DE GLORIE DER KLEINMEESTERS VAN ONZE ZEVENTIENDE EEUW aa—amnai GEEFT GRAHAM GREENE ZIJN OORDEEL DE REUS VAN ROTTERDAM Ei ZATERDAG 13 MAART 1*71 CATALOGUS Jean Vergnet-Rulz schrijft een boeiend essay over de Nederlandse schilderkunst in de Franse verzameling. Alle werken zijn er afgebeeld (enkele in kleur) en worden erin toegelicht. Interessant is een eerste poging om alle 17de-eeuwse Neder 1 andse schilderingen in Franse musea in een repertorium onder te brengen. De prijs is f 12.- OPENING De tentoonstelling is dagelijks van 10.00 tot 17.00 (zondags van 13.00 tot 17.00) te zden. Bovendien zijn er op woensdag en vrijdag avondopenstellingen (19.30- 22.00). 3 x REDUCTIE De toegangsprijs bedraagt f 3.- Aan de meeste stations zijn combinatiebiljetten te koop die reductie geven op entree, spoorkaartje en dagkaart op trams en bussen. DIAKLANKBEELD De tentoonstelling wordt begeleid door een dia klankbeeld van plm. 20 minuten in de David Roëllzaal. Het wordt continu vertoond, afgewisseld met het klankbeeld over de 17de- eeuwse Hollandse kunst uit de eigen verzameling. TC ES Het idee om, Hollandse schilderijen uit de zeventiende eeu in Frans bezit "tot onder werp van een tentoonstelling te maken schijnt al in 1933 door verzamelaar Frits Lugt ge opperd te zijn. De uitvoering van het plan heeft lang op zich laten wachten, maar vorig jaar werd die tentoonstelling dan toch gerealiseerd in het Petit Palais te Parijs. Publiek (rond 150.000) en pers waren enthousiast, maar de recensent van France Soir tekende wel aan dat de ruim 240 schilderijen een teveel betekende; met 75 werken- was er, zo meende hij, voor het publiek een aan trekkelijker presentatie ontstaan. De tentoonstel ling is thans, gereduceerd tot 70 stuks, té zien in het Rijksmuseum te -Amsterdam. De presentatie is inderdaad erg aantrekkelijk. deel vooral omdat èr werk van kleinere mees die op hun best soms tol daehte prestaties kornet hangt een „Pijproker" van Pieter Codde, geen volmaakt schilderij zoals de catalogus tekst ook vaststelt. Maar het is een doekje dat door zijn in dringend realisme van een grotere charme is dan veel werk van veel beroemdere kunstbroeders. De grote meesters zijn ovéri- gèns wel degelijk aanwezig. Van Rembrandt zijn er zes werken (een toeschrijving is nogal twijfelachtig). De meeste aandacht gaat daarbij natuur lijk naar de Christus aan het kruis, het doek dat pas sinds tien jaar als een Rembrandt bekend is en dat nog maar door heel weinig Nederlanders zal zijn gezien. Het is inder daad een prachtig werk van de nog jonge schilder, zeker een der beste; uit zijn Leidse tijd. Dan ig èr de beroemde Hendrickje Stoffels met de pa rels uit het Louvre, ongetwij feld een hoofdwerk al moest het eigenlijk dringend naar een restauratieatelier, e'n ook uit de rijpe tijd van de schilder de Titus van het Louvre die sinds 1956 aan het Rijksmuseum is uitgeleend. Voorts zijn er enkele jeugd- cob ran Ruisdael, dat Het Lou vre kent als ,,Le coup de so- Zeil". Het is een doek ^net een enorme grandeur, dat overi- maakbeurt toe is. Voorts is er een uitnemende Frans Hals. een goede Hobbema, twee werken van Jan Steen waarvan „De ontuchtige vrouw- werkelijk eersterangs is en een mooi voorbeeld van Aelbert Cuyps landschaps- Italianisanten Dat vroeger de Franse smaak vooral uitging naar Italianise rende schilderijen komt tot ui ting in een fraaie groep Cara- vaggisten, Hollandse schjlders die naar Italië trokken en daar vooral onder invloed -kwamen van Caravaggio. Rembrandts