KUNST UIT AFRIKA TER HERDENKING VAN MARCEL PROUST EEN BROER IN BRAZILIË SUPERIEURE CULTUUR VAN PRIMITIEF LEVENDE MENSEN In de atste 4! wit i n 33-2J 17; 45. n 13-11 1, 3-9;, 4-20, Afrikaanse kunst is al honderden jaren lang object van belangstelling geweest van land- en vblkenkundigen. Die antropo logen en etnologen zijn er nog steeds mee bezig en ze hebben er eigenlijk bezwaar tegen dat we die voorwerpen als kunst be schouwen, want, zeggen ze, je kunt die beelden, maskers e.d. pas verstaan tegen de achtergrond van de mensen die ze maak ten en gebruikten, tegen de aöhtergror van een geheel eigen religieuze wereld. In die zin sprak ook pater Croonenburg, con servator van het Afrika Museum te Berg en Dal, bij de opening van de tentoonstelling .Kunst uit Afrika", die tot 5 september i wordt gehouden in het Haagse Gemeente- museurrw Kop, fragment van een figuur van de Nokcultuur, 400 v. Chr. - 200 n. Chr. terracotta. Adembenemend overzicht in Haags Gemeentemuseum .Vruchtbaarheidsgroep van de stammoeder Odudua van de Yorubastam, hout Het werd geschreven door een snob, het handelt over snobs en het wordt vooral gelezen, zij het meestal slechts gedeel telijk, door snobs. Dit zou een juiste in formatie zijn omtrent A la Recherche du Temps Perdu van Marcel Proust. Het zegt echter weinig of niets omtrent dit werk zelf, dat een van de grootste lite raire werken is van deze eeuw en dat het schrijven in deze eeuw beslissend heeft bepaald. Het heeft directe navol gers gehad, verschillende auteurs heb ben getracht de „stroom van het leven weer te geven zoals hij dat deed. Er zijn daar zelfs bekwame auteurs onder. Maar geen heeft bereikt wat Proust bereikte in zijn oorspronkelijk twaalfdelige mees terwerk. Hoewel hij werd nagevolgd, bleek hij tenslotte toch bij uitstek on navolgbaar. Hij werd 10 juli 1871 vandaag dus precies honderd jaar geleden geboren te Parijs. Zijn vader was Adrien Proust, een zeer bekend arts, zijn moeder was Jeanne Weil, een jodin met die verfijnde beschaving en menselijkheid, die joodse mensen niet zelden kenmerkt. Zij vooral bepaalde het leven van haar zoon. Marcel Proust leed van zijn jeugd af aan astma. Hij was vaak gedwongen het bed te houden en hij bleef fysiek zwak zijn leven lang. Hij was bijzonder gehecht aan zijn moe der, die zeer bezorgd voor hem was. Hij werd echter toch niet wekelijk opgevoed. Beb Vuyk weet, schrijvende over eigen ervaringen, deze zo boeiend te relativeren en er tegelijkertijd een zo indringende verbeeldingskracht aan te geven, dat je het gevoel krijgt alsof zij van haar eigen ervaringswereld geheel is komen los te slaan. Dat was al zo met haar eerste werk Duizend eilanden, het is nog zo met haar jongste door Querido te Amsterdam uitge geven boek Een broer in Brazilië. Dat los staan is overigens schijn. Door afstand van haar wereld te nemen raakt Vuyks vermogen tot herinneren een ran- cuneuse kant, zoals blijkt uit wat zijn ver telt over haar broer, die zij in Brazilië opzoekt en die kennelijk tot het geslaagde middenmilieu behoort. Maar zij is te scherpzinnig en intelligent om van haar rancune iets benepens te maken en door haar gewoonte, afstand te. nemen van wat zij heeft waargenomen en beleefd, wordt de rancune voor haar een middel om de dingen meer nuance te geven. Wat zij van „Er was zoveel in Brazilië dat op Indone sië leek in het landschap en in de plan tengroei. Het licht vooral, 's morgens en 's avonds, een uur voor zonsopgang en een uur voor zonsondergang... de kleine inslui pingen langs de kust, een