DE GOLFTROUBADOURS UIT NEDERLAND Frank Nusse Misp Beek Martien Roessink en ian Dorrestein Het Nederlandse stempel staat vreemd in hun drukbeklad paspoort it r*] 1 DOORBRAK ,DR00M- BARREERE" TIENKAMPER VAN DE TOEKOMST ZANDVOORT Het Nederlandse stempel komt sinds enkele dagen weer eens in de paspoorten van Martien Roessink en Jan Dorrestein voor. Tussen de sierlijke herinneringsdoku- menten van Hongkong, Singapore, Maleisië, Perzië. Kenia, Australië en Amerika valt het broodnuchtere vignet van de Schipholdouane wat uit de toon, maar dat is nauwelijks te merken aan de golftroubadours van ons land. Zy zijn blij eindelek weer eens de taal te kunnen spreken, die ze in lange tyd niet gehoord hadden en als blijkt dat hun omzwervingen over de aardbol tot de verbeeldingskracht spreekt, zün zy er zichtbaar door gevleid. Het is waar: Zy aanvaarden het ook wel romantische, maar meest kilzakclijke bestaan van profgolver tot in de uiterste consequentie, toch blqft er altpd de herinnering achter aan wat ze niet kunnen vergeten. „Het prüzenbedrag, waarvoor we hier moeten spelen, is nauwe lijks interessant", zei de al vqf jaar reizende Martien Roes sink. „Als we ergens anders zouden deelnemen aan een gewoon toernooitje, verdien je al gauw meer. Maar, omdat je er gewoon naar verlangt om een of twee maanden per jaar terug te zyn in de vertrouwde omgeving, speel je toch wel e Martien Roessink en Jan Dorrestein. nen een paar apart in het buitenland. En wel niet zoals men verwacht. Als de ambassadeurs van land, waar golf nauwelijks iets voorstelt, wat over onze landsgrenzen al genoeg verwondering wekt, zorgen voor weinig of in ieder geval nauwe lijks opzienbarend nieuws omdat de échte topgolvers uit zonnigere oorden zich nog steeds schaterlachtend van plezier op de knieën slaan. Neen, Roessink en Dorrestein zijn momen teel meer de attractie van de achter hoede in een toernooi. Als de „Vliegen de Hollanders", die zoveel doen en zo weinig bereiken, geven ze een uitzon derlijk cachet aan het rijk met natio naliteiten uitgeruste profcircus. Mee draaien als aardigheidje, zonder spor tieve financiële roem te vergaren, is na tuurlijk nooit het uitgangspunt van beiden geweest. Martien Roessink, al vijf jaar golfclochard, èn Jan Dorre stein. pas een half seizoen op stap, aanvaarden de achterstand nu nog met vanzelfsprekendheid, maar diep het binnenste van hun hart zit nog altijd de hoop verborgen. De hoop op de dollaroogst, die anderen, cracks wel te verstaan, in één jaar een inkomen ■en de twee miljoen gulden iverschaffen. Of die hoop reeël is? Och, velen zijn geroepen en maar weinigen uitverkoren, dat weten de twee trou badours ook wel. Zou een sprong naar de voorhoede, om nog maar niet van de top te spreken, mislukken, dan zo eerste plaats veel geduld worden op gebracht. En dat advies geldt speciaal voor Martien Roessink- De Deventer profgolver. de beste long-driver van de hele wereld, zoals hij in buiten landse toernooien wordt aangekon digd, zwerft nu al vele seizoenen ach ter elkaar het „circuit" af en hij is momenteel daardoor op een punt be land, waarop hij bij zichzelf te rade gaat: Of doorgaan op dit niveau nog i*[ wel zin heeft? „Ik ben daarom ge- vfi woon golfmoe". constateerde hij de afgelopen maandag na de „open" Ne derlandse kampioenschappen in Zand- voort, waar hij zelfs de als derde eindigende amateur Streutgens vóór moest laten gaan. „Vooral als het niet loopt zoals ik weet dat ik het kan, voel ik dat. Je speelt dan wel mee. maar met je gedachten ben je toch ZATERDAG 17 JULI 1971 valt. Altijd maar in hotels logeren en tussen mensen verkeren, die je vrien den niet zijn, is vermoeiend en vaak komt het je de keel uit," De weten schap, dat de meeste „golfemigranten" I n Amerika ook de echte toppers minstens drie a vier jaar nodig hadden alleen om te acclimatise ren, houdt hem echter op de been. Hij heeft nog altijd de hoop om te berei ken wat hij eens zelf wou. Piet Witte, zijn Eindhovense leermeester, die hem tot zijn avontuur aanzette, omdat Martien puur goud in zijn handen had zitten, maakt zich er een beetje kwaad om dat zijn voorspelling van een snelle doorbraak in het buiten land niet helemaal uitkomt. „Hij speelt te onsamenhangend en te non chalant. Als ik hem in deze vorm vergelijk met twee jaar geleden, dan is hij geen snars vooruitgegaan. En dat kan ergens niet voor een prof". Eén van de oorzaken is volgens de heer Witte, dat Martien niet vecht. „Als ik vroeger een bal miste, dan zocht ik achter een heuvel een soort gelijk plekje op ging ik minstens twintig keer proberen of het me daar wel zou lukken. Roessink doet dat niet". ■V-'j ';W/* WW*! Martien Roessink Jan Dorrestein baa het ïaadt het ook niet. Er ziin dan wel een jaar verloren gegaan, maar daar [>lijft het bij. Riskant in financieel ht is deze onderneming nauwe- Ook al behoren Roessink^ en ;stein niet eens tot de „vaste" prijzenwinnaars, het start- .en presen- f tiegeld met de hotelvergoeding is omdat er in het buitenland zoveel belangstelling voor golf bestaat dermate- behoorlijk, dat men ervan kan rondkomen. Een vetpot is het echter Om daar verandering in te brengen, zeggen wereldcoryfeeën als Trevino. Nicklaus en Palmer, moet er in de ergens anders. Concentratie is op die basis een onhaalbare zaak. Daarom loop ik momenteel echt met mijn ziel onder de arm". Dit probleem lijkt op dat van bijvoor beeld de tennisprofessional Tom Ok- ker. Ook hij kan zich als het erop aankomt moeilijk concentreren. Het beste zou dan zijn om er een paar maanden tussenuit te trekken. Maar dat valt niet mee. Prof zijn betekent geld verdienen. Of je wilt of niet. Anders moet je dat vak niet instap pen. Martien Roessink hakt misschien de knoop toch door. Hij maakt nu voor de tweede keer in zijn carrière een „malaise" in zijn spel mee. Van de eerste maal ongeveer twee jaar geleden heeft hij geleerd, dat het zijn geld dubbel en dwars oplevert als hij doet wat goed voor hem is. Woens dag stapt hij daarom alweer in het vliegtuig naar New York om deze moeilijkheid door te praten met zijn Amerikaanse sponsors. Zij moeten in de „stille" periode gewoon het risico durven nemen om zijn verblijfkosten door te betalen tot hij weer in zijn oude doen raakt. Bovendien was de terugkeer naar Amerika een vereiste, omdat Martien Roessink anders het gevaar zou lopen misschien zijn „spe lerslicentie" voor de V. S. kwijt te ra ken. Elk jaar worden er namelijk een aantal kaarten van buitenlandse spe lers. die niet aan de weg getimmerd -hebben, ingehouden om nieuwe „at tracties" een. kans te geven. „En als ik er niet ben, loop ik momenteel ook het risico erbuiten te vallen", legde hij uit als verklaring voor het feit, dat zijn inschrijving voor de interna tionale titelstrijd, ook in Zandvoort. alsnog werd ingetrokken. Het grote voordeel van de welverdien de rust zou voor Martien Roessink kunnen zijn, dat hij dan eindelijk in de gelegenheid is om de privé-advie- zen van Nicklaus („het putten moet met een lossere hand gebeuren") en van Trevino („het ligt je beter om de swing van links naar rechts te slaan in plaats van andersom") in de trai ning te toetsen. „Dat doe ik nu ook wel in een wedstrijd, maar toch niet zo als het moet. Als je oefent, doe je het desnoods twintig maal over en daar leer je van. Ik kan dat niet doen. Tenslotte moet ik elke dag aan het prijzengeld denken om aan mijn tax te komen. Bovendien is het ook nog eens zó: Als je start en je merkt, dat je goed draait, wil je winnen. Je nieuwe swing vertrouw je dan niet snel meer, want je hebt tenslotte veel ervaring met de andere." Hopeloos vindt Martien Roessink zijn opgave nog niet. „Het uit de koffer leven is het enige, wat me soms zwaar leerboek. De jonge Haagse prof kampt in een toernooi ook met een gebrek aan concentratie. Maar zijn moeilijk heid ligt toch iets anders, en waar schijnlijker eenvoudiger. Dorrestein is in tegenstelling tot Roessink namelijk wel een vechter, maar de spanning wordt hem vaak te veel in de slotfaze van een wedstrijd. Omdat hij zich verkeerd instelde in de „Open Britse" verloor hij op één slag zijn plaats voor de finale en een