leermeester Last man is .vertegenwoordigd met een graflegging, dip aantoont dat deze meester hier eigen lijk altijd wat onderschat is. Terbrugghen wordt de laatste tijd bepaald niet meer onder schat. Een „Roeping van Mat- theus" toont aan welke kwa liteiten hij heeft Er zijn rneer werken uit deze groep. Voor ona was de grootste verrras- sing een landschap van Poe- lenburgh. Het is op koper ge schilderd en heeft een heldere lichtwerking die ongekend Het Hollandse stilleven lijkt nok geliefd te jtijn geweest bij de Fransen. De Heem. Claes en Kalf zijn mei voorbeeldige Thomas de Keyser verken present. Een aparte plaats neemt Baltluisar van Ast in met een groot formaat stilleven van bloemen, vruch- ten en schelpen. Op zo'n pa neel kom je niet uitgekeken vanwege de met enorme zorg- vuldtyheid foi 7n fijnst uitgetechildèrtle details.' fijnd Portret van een vrouw door Thomas de Keyser, een erg aardige „Zegeningen van de vrede'^ van de Rotterdam mer' Sorgh, een meesterlijke Govert Flinck, een „Meisje V rouweriportret kijkend uit het venster" van Rembrandtleerling Jan VictorB die veel verder komt dan met deze schilder gemeenlijk het geval is. Een „Boerenfamilie" van Bega lijkt vooruit te lo pen op het Frans®- realisme •Va» de 19de eeuw TCarel Du- jartiin is er met een! lèndschap werkelijk op zijn best. Van De Witte is er een boeiend kerk interieur. Een rijk schilderij is „Het nieuwe stadhuis te Amsterdam" van Jan van de Heyden. Er is een „Delftse" groep met Pieter de Hoogh. Pieter Janssens, Elinga en een „Juwelen" We deden m Wat zegt de naam Adri. Coörte bijvoorbeeld, een Mid delburgse schilder? 'Hei vorig jaar kreeg het L'ouvre stillevens met schelpen hem ten geschenke. Het zijn juweeltjes van een k! ter. Er zijn op deze stelling tal van „juwelen". U mag hem niet missen! Tot 23 mei kunt u in Amsterda fj 3$ - '7 v m- - 'V: Schelpenstüleven Jacob van Ruysdael Greene is waarschijnlijk een van de grootste s van onze eeuw. Hij bewijst dat naar onze ng vooral ook in zijn laatste boeken, die bij de 'ie auteurs niet altijd tot hun beste behoren. Hij een eigenaardfge ontwikkeling doorgemaakt als f- Tenminste, zo lijkt ons dat van buitenaf bekc- Misschien is het van hem uit. van binnen uit, in ïeheel niet zo merkwaardig, is hij altijd in de betzelfde gebleven, is hij alleen maar gegroeid, begon zijn schrijversloopbaan met wat hij zelf prtaimnent", onderhoudende lectuur noemde. Zijn boeken zijn opnieuw „entertainment". Wc tot bewijs hiervoor alleen maar „Reizen met tante" te noemen. „entertainment" van nu verschilt toch wel aan- van het „entertainment" uit het begin, al- 1 'n sommige opzichten. In het begin onderhield 1 lezers met thrillers, met verhalen gebouwd op n,rige van de misdaad. Al onderhielden ze, al ffste hij de spanning van zo'n onderhoudend aal steeds beter, al boeide hij zijn lezers, hij onder hen wel met dodelijke ernst. Ai die eerste boeken bepaald grimmig van aard en als er een geestigheid gedebiteerd wordt, is die meestal bijzonder sarcastisch. Op die eerste boeken volgde een reeks, die hij niet meer tot de „entertainment" rekende, die hij dus als ernstig literair werk gewaardeerd Wilde zien. Het waren de boeken die hem de grootste roem bezorg- Ze hielden zich bezig met de mens als zondig schepsel. Er werd duidelijk gemaakt dat hij da* ook niet kon helpen. Maar hij werd er wel beroerd van. Greene reisde veel, hij zag zowat de hele wereld. Noord-Amerika en Zuid-Amerika, Afrika, het nabije en het verre Oosten. Hij liet dat ook