wit strand, intiem door de schaduw van de bomen... Dit was Indonesië, maar het was het nooit echt. Er was alleen maar die gelijkenis van ogenblikken. Het maakte ons ongerust en onzeker, een gevoel verwant aan dat in als die in de vroegere kolonies werd gegeven: de mensen (inlanders) willen niet anders; ze kunnen niet met geld omgaan; ze stellen andere eisen aan het leven dan wij. En natuurlijk ook weer: „Dat het enorme niveau(verschil) in ont wikkeling en welstand tussen de verschil lende grote bevolkingsgroepen iets te ma ken zou hebben met het sociaal-econo misch systeem, was een opvatting die als communistisch werd gebrandmerkt... Com munist is iedereen die linkser denkt dan de schrijfster nog sterker ermee verbon den. De wereld van Beb Vuyk is er een, die niet meer bestaat: Zij is samengesteld uit herinneringen aan wat Indonesië ooit voor haar heeft betekend: herinneringen aan kleuren en geuren, aan mensen, aan conservatief-liberaal". Er wordt ontzaglijk veel geschreven en gesproken over de achterlijkheid van Bra zilië en de methodiek van het geweld, dat tot doel heeft de bestrijding van de achter en één contacten met landschappen, kli maat, bewoners van landstreken, gebrui ken. Bep Vuyk schrijft uit eigen ervaring verlopen. Dat wil zeggen: de toestanden zoveel mogelijk bij het oude laten of slechts de meest in het oog springende en ren. Zij schrijft typisch vanuit de sfeer van opgedolven herinneringen. Zoals bij voorbeeld haar beschrijving van het nade ren per schip van de Braziliaanse kust: „de mist (was) enigszins opgetrokken. We lagen nog steeds stil en konden daarom het land niet naderen, maar het land naderde ons. Zo leek het tenminste. Het kwam op ons af, viet rechtstreeks en onmiddellijk, maar geleidelijk en fragmen tarisch. De zon drukte de nevel naar bene den en glinsterde op het kale graniet van betrekkelijk lage bergtoppen, imponerend door hun vormen, kegels en grillige uit spruitsels van enorme versteende cactee- Zulke dingen zijn niet ontleend aan het notitieboekje, maar aan bewaard gebleven indrukken. Overigens zit er aan Beb Brazilië heeft gezien, heeft zij gezien op aanwijzing van haar broer, de geslaagde middenklasser. Hij had het liefst gehad dat zijn zuster via zijn ogen had gekeken en haar gevoel van rancune brengt haar tot een onbewust (en soms ook bewust) protes terende houding. Zij wordt daardoor des te attenter voor dingen die haar broer uit zijn besef van „geslaagd zijn", minacht. Tijdens haar korte verblijf in Brazilië heeft zij een betere kijk gekregen op de uitdaging, die in de sociale onverschillig heid besloten zit, dan haar broer met zijn jarenlange vestiging in het land zelf. Al leen maakt de schrijfster tegen wil en dank Brazilië tot een deel van haar nos talgie: het Indonesië van haar herinnering. Zij komt daar steeds weer op terug die dromen, waarin.je je doden terugziet, je verheugt en dan weet dat ze dood Het identificeren van Brazilië met het Indonesië van haar herinneringen maakt het voor Beb Vuyk gemakkelijker om in de commerciële geslaagdheid van haar broer de waanwijsheid van de (voormalige) kolonist te herkennen. En niet alleen bij haar broer, maar bij grote groepen uit geëmigreerde ouders (of grootouders) in Brazilië geboren Europeanen. Zij vereen zelvigen zich met de welvaart van het land. Zij voelen zich de kern van land en welvaart. Hun verklaring voor de enorme sociale verschillen in de bevolking en het massale pauperdom is dezelfde verklaring ziekten als melaatsheid worden in deze zin propagandistisch misbruikt. Beb Vuyk is in haar verslag over haar reis niet op deze dingen ingegaan. Zij besefte daarvoor te goed waar bij een kort informatief bezoek de grenzen van de „deskundigheid" liggen. Maar omdat zij een diepe wetenschap bezit omtrent het oude Indonesië en deze wetenschap heeft doorgewerkt in haar visie op de feitelijk heid van de koloniale verhoudingen gaat er door haar reisverslag toch tamelijk veel licht op over het werkelijke Brazilië: het Brazilië van het volk. Een fascinerend gemengd volk, dat nog niet de kans heeft gekregen of genomen om het positie ve van zijn gemengde samenstelling op een markante manier tot uitdrukking te brengen. D. OUWENDIJK want zijn vader vond in het eigen belang van zijn zoon een bepaalde gestrengheid noodzaak, juist omdat hij een zwak kind André Berge vertelt, dat men Proust eens vroeg wat hij zich onder het grootste ongeluk voorstelde. Hij antwoordde: „Ge scheiden zijn mama". Hij heeft in A la Recherche du Temps Perdu, Op zoek naar de Verloren Tijd, enkele bladzijden staan over die korte scheiding die iedere dag voorkomt, omdat men iedere dag naar zijn slaapkamer en naar zijn bed gaat. Van hoe weinig betekenis op zich deze dage lijkse scheiding ook zijn mag, het zijn ontroerende bladzijden. Men kan zich af vragen waarom. En dan komt men dade lijk uit op een der belangrijkste kenmer ken van „A la Recherche du Temps Perdu, de uitzonderlijke macht van het woord bij Proust. Men vindt die bladzijde zo aangrij pend omdat men geheel in de situatie en de gevoelens van het bedroefde kind ver plaatst wordt. Men ziet er als het ware met zijn ogen en met zijn innerlijk. Proust is erin geslaagd de verloren tijd te doen herleven en dan nog sterker en bewuster dan toen men werkelijk in die tijd leefde. Proust is bij uitstek de herschepper van het moment van de levende tijd in de taal. Hij is dat niet ineens geworden. Hij heeft boeken vol geschreven voor hij tot deze volmaakte illusie van de verloren tijd kwam. Hij heeft zijn hoofdwerk zelfs voor af laten gaan door een driedelig werk, dat in verschillende opzichten op zijn hoofd werk gelijkt, namelijk de drie delen van Jean Santeuil. Om te achterhalen hoe groot het hoofdwerk van Proust is, kan men waarschijnlijk niets beters doen dan kennis te nemen van deze laatste voorbe reiding erop. Jean Santeuil is een zeer lezenswaardig boek, men ziet er de auteur als een hoogst intelligent man, die veel over het leven heeft nagedacht en die zijn gedachten goed in woorden weet uit te drukken. Maar de herschepping van het verleden in een nieuwe en sensitiever actualiteit vind men er niet of nauwelijks. Proust heeft ge zwoegd om dat eindelijk te bereiken. Van zijn jeugd af was het Prousts doel een groot schrijver te worden en het was zijn grote verdriet dat zijn moeder, die in 1905 stierf, niet meer heeft mogen ervaren, dat hij zijn doel volledig had bereikt. Evenals Arthur Rimbaud ontdekte hij dat men in zijn jeugd soms beseft dat het leven een uitzonderlijke waarde inhoudt, die echter niet te preciseren valt, niet te kennen, die men alleen nader komen kan, door de beschrijving van het moment, waarin dit Marcel Proust besef werd gewekt, door het weer oproe pen van de sensatie. Rimbaud deed dat in zijn poëzie, Proust deed het in zijn hoofd werk. dat gedeeltelijk uit memoires bestaat. Het kind heeft naast dit besef illusies, over landschappen, gebouwen, kunstwerken, als het die leert kennen, en over mensen, vooral over mensen. Het menselijk leven is voor een groot deel illusie. De jonge Proust heeft in zijn jeugd gedroomd hoe de men sen van de wereld, over wie hij hoorde en die hij soms ontmoette, zouden zijn. Hij maakte zich over hen vele illusies van grootheid en nobelheid. Hij verkeerde later in die wereld en hij heeft ze leren kennen in hun ontgooche lende banaliteit. Men kan „A la Recherche du Temps Perdu" daarom eon werk van illusie, maar vooral ook van desillusie noe men. Men leert er een Odette, een me vrouw Swann kennen, men leert er hoe de hoge adel in Frankrijk in feite was, baron Charlus met zijn eigenaardige lief desgeschiedenissen en zijn arrogantie, de Guermantes met hun ijdelheid, hun zelf zucht, hun leegheid van ziel. Ook deze sensatie van de ontnuchtering heeft Proust in zijn lange het onderwerp omcirkelende zinnen even sterk, even actueel zou men kunnen zeggen, weergegeven als de sensa tie van de belofte van een verborgen geluk. De vele personen, die „A la Recher che du Temps Perdu" bevolken, bezitten een directheid en een onmiskenbare eigen heid, zeldzaam intens, ieder van die perso nen, hetzij dienstbode, hetzij prins, is er uniek. Het leven van Proust is 'n ongelukkig leven geweest, maar hij moet zijn hoofd werk scheppend, toch momenten van diepe voldaanheid gekend hebben. Enkele dagen voor zijn dood schreef hij Fin onder dat hoofdwerk. Het werd voor het grootste deel op het ziekbed geschre ven. Hij stierf aan een verwaarloosde long- onsteking 18 november 1922. JOS PANHUIJSEN dat die kunst van de neger volgens het in zicht van Europese kunstenaars zo waardevol was dat ze hun eigen kutist alleen maar kon den verdiepen door bij Afrika in de leer te De tentoonstelling beperkt zich tot het stroomgebied van de Niger, t.w. het huidige Nigeria en gedeelten van Cameroun, Dahomey en Togo. Het is een oud cultuurgebied dat al vele eeuwen voor onze jaartelling opmerkelij ke kunst opleverde. Die oudste kunst is met slechts één stuk vertegenwoordigd. Heel belangrijk was de kunst van de Ife en de de daar waarschijnlijk uit afgeleide kunst van de Benin. Dat waren koninkrijken waar eeuwenlang een ongelooflijk hoogstaande hof kunst bestond. In 1897 wilde een Brits gezant een bezoek afleggen bij de vorst in Benin- stad. Hij was niet welkom omdat daar juist een begrafenisplechtigheid plaatsvond. Met Britse eigenzinnigheid ging de man toch en hij moest dat met zijn leven betalen. Natuur lijk volgde er prompt een strafexpeditie annex rooftocht. Die rooftocht leverde iets ongelooflijks op. Want die negers bleken over een bronscultuur te beschikken die vergeleken kon worden met het beste dat Azië en Europa op dit gebied hadden gepresteerd. De Beninbronzen ver dwenen naar Europese musea en verzamelin gen. Tegenwoordig zijn ze onbetaalbaar duur, maar voor de Haagse tentoonstelling kon een prachtige collectie worden samengebracht. Maar hoe schitterend die bronzen ook zijn bepaald, adembenemend is wat getoond wordt van de cultuur van de Yoruba. van de andere gebieden in Nigeria en van de grenslanden. Het heeft weinig zin om hier in te gaan op de verschillen tussen de stammen onderling. De kunst is allemaal betrekkelijk recent, ook al door de vergankelijkheid van het materiaal. Ze is van een ongekende plastische kracht van een enorme vitaliteit ook. Die vitaliteit is er door het feit dat de beel den, maskers en andere gebruiksvoorwerpen in de letterlijke zin van het woord vitaal zijn. Ze worden gebruikt om het leven te begelei den. Ze roepen vruchtbaarheid van mens en akker op, ze danken voor kinderzegen, her denken overledenen die zich blijven manifes teren in de beelden, ze weren het boze af en dienen bijvoorbeeld ook om vrouwen af te schrikken die zich niet met zaken mogen be moeien die alleen mannen aangaan. Het zijn dus gebruiksbeelden die naar be hoeven liefelijk of afstotend zijn. Ze zijn niet gemaakt als kunst, maar dienen voor een functie. Pater Croonenburg vertelde ons hoe zijn museum in het gemakkelijke bezit van een bepaald beeld kwam. Dat had moeten dienen om een overstroming af te weren. Toen die overstroming toch kwam bleek het beeld waardeloos, men stond het graag af mits het maar ver weg ging. Geen kunst om de kunst derhalve. Wel kunst gemaakt door kunstenaars. De tentoonstel ling wordt begeleid door een catalogus en een (Duitstalig) handboek van Elsy Leuzin- ger. Deze voortreffelijke kenster van Afri kaanse kunst laat er geen verschil van mening over bestaan dat er in Afrika altijd wel men sen zijn wier speciale taak het is om beelden, maskers e.cL te maken. Sommige van die kun stenaars zijn beroemd, zelfs buiten het eigen In zekere zin hebben die geleerden gelijk. Maar hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor de Europese kunst uit de middeleeuwen of voor de ikonenschilderingen uit Oost-Europa, al hebben wij daar wat gemakkelijker affini teit mee omdat onze beschaving uit dezelfde bron vloeit. Maar het feit blijft dat een Ro maanse Madonna op de eerste plaats gemaakt werd om de Moeder Gods te eren, niet om kunst te scheppen. En even goed als we geen „theologische in spraak" nodig hebben om zo'n Madonna als schoon te ervaren, behoeven we een „etno logische inspraak" om de enorme plastische kracht te gewaren van de beeldhouwkunst van de Afrikaanse neger. Waarbij we graag toegeven dat het kennen van achtergronden zo niet noodzakelijk toch wel erg gewenst is. We waren dan ook blij dat we een enorm boeiend gesprek over die achtergronden kon den hebben met voornoemde pater J. B. van Croonenburg. We willen dit nadrukkelijk stellen omdat er toch het gevaar bestaat dat men gaat zoeken naar curieuze zaken van een curieus volk. De wijze van presentatie, hoe schitterend ook ge daan door Jan Kuiper, zou dit ook in de hand kunnen werken. Er klinkt authentieke Afri kaanse muziek, er zijn foto's van negers in hun dagelijkse doen en in volières zijn er tro pische vogels die mede voor de gewenste sfeer zorgen. Wij hebben geen enkel bezwaar tegen een en ander. Maar men dient toch goed in te zien dat wat hier wordt tentoongesteld geen kunst is die op een lager plan staat als die van Europa. Integendeel. Men kan er werk zien van de evenknieën van Phideas, Michel Ange- lo. Benvenuto Cellini en Rodin. Men kan er ook zien dat de latere Europese kunst alleen maar leentjebuur heeft gespeeld in Afrika. Het was in 1905 dat De Vlaminck bij toeval kennis maakte met de kunst uit Afrika. Hij was enthousiast. Picasso was nog enthou siaster. Zij herkenden in die kunst een oer- vitaliteit die bij ons al lang was zoekgeraakt. Het leidde tot de geboorte van het kubisme. Het zou tot op onze tijd de kunst van Europa beïnvloeden. Dat geeft de bezoeker van de tentoonstel ling iets verivarrends. Men ziet er de stijl terug van Picasso, van Lipschitz, van Zad- kine, van Brancusi en van Moore. En het is even moeilijk om aan het idee te wennen dat die herkenning niet inhoudt dat. „daarom" de Afrikaanse kunst op hoog peil staat, maar Masker van een jonge Ibiboschoonheid, i de Koning van Ife 10e 13e eeuw, brons

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 11