week later overkwam hem in Zandvoort een soortgelijke situatie. Weer leek hij op „zeker" te finishen door zijn spel tegen de enige concurrent, Martin Roessink, die leek te zijn overgebleven. Toch ontging hem de eerste prijs nog net omdat het slechte spel van zijn tegen stander zijn prestaties teveel had beïnvloed én omdat de Brit Peter Ac- kerly golf speelde om nooit te verge ten. Zijn voorsprong, die normaal groot genoeg had moeten zijn, ging daardoor volledig de mist in. Tegen dit alles kijkt Jan Dorrestein een stuk optimistischer op. Als nieu weling, die pas komt kijken, weet hij dat er nog wat te lezen valt. Hij heeft goede hoop dat de plooitjes in zijn spel gladgestreken kunnen worden. Misschien binnenkort al. Als de verdien- sten, die hem niet tegenvallen, zó blijven als ze nu zijn dan hoopt hij een volgende keer zijn vrouw mee op reis te nemen. Dan vallen vele bezwa- Roessink al weg omdat de zoals Martien Roessink vroeger wel deed. Hij zegt alleen maar: „Ik durf nog niet erg. Je voelt dat je nog geen vrijheid in je spel hebt". En zijn voorzichtigheid blijkt ook als de infor merende vraag aan de orde komt: Of hij dezelfde richting heen wil als Roessink. Naar Amerika dus? „Ik denk dat ik er nog niet rijp voor ben. Het is er allemaal veel harder en zakelijker". Martien Roessink: „O, dat kan je je in Nederland nauwelijks voorstellen. Alles draait er om geld". Het Nederlandse golfcomitê houdt zich afzijdig van de problematiek van bei de Nederlandse ambassadeurs. Men vindt het niet op de weg van deze organisatie liggen om daar iets aan te doen. Toch zou het aanbeveling ver dienen als ook bekeken zou worden in hoeverre het N.G.C. in de begeleiding de profs tegemoet kan komen. eenzaamheid verdwijnt. „Je hebt dan Martien Roessink en Jan Dorrestein morele begeleiding en mijns inziens is dat het wat je het meeste tekort komt", aldus Jan Doi-restein. En zo ziet u: de een kan van de ander leren. Aan dat aspect is het waar schijnlijk ook te danken, dat Jan Dor restein nog niet hoog van de toren blaast over wat hij allemaal van plan is, zijn tenslotte vertegenwoordigers uit Nederland in een sport, die buiten Euz-opa als een van de meeste popu laire ter wereld bekend staat. Een poging in die richting zou dus best de moeite van het pi-oberen waai'd kun nen zijn. Maar hoe? HANS DE BRUYN AMSTERDAM - Pas achten veertig uur later drong het in volle omvang tot haar door. De confrontatie met de grote kop pen en de koele cijfers in de maandagkranten .brachten haar tot het besef dat zij bij het veroveren van de nationale vijf- kamptitcl een prestatie van ni veau had geleverd. Wereldni veau. Want haar puntentotaal van 5038 was goed voor een spectaculaire klauterpartij van de twintigste plaats (vorig jaar) op de wereldranglijst naar de achtste positie. Deze voor Nederlandse begrip pen uitzonderlijk goede klasse ring op het zwaarste damesatle- tieknummer kwam voor de 21- jarige Miep van Beek niet als een volslagen verrassing. „Ik had verwacht," vertelt ze „dit jaar de grens van 5000 te pas seren. Maar niet eerder dan in Helsinki. Op de Europese kam pioenschappen wilde ik mijn top halen. Op Papendal had ik al leen het nationale record van Mieke Sterk willen verbeteren, ledereen was er echter van tvertuigd dat ik die barrière van 5000 punten toen al zou halen. Dat het er inderdaad uit kwam was toch wel een beetje een verrassing. Onneembaar Bijna zou de strijd om het Ne derlandse kampioenschap op het NSF-sportcentrum de laatste kans zijn geweest op een score boven de 5000 punten. De Euro pese atletiekfederatie had na melijk de bedoeling al in Hel sinki een nieuwe puntentelling in te voeren. De voortschrijden de prestaties maakten het nood zakelijk de waardering per nummer te herzien. Het nieuwe systeem zou echter als kon- sekwentie hebben dat voor elk onderdeel een lager aantal pun ten worden toegekend, waar door de barrière van 5000 pun ten weer een vrijwel onneem bare horde wordt. Pas bij het leveren van de vol gende prestaties totaliseert een atlete exact vijfduizend punten: 100 meter horden in 13,0; kogel stoten 16,95 meter; hoogspringen 1,77 meter; verspringen 6.44 meter, en 200 meter in 23,3 se conden. De prestaties van Miep van Beek tijdens haar record verbetering van 5038 punten waren respectievelijk: 13,5; 12,69; 1.72; 6.02 en 24,7. De fe deratie besloot echter de nieuwe telling niet 1 augustus te laten ingaan, maar pas na de Europe se titelstrijd in Helsinki. „Ik wist van die oorspronkelijke da tum niets af", bekent Miep van Beek. „Het is voor mij een ge lukje dat de nieuwe telling pas later geldig wordt. Anders zou Ik die 5000 punten nooit meer hebben gehaald." Complex Op Papendal ontdeed Miep van Beek zich definitief van het „Mieke Sterkcomplex". „Jaren lang", vertelt ze, „heb ik een beetje tegen Mieke Sterk opge keken. Zij was al een gevestigd atlete toen ik nog juniore was. Een paar jaar heb ik bij haar in de schaduw gestaan. Vorig jaar nog, hoewel ik in dat sei zoen al vrijwel haar gelijke was op de horden, voelde ik me minder. Maar dit jaar heb ik dat gevoel van me afgeschud. Ik ben me zelfbewuster gaan voelen. Als ik in het verleden een race tegen Mieke liep dacht ik al bij voorbaat kansloos te zijn. Maar dat is nu over. Ik weet wat ik kan. Mijn record bewijst dat." Ontspannen Op een terras aan het Leidse- plein in Amsterdam praat Miep van Beek in haar lunchpauze ontspannen over haar pres- tie. Na een kleine pauze gaat zij verder: „Mieke Sterk heeft spontaan gereageerd op mijn resultaat. Het is natuurlijk nooit leuk om je eigen record te verliezen. Vooral niet bij een wedstrijd waar je zelf niet kunt meedoen wegens een blessure. Maar ik geloof vast dat zij ook boven de vijfduizend punten kan komen." Regelmaat Een van de belangrijkste facto ren voor haar verrassende door stoten naar de internationale top noemt Miep van Beek een grotere regelmaat. „Ik heb me wat meer toegelegd op mijn zwakkere nummers. Vooral mijn resultaten op de kogel zijn slecht. En je kunt je niet ver oorloven er één zwak onderdeel bij te hebben. Maar ook hoog springen gaat voor mijn gevoel nog lang niet zoals 't moet Je zoekt natuurlijk naar oorzaken Bij het hoogspringen schijn ik onbewust te haperen in mijn aanloop. Het is geen vloeiende regelmaat. Daardoor heb ik de indruk dat ik bij de sprong niet voldoende omhoog kom. Ik stoot de lat er vrijwel altijd met mijn heupen af. Het hoog springen vind ik een zenuwen- Voortreffelijk Hoewel haar voorseizoen bepaald niet fortuinlijk was, een voet- olessure bezorgde haar een rui me trainingsachterstand, bereik te Miep van Beek haar doel binnen de door haarzelf gestelde termijn. Voor een groot deel acht zij daarvoor Wil Westphal verantwoordelijk. „Aan hem heb ik veel te danken. Hij is een voortreffelijke trainer, vol gens mij de beste in Neder land." Miep van Beek denkt niet aan wereldschokkende prestaties in Helsinki. „Aan een plaats bij de eerste vier hoef je natuurlijk helemaal niet te denken. Die zijn gereserveerd voor Pollak. Herbst. Rosendahl en mogelijk Antenen. Maar bij de eerste zes wil ik wel proberen te eindigen En als het kan weer boven de vijfduizend punten." FRANK WERKMAN AMSTERDAM Al bijna tien jaar „prijkt" in de recordboeken van dc KNAU de naam van Ecf Kamerbeek als beste tienkam per van ons land. Vrywel een decennium lang heeft Nederland geen atleet opgeleverd die Ka- merbeeks prestatie van 7632 punten kan ontdoen van het predikaat „nationaal record". Edward de Noorlander was er twee jaar geleden tijdens de Europese kampioenschappen in Athene dicht bij. maar kreeg de ontluistering van zijn leven te verwerken doordat hij werd be trapt op gebruik van stimule rende middelen. Zijn totaal van 7598 punten werd uit de boeken geschrapt. De animo van de Rotterdammer nam na deze affaire dusdanig af dat men zich afvroeg of hij ooit zijn oude niveau zou bereiken. Pas dit jaar ging De Noorlander zich weer serieus met de tien kamp bezighouden. Deze ver hoogde interesse bleek vorige week zaterdag op Papendal. De Noorlander realiseerde over bei de dagen 7497 punten. Een tien kamper waar de belangstelling echter veel meer