in zijn boeken zien. Hij werd een meester van de beschrijving van het exotische. Hij was daarbij uiterst suggestief in betrekkelijk weinig woorden. Hij zag de toestanden en hij toonde wat er mis aan was. Hij waarschuwde de regeringen. Als 'de Verenigde Staten geluisterd hadden naar wat hij' over zijn rustige Amerikaan vertelde, zaten ze nu niet zo in de moeilijkheden. Hij was ondertussen katholiek geworden en ook dat geloof liet hij in zijn boeken zien. Hij goochelde soms een beetje met de godsdienst. Hij bleef altijd ook „entertainment" schrijven. Lang zaam aan werd die ook lichter van aard. humoristi- scher. Hij had gezien dat de zondige mens, die zich van z.ijn zondigheid niet zoveel aantrok, ook onvermoede kanten heeft. En dat blijkt vooral in zijn laatste werken, die soms voluit humoristisch zijn, niet zonder satire, maar in bepaalde zin ontegenzeglijk milder Zijn levenservaring werd op de duur ook veel ruimer. Deze hele ontwikkeling kan men ook in resultaat ontdekken in zijn essays of opstellen, voor een groot gedeelte boekbeoordelingen Dertig van die opstellen verschenen onlangs in een Nederlandse vertaling bij de uitgeverij Contact te Amsterdam, Men moet deze typisch Engelse essays als men kan in het Engels lezen. De meeste vertalingen van Engelse essays geven maar een gedeeltelijk idee van het oorspronkelijke en de onderhavige vertaling maakt op die regel geen uitzondering. Men ontmoet in deze opstellen de lezer, de schrijver, de reiziger, de mensenkenner en de mens, die Graham Greene is. Veel meer zelfs van de mens dan men op het eerste gezicht verwachten zou. Greene is er ook ec-n criticus, maar hij onderscheidt zich van de meeste critici, omdat hij niet zo hoeft te wikken en te wegen. Hij heeft het vooral over waar hij van houdt en over wat hij helemaal niet mag. Dat is zeer verfrissend en het is ook leerzaam. Hij. of liever de bundel, begint met wat hij las in zijn vroegste jeugd, die donkere tijd, die zo beslissend kan zijn voor later. Hij las toen onder meer Het Piraten- vliegtuig, Sophy van Kravonië, De mijnen van Koning Salomon, De adder van Milaan. Het zal de lezer van Graham Greenes direct scheppend werk niet moeilijk vallen om in Ie zien dat die jeugdinvloed inderdaad vah betekenis is geweest. Er zit een stuk sensatie en een stuk romantiek in dat werk Hij schrijft over schrijvers als een schrijver, die het vak door en door kent. Hij bepaalt voor Dickèns precies wanneer hij van het pure onderhoudende, wat griezelige verzinsel tot het weergeven van de werke lijkheid kwam. Hij laat de grote kunst van Henry James uitkomen, maar hij heeft ook oog voor diens psychologische verfijning, die men echter niet te gauw verwerpen moet. Hij laat de beperktheid zien van auteurs als Somerset Maughan en Kipling, wiens poë zie hij het waardevolst acht. Hij wijst het beste werk van Joseph Conrad aan. Hij verdedigt Chesterton tegen zijn familie. Hij laat haarfijn het verschil zien tussen Georges Bernanos en Francois Mauriac. LI ijlaat uitko men waarom en door wie South Wind van Norman Douglas destijds zo bewonderd werd. Schitterend is zijn essay over de twee zo verschillende ontdekkingsreizi gers Stanley, de zakenman, die voor niets terugdeinst en Livingstone, die zo vergeefs zocht de inboorlingen gelukkig te maken. Lezen, schrijven, reizen, oudei worden, ziet men in deze opstellen, is leven Afgrijslijk is dat soms, maar het valt ook mee. JOS PANHU1JSEN „Nika mag verdoezeld worden." stelt Cornelia Bastiaan zelf vast in zijn nieuwste boek De Reilt van Rotterdam, dat zo juist verscheen bij d« Bezige Bij te Amsterdam. Hij is 185 centimeter lang, dus wel groot van stuk al zou men hem niet dadelijk een reus willen noemen. Niet *n groot als Rigardus Rijnhout, ook uit Rotterdam die 255 centimeter lang Is en 230 kilo weegt. Men maakte voor hem een aparte fiets, vanwege de reclame. H(j tuimelde er van af en werd voor zijn leven invalide. Dat is een van de vele stadsgeheimen, die men in het nieuwste boek van Vaandrager onthuld kan zien. Vaandrager is steeds uit op zulke geheimen. Men heeft zijn werk al een roman genoemd, maar het is bepaald niet wat men onder een roman in de gewone zin verstaat. Het heeft nauwelijks een voortdurend verhaal, het bestaat uit verschillen de stukken, soms citaten uit kranten of boeken, die alleen bij elkaar worden gehouden omdat z* in een of ander meer of minder verwijderd verband staan met de auteur. Het zijn een soort instantanees. indrukken van het ogenblik, onge veer als een verslag in de krant, dat ook een momenteel gebeuren wil vastleggen. Er staan verschillende verslagen, die voor een krant gemaakt zouden kunnen zijn in het boek, soms met dezelfde zinswendingen en uitdrukkin gen, de clichè's van het kranteverslag. Maar door de contekst en door een kleine, wat onge bruikelijke nuancering, vallen ze niet uit de toon van het gehele boek, die merkwaardig goed wordt volgehouden. Een realist Vaandrager beweert niet, vertelt hij zelf, dat hij een nieuw procédé heeft ontdekt. Hij heeft het naar zijn eigen opinie alleen uitgevonden, hij is van nature een realist. Hij gelooft dat hij daar bij op de goede weg is. In telegramstijl vertelt hij wat hij deed en doet: „Opleiding gymnasium Ontmoet op jazzfestival Sleutelaar. Ga werken bij Unilever-reclamebureau jaar moet in militaire dienst na paar maanden afgekeurd. Mag niet terugkomen bij Unilever. Schrijf kruis woordenpuzzels voor kranten. Werk op reclame bureau in Rotterdam, half jaar. Werk op recla mebureau in Amsterdam, half jaar. Met Sleute laar naar Spanje zeven maanden. Terug naar reclamebureau van na kruiswoordenpuzzels. Hal ve dagen, veel free lance werk, veel geld. Publi ceerde in schoolkranten. Oprichter Proefschrift (mei Sleutelaar en Donker jr.) redakteur Gard Sivik. In boekvorm Leve Joop Massaker en Met Andere Ogen. Op stapel: semi-dokumentair boek (onderwerp o.m. homosexualiteit en „verdovende middelen") samen met o.a. Frans Vogel en Simon Vinkenoog. Boekje samen met Hans Ver- Cornells Bastiaan Vaandrager h; gen onze verering voor Doris Day toen we jaar of 15 waren kinderboek waar nipt 1 keer in geplast wordt, terwijl een kinderboeken juf het nog wel zó verwacht en Avonturen I en II geen beatnuk benaming waar ik ut langza merhand verschrikkelijk benauwd van krijg". Materiaaldrager Hij geeft voorbeelden aan wat hij precies onder „niets verdoezelen" verstaat. In de nieuwe versie van Leve Joop Massaker: Grappen veranderd in rotstreken, klap in oplazer, drinken in zuipen. Hel werd, constateert Vaandrager, door sommige critici als „stoer doen met ruwe woorden" geka rakteriseerd. Vaandrager citeert graag zijn criti ci, Fens bijvoorbeeld, die van hem zei: „Een van de materiaaldragérs of waterhalers verstaat En dat klopt. Vaan' ager in zijn „realisme" geeft de visie van zijn tijd op deze tijd. Hij doet dat door zich te distantiëren van zijn onderwerp, zelfs als dat onderwerp en dat is het nogal eens hij zelf is. Hij tracht naar een absolute objectiviteit en zakelijkheid. