Krant heeft onmisbare taak" Journalistieke organisaties hebben 1 gefaald in publicistische research REGERING MOET HET NOOD LIJDEND DAGBLAD BEDRIJF REDDEN De werkkamer van hoofddirecteur Oltheten van de Staatsdrukkerij en Uitgeverij werkt de misver standen royaal in de hand. Wie er geblinddoekt wordt binnengeleid loopt vlot de kans, dat hij al in de eerste, beslissende seconden op een dwaalspoor zit. Hij ziet een handvol schilderijen, slordig tegen een vouwwand gestapeld en trekt daaruit de voor de hand liggende conclusie, dat hij te doen heeft „Als u nou dat woordje „weer" weg laat, kan ik met u meevoelen' Een extra-handicap is, dat Th. Olthe ten zelf nauwelijks beantwoordt aan de voorstelling, die men heeft van manager, die de volle verant woordelijkheid draagt voor gortdroge drukwerkjes als de Staatscourant en de Handelingen der Tweede Kamer. In redelijkheid had men een hoog uit de boord converserende ambtenaar mogen verwachten, die met de vlezi ge duimen in zijii vestzakken en een •aderlijke blik achter de glazen van ien bril met metalen montuur voor gesneden antwoorden gaf op vragen, die ruim tevoren schriftelijk waren ingediend. Uitmonsteringen is Th. Oltheten trouwens zelf ontgaan, dat zijn fraai gerezen ■functie een volledig andere uitmon stering heeft gekregen. Als hem wordt gevraagd, waarom een krant 'als Het Vrije Volk zich door een woud van rode cijfers worstelt, heft hij pathetisch de handen en roept hij: ,,Dat lijkt me een logische zaak. Een iderskrant kun je niet meer ver kopen, omdat er geen arbeiders meer zijn. Vóór de oorlog lagen de functie structuren volledig anders. Toen had je de NRC en Het Handelsblad voor de ondernemer en Het Volk voor de arbeidende klasse. Je kon ook ver duveld goed zien, wie de baas was e de knecht. Er was een duide lijke scheiding tussen de regent en de dienaar, tussen de directeur eD zijn loonslaven. In dit bedrijf bijvoorbeeld was de directeur een heer in jacquet, die zich elke morgen op een redelijke tijd laten we zeggen tien uur per rij tuig naar de Staatsdrukkerij liet rij den en daar onderdanig gegroet werd door het personeel. Hij was de onhe reikbare figuur in het strenge pak, die ex cathedra zijn beslissingen nam. Later kwam hij in eeu limousine en ook aan dat privilege werd niet ge tornd. Iedereen wist, dat de direc teur in een auto reed en dat de rest zich moest behelpen met de fiets of het openbaar vervoer. Als ik nu 's morgens mijn Citroen hier op het parkeerterrein neerzet, dan is er nog net een plaatsje, naast de Citroen van Senf de schoonmaak dienst. En als ik van de winter in Zwitserland van een helling ski, moet ik uitwijken voor één van mijn hulpzetters. Mag ie asjeblieft?'". De hoofddirecteur glimlacht ge amuseerd en legt vervolgens zijn be nen tot aan de knieholten op het bovenblad van zijn bureau. Hij heeft er wel voor gezorgd, dat hij vanuit die positie nog net zijn koele pils kan grijpen. Zijn grijze haar golft i ordeloos door tot aan zijn kraag, zijn rechterhand is voortdurend bezig om met een goedboerende kunstenaar, die net weer een periode van ra zende produktiviteit achter de rug heeft. De ridderorde, die als een exotische rups op de linkerrevers van de gastheer ligt, brengt daarin geen verandering: het komt im mers vaker voor, dat schilders een gekroond staatshoofd verdienste lijk portretteren en daarvoor be loond worden met een courante onderscheiding. „Op mijn dertiende schreef ik mijn eerste roman „Lola en het „Als ik met zelfmoordplannen rondloop en ze ontdekken het, geheimzinnige kasteel". peppen ze me ook Qp". de brand te steken in een vers ge stopte pijp of een nieuwe sigaar. Tij dens die handelingen blijven de vol zinnen van zijn lippen vallen. Hij converseert schijnbaar moeiteloos, formuleert met de ijzingwekkende precisie van een lector, die alom ge roemd wordt om zijn didactische ga ven. Zelfs de vragen, die hem wor den gesteld, licht hij eerst door, voor dat hij ze beantwoordt. Dan mom pelt hij bijvoorbeeld: ,,Wat u daar zegt, lijkt me onjuist. Als u nu dat woordje ,,weer" weg laat, kan ik de eerste pagina schreef ik met rooie inkt „Hoofdstuk één". En elke avond na de tweede nieuwsberichten werd er door de hele familie gedis cussieerd over het nieuws van die dag. De stukken, die je interessant vond had je tevoren uitgeknipt en aan vader mochten we dan vertel len, wat we ervan dachten. Zo heb ik kranten leren lezen. Alleen als vader krap zat in zijn geld werd er 's avonds niet gedis cussieerd. Dan schreef hij namelijk even gauw een detectiveroman. Voor ons waren dat spannende tijden, want je wist nooit, wanneer hij er een punt achter zette. Op een gegeven moment kwam hij dan de trap af ,en zei hij: ,,Ze hebben elkaar". Moeder bak te die avond een appeltaart". Tegenwind Voor Th. Oltheten is het inmiddels een uitgemaakte zaak, dat de krant een onmisbare taak in de samenle ving heeft. En dat ondanks de adem afsnijdende tegenwind, waar het dag bladbedrijf sinds enkele jaren tegen op tornt. Hij is er ook van overtuigd, dat de regering de noodlijdende kran ten uit de dodenspiraal moet trek ken ,,en dat zonder eerst te praten over de schuldvraag. De regering kan zich niet veroorloven om tegen de -dagbladen te roepen: „Het is je eigen schuld, jullie hadden beter moeten weten. Ga nu eerst maar eens dood''. Dat is een vorm van onzindelijk den ken. Als ik met zelfmoordplannen rondloop en het wordt ontdekt, dan peppen ze me ook op. Als ik een vurig pleidooi houd voor het voortbestaan van de Nederlandse kranten, dan doe ik dat, omdat onze hele westerse cultuur het produkt is van het geschreven woord. Een der gelijke verworvenheid kan en mag je niet zo maar straffeloos over boord zetten. De behoefte aan informatie is groot, neemt nog steeds toe. Bij die overdracht neemt de letterteken- taal een uitzonderlijke plaats in. Het is stupide, om te beweren, dat radio en televisie de taak van de krant hebben overgenomen. Het zijn vor men van elektrische cultuur, die zijn ontstaan uit de volheid der tijden. Maar ze kunnen nooit het geschreven woord geheel vervangen. Radio, tele visie en krant vullen elkaar aan, spe len elkaar de bal toe. Het zijn stuk voor stuk media, die we gebruiken om onze informatieschatten over te dragen. Het drama van een branden de monnik in Saigon wordt op een foto oneindig veel duidelijker dan in een geschreven stuk. Dat betekent echter niet, dat het geschreven woord daardoor definitief waardeloos is ge worden. Het medium is middel, nooit doelstelling. En elk medium heeft zijn eigen specifieke mogelijkheden en grenzen. Televisie kan bijvoorbeeld niet detailleren. En uitgerekend is dat juist de kracht van een krant. Ik heb onlangs op de Philippijnen met eigen ogen gezien, wat er ge beurt, als de krant uit de samen leving verdwijnt. Het alfabetisme op de Filippijnen is hoog, zo'n zeventig procent, maar van de achttien kran ten, die er verschijnen, zijn er zegge en schrijven twee in de landstaal. Er zljri wél 309 lokale radiostations en mil jóénen transistorontvangers. Het gevolg is, dat zelfs op de uni versiteit de woordblindheid onder de studenten toeneemt. Een griezelige ontwikkeling. Fragmentjes Voor mij is de schrijfcultuur funda menteel en essentieel. Als ik achter mijn bureau ga zitten om wat te sclirijven dan is liet ene Oltheten, die wat uitdenkt. Ik lees, herlees, wat Jansen, Pietersen en Klasen hebben geschreven. Ik compileer, kom met nieuwe elementjes en nieuwe frag mentjes op de proppen. Als dan later iemand leest, wat ik geschreven heb, denkt ie misschien: „Oltheten heeft een aardig eind weg geleuterd". Maar misschien is er in dat hele stuk dan ook één zin, waar hy niet omheen kan: - Het is jammer, dat de dagbladindus trie tot nog toe te weinig heeft ge daan aan een onderzoek naar pro- duktvernieuwing. Niemand weet, aan welke eisen het medium krant moet voldoen tegen de achtergrond van de behoefteverschuiving. Iedereen praat over diversiteit zonder te weten, wat het is. De directeuren hebben de mond vol van computers en drukfabrieken, maar wat er wezenlijk moet gebeuren met inhoud en representatie van de krant blijft een open vraag. Op die manier maken de krantendirecties dezelfde fout, die tot de ondergang van een eens bloeiend bedrijf als de Tricotfabrieken in Best heeft geleid. Daar was alles gericht op produktie- vermogen en niemand zag, dat er na de linksgeweven kous allang een ny lonkous en een panty waren geko men. Als je de aansluiting bij de be hoefte mist, ga je onherroepelijk de Waar het dagbladbedrijf, momenteel behoefte aan JjeeiftJs njeuw: bjogc}^ nieuwe impulsen. Ik kwam terug uit Japan en maakte een tussenlanding in Seattle. Ik had daar een ongeloof lijk boeiend gesprek met een journa list, die een onderzoek had verricht bij de undergroundbladen in Amerika. Alleen in Los Angeles zijn er al twin tig. waarvan er drie dagblad zijn ge worden. Dat soort bladen blijkt op eens het antwoord te zijn op een be hoefte, die er allang was. In feite is dat vanaf het begin de taak van de krant geweest. De krant heeft zijn bestaansrecht te danken aan de industriële revolutie en gaf van meet af aan de Dolle Pieten en de Dolle Mina's de gelegenheid om het volk mondig te maken. Vandaar ook, dat de macht van de krant al tijd gebreideld is. De gevestigde machten beschouwden de kranten als een gevaar. Die- riepen, op .hun socië- Th. Oltheten teiten „uitkijken jongens, de kran ten schrijven maar raak". Toch kon den ook zij die macht niet breken.- Door de kranten is het democratise ringsproces in een stroomversnelling geraakt. De absolute monarch ver loor zijn zwaardrecht, het volk had opeens meer dan een pennemesje om zich te verdedigen". Research Ziet de heer Oltheten een directe op lossing voor de nijpende problemen van het dagbladbedrijf? Hij zou het wel denken. „Laat de nieuwe rege ring onmiddellijk een interuniver sitaire uitwisseling van gegevens op gang brengen. Wat nu incidenteel ge beurt, moet zo gauw mogelijk wor den gebundeld. In dat onderzoekcen trum dienen ook de journalisten te participeren. Helaas moet worden gezegd, dat de journalistieke organi saties tot nog toe zelf gefaald heb ben in hun publicistische research. Een incidentele face-lifting kan even voor een fraaier resultaat zorgen, maar als het totale produkt niet mee groeit, ben je uiteindelijk verder van Zelf pleit Oltheten voor een „quality- houlevard-newspaper", een kruising ilus tassen kwaliteitskrant en de pak- mee-lees-uit-gool-weg-krant. In Ne derland denkt men nog steeds, dal voornaamheid en degelijkheid syno niemen zijn van saaiheid. Alsof je in een luchtige, soepele en simpele stijl ook niet kunt zeggen, waar het op Als een Nederlander een intellectuele boodschap wenst over te dragen, maakt h{j gelijk een Vry Nederland met artikelen van een pagina lengte en in een sophisticated stijl, die al leen de enkeling kan pruimen. Htf neemt die vrijheid, omdat niemand hem kan vertellen, hoe hij het anno 1971 dan wel moet doen. Een afge studeerde arts is na vijf jaar brood nodig aan bijscholing toe, maar eeD journalist moet maar zien, dat hij blijft drijven. Rugdekking Toch heeft de journalist in deze ca leidoscopische wereld een ongeloof lijk belangrijke taak. Zaken, die vroe ger tot de competentie behoorden van burgemeester, dominee, regent en pastoor worden nu door hem ge daan. De dagsluiter op de televisie is verdwenen, maar Brandpunt is steeds belangrijker geworden. De journalist informeert, selecteert het nieuws dat hem van heinde en verre wordt toegespeeld. Hij opent ven sters op de wereld en zorgt tegelijk voor rugdekking. Op die manier draagt hij belangrijk bij tot het be wustwordingsproces. Als hij eerst heeft duidelijk gemaakt, wie de buur man in de flat naast je is, kan hij ook met redelijk succes aandacht vragen voor de buurman in India. Zijn in formatie verschaft de energie, die da hersenmotor in beweging zet". Rijdende laboratoria Zelf heeft Oltheten van zijn mam- moetbedrijf de speelruimte gekre gen om een uniek stuk ontwikke lingshulp te creëren. Hij stuurde mo biele drukkerijen naar Perzië en In donesië. die als rijdende laboratoria een permanent communicatieonder zoek op gang hebben gebracht. Daar naast is er in Djakarta de Pusat Gra- fika Indonesia opgericht, die sinds dien fungeert als bron van gedrukte informatieverschaffing. Oltheten gelooft heilig In de onge hoorde combinatie van functies, die hij vervult. Hij is in 1946 voor een periode van tWée jaar bij de Staats drukkerij binnengewandeld en hy weet nu, dat zijn zilveren jubileum niet te danken is aan eigen ziteelt, maar aan de vrfjheid, die het mara- moetbedrijf en zijn medewerkers hém gaven om overal in de wereld stoom af te blazen. „De Staatsdrukkerij is een mieters bedrijf", zegt hij. „maar als ik me alleen had moeten bezighouden met telefoongidsen, staatskranten en be lastingbiljetten, was ik waarschijn lijk toch na die twee jaar opgekrast". Hij wil er maar mee zeggen, dat de Staat der Nederlanden onder deze- omstandigheden nog geruime tijd op zyn medewerking kan blijven reke- Staatsdrukkerijhoofdredacteur Th. Oltheten „Als ik van de winter in Zwitserland i helling ski, moet ik uitwijken 1 i mijn hulpzetters. Mag ie asjeblieft?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 9