naar uitging was Frank Nusse. Deze acht tienjarige Amsterdammer krab belde eveneens voorbij de Hel- sinkilimiet van 7400 punten. Met Hans Smeman kan dit drietal aanspraak maken op de Nederlandse afvaardiging naar de Europese kampioenschap- Als er één man geschikt lijkt om bij het record van Kamer beek naar het verleden te ver wijzen lijkt het Frank Nusse Met een derde plaats vorig jaar tijdens de Europese jeugdkam pioenschappen in Parijs kondig de Nusse zijn doorbraak aan. Van de KNAU had hij voor de titelstrijd in Parijs speciale dis pensatie gekregen om met seni orenmateriaal te werken. In zijn eerste seizoen als senior slaagde Nusse er al meteen in te worden uitgezonden naar de kampioenschappen in de Finse hoofdstad. „Het zat erin dit jaar", is het nuchtere commen taar van Frank Nusse. Breeduit op een bank zittend - „Ik ben van nature nogal lui" - vervolgt hij: „Maar dat ik de toch wel tamelijk hoge limiet voor Hel sinki zou halen verraste me wel. Natuurlijk speel ik daar geen enkele rol. Het is alleen leuk voor je routine. Maar tus sen die grote binken maak je geen deuk." Democratie Het kwalificatiesysteem voor dergelijke kampioenschappen stelt drie atleten per land op de tienkamp in staat zich te plaatsen. Maar hierdoor is het mogelijk dat: bijvoorbeeld een potentiële 8000-puntenman uit West-Duilsland zich niet in Hel sinki op de piste mag vertonen. Daarentegen zijn er wel drie Nederlanders, die ternauwer nood de 7500 puntengangers kunnen bedwingen. „Dat is na tuurlijk ergens wel een vreem de zaak", oordeelt Frank Nusse. „Maar het is nu eenmaal een gevolg van de democratie." Nusse. die een tot tienkamp werd aangetrokken door de veelzijdigheid van dit zware on derdeel, is nog lang niet tevre den over zijn tot dusver gele verde prestaties. „Alles kan nog beter", is zijn uitgangsstelling. „Zo lang ik merk dat er voor uitgang in zit ga ik er mee door. Vooral het polsstokhoog springen boeit me. Dat is een nummer waar ik behoorlijk mee vooruit ben gegaan. Op Pa pendal, bij die laatste wedstrij den, ging ik al over 4.40 meter. En er zit nog meer in". De loopnummers, met uitzonde ring van de sprint, vormen de sterke basis van Nusse. In het bijzonder de 1500 meter vaak een slopen sluitstuk voor elke Frank Nusse tienkamper, levert voor de Am sterdammer weinig problemen op. „Ik ben nog niet zo tevreden over springen, kogelstoten en de 100 meter. Daar moet ik nog een aanzienlijke vooruitgang op kunnen boeken." Frank Nusse, tweede-ja^rstu- dent in de medicijnen, is met de tienkamp begonnen op advies van Wil Westphal. Deze stimu leerde en begeleidde zijn pupil naar diens huidige niveau. „Westphal heeft een zeer grote invloed op mij gehad", zegt Nusse. „Hij is de beste clubtrai ner die ik ken. Ik ben verschei dene keren voor de bondstrai- ning uitgenodigd, maar ik pre fereer mijn eigen clubtraining Ik geloof dat twee oefenmees- ters nooit een goede uitwerking hebben op je prestaties. De man die je vrijwel dagelijks volgt kan het beste beoordelen wat goed voor je is. Van de winter heb ik een paar keer bij Klaas Boot getraind. Rekstokoefenin gen en zo. Dat paste uitstekend in mijn voorbereiding." Terwijl Edward de Noorlander en een paar anderen al vrijdag op Papendal aanwezig waren om zich voor te bereiden op de tweedaagse krachtmeting kon Frank Nusse zich pas zaterdag bij zijn concurrenten vervoegen. ..Zij hadden me niet uitgeno digd", is de simpele verklaring van Nusse voor deze onvolko menheid van de bond. „Hoewel ik iedere official in Drachten heb gezien vond niemand het kennelijk nodig mij als AAC'er op de hoogte te brengen". De verstandhouding tussen het door Wil Westphal getrainde AAC en de KNAU lijkt af en toe nog steeds te wensen over te laten. De vlak voor de Olym pische spelen van Mexico terug getreden Westphal revancheert zich echter via zijn atleten. Frank Nusse: „Het enige wat je terug kan doen is prestaties le veren. Iets waarmee de jeugdi ge Amsterdammer al op indruk wekkende wijze bezig is. FRANK WERKMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 13