaatsen, met als laatste wapen
feit sprintwinst in de Ronde van
Leimuiden. De 45 cm hoge trofee
H getuigt aan de IJweg van een be
hoorlijke opleving in de teleurstel
lende wielerloopbaan van de eerste
jaars Bollenstreker.
Toekomst weg
De 23-jarige boezenzoon zelf („het
igf wielrennen en het werken op de
Eg§ boerderij is gemakkelijk te combi
neren. temeer daar we geen vee
hebben en ik „pas" om half zeven
begin"), die de begeerde hoogte van
de eveneens met het boerderij leven
vertrouwde René Pijnen nooit heeft
kunnen bereiken, is het geloof in
zichzelf kwijt. „Ik ben niet doorge
broken en ik zal dat ook niet meer
doen. Toen bleek dat ik in de ber
gen niets kon klaarmaken was mijn
toekomst als wielrenner weg. Ik
was niet langer geïnspireerd. Mis
schien mis ik ook wel het karakter
van de topsporter". Marcel Pen-
lij nings, eens op het snijpunt van twee
I sportieve wegen („als lid van de na-
tionale jeugdkernploeg bij schaat-
ji sers moest ik van de KNSB een be-
slissing nemen: of schaatsen of wiel-
:j rennen: het is het laatst geworden")
s zegt over de curve in zijn prestatie
peil: „Misschien heb ik wat meer
geluk gehad. Ik heb echt niet zoveel
getraind. Zes uur per week. Eerst
reed ik naar Noordwijk, Katwijk en
Scheveningen. Nu doe ik het in het
hoogseizoen, omdat ik toch heel wat
wedstrijden rijd. rustiger aan en
keer ik al in Katwijk".
Pennings. met in zijn arsenaal aan
mogelijkheden de sprint als sterkste
wapen, zet dan plotseling een punt
achter zijn bescheiden relaas: „Ik
zal nooit prof worden. Maar zou ik
beroepsrenner worden dan weet ik
dat ik in Nederland en België aan
de vlakke etappes zeker mijn prijs-
69 jes zou overhouden. En dan mag er
in het parcours ook wel een heuvel-
te voorkomen. Je moet dat gebrek
aan klimkunst nu ook weer niet
overdrijven. In Denemarken waar
het toch niet bepaald vlak is werd
ik zevende. Als het maar niet te
steil is. Om die reden heb ik niet
ileelgenomen aan het nationaal kam
pioenschap. Tegen die Cauberg zie
ik hoog op." Marcel Pennings, die
een grote bewondering aan de dag
legt voor het Ripse klimmertje Joop
Zoetemeldk („Als Joop hier in Ne
derland was gebleven zou hij nooit
zijn opgevallen Hij is pas goed naar
voren gekomen in het buitenland.
Daar vliegt hij over de bergen") laat
zich dan weer overmannen door be
zadigdheid:
„Dit seizoen zit er vrijwel op. Er
zijn nog wat wedstrijden, zoals wij
zeggen om dc kerktoren, maar ik
heb het wel gezien. De centen, die
Caballero in me heeft gestoken, zijn
er wel uitgekomen".
JAN PREENEN
wil gaan halen,
een ongeluk gaat,
bij jezelf: tsjonge,
Maar je doet je
of ik het
Als het dan
denk je wel
wat ziet dat
werk en als je dan we
stapt valt alles van je af".
Hij glimlacht. „Ik heb niet bepaald
een beroep waar je 's avonds gezellig
met je vrouw over gaat zitten pra-
LUCRATIEF
Even terug naar de zakelijke kant
van het beroep, de heer Van den
Geijn: „Het is lucratief, zeker. Maar
dat is alleen het geval, ik zei het al.
als er hard gewerkt wordt. Je moet je
100 procent inzetten voor de familie
die het vertrouwen aan je geschonken
heeft. Het- moet stijlvol gaan, discreet.
Ik ben erg op vormelijkheid gesteld.
Dat wil niet zeggen dat ik conserva
tief ben. Ik ga met m'n tijd mee.
Maar je kunt in dit vak geen revolu
tionaire dingen doen. Laatst was ik op
een begrafenis de zaken aan het rege
len. We staan op de begraafplaats
ergens in een andere stad en ineens
staat er een man naast me met een
gekleurd overhemd, een gele broek,
oranje kousen en van die bordeelslui-
pers aan zijn voeten. Ik zeg tegen
hem: „meneer, waar kan ik u mee
van dienst zijn? Hij zegt: Nergens
mee, ik ben de kapelaan".
Kijk, en dat kan niet. Natuurlijk, er
veranderen dingen. Vroeger overheer
ste altijd het zwart. Nu niet meer, de
tendens is grijs. De kleding is grijs, de
randen van de circulaires. Misschien
laat ik nog wel een grijs jacquet
maken, als het staat. Ik zou ook graag
van die hoge hoeden af willen. Maar
Door Jan Leune en
Niekjan van Kesteren
daai-voor weet ik zo gauw niets an
ders. Sommige collega's gebruiken
petten, anderen gleufhoeden. Maar daar
begin ik niet aan,.
Weet je wat je ook bijna niet meer
ziet? Bidprentjes. Die stopten de men
sen vroeger in hun kerkboeken. Maar
de kerkboeken zijn verdwenen en
daarmee de bidprentjes. Ik heb ze nog
wel". Hij gaat ons voor naar zijn
kantoor. „Kijk, die dozen daar. Zitten
er honderdduizend in. Ik wou ze vori
ge week nog meenemen naar Oosten
rijk, daar ben ik op vakantie geweest
Ik dacht, dan heb ik een gratis va
kantie want daar gebruikt! men ze
riog.
AANZEGGINGEN
Iets anders wat helemaal verdwenen
is zijn de aanzeggingen. Daar zijn we
een paar jaar geleden mee gestopt.
Dat kwam zo. Ik ging toen samen met
mijn vaste aanzegger een wijk doen.
Op een gegeven moment is hij aan
het huis naast me en ik dacht: toch
eens luisteren hoe hij dat nu doet. De
manier waarop beviel mij niet. Sinds
dien laten we een extra-aantal kaar
ten drukken. Dat werk ook veel effi-
Het is inmiddels tijd geworden. De
administrateur en de instituutleider
glippen door de zware deur naar bui
ten. De heer Van de Geijn laat blij
ken dat bij het verhaal wel wil lezen
alvorens het gepubliceerd wordt.
Wanneer? Hij bladert in zijn agenda.
„Morgen om twaalf uur maar. Het is
gelukkig stil".
.W,
IE zich verloren waande in het Hollands landschap, kon zich eertijds
richten naar kerktorens en molens,die aan steden, dorpen en polders dc zo
vertrouwde horizon verleenden. Ouderen onder ons zien nog duidelijk het
beeld van hun geboorteplaats zich aftekenend tegen de avondhemel: de Ge
reformeerde, dc Katholieke en de Grote Kerk, daartussen de korenmolen
«•n ergens al een eind buiten dc windmolens van de polders. En nu:
torenflats, fabrieksschoorstenen en boortorens. Neen, wij behoeven in Zuid-
Holland nog steeds niet te verdwalen maar wij missen veel en zijn daarom
des te gehechter aan wat ons nog rest aan molens, die als bijna levende ele
menten in onze natuur met de bodem vergroeid schijnen te zijn. De molens
worden zeldzaam en verdienen daarom onze aandacht: er Is reden te over
ze van alle kanten te bekijken: van een waterhuishoudkundig, historisch,
economisch, technisch, toeristisch en esthetisch standpunt...".
Bovenstaande woorden schreef de Commissaris der Koninging in Z.-Holland
een aantal jaren geleden bij het verschijnen van het Zuidhollands Molenboek,
dat bij Samson te Alphen aan den Rijn werd uitgegeven. Thans in een
tijd van vakantie en vrije dagen lijkt het ons raadzaam zijn advies op te
volgen. Gedurende enkele weken leiden wij u door onze molenrijke provincie,
met foto's, tekst en uitleg. Vandaar de titel van deze rubriek: „MOLEN
GEMAAL". Foto's en gegevens zijn afkomstig van het „Zuidhollands Molen
boek" (Uitg. Samsom).
ALKEMADE Van de
dertien molens die de
gemeente Alkemade
telt, staan er zes in de
buurtschap Rijpwete-
ring.. Eén ervan is de
„grondzeiler" aan de
noordzijde van de Ak-
molens werd gebouwd
in 1793 en bevat een
woning. Hij verkeert
nog in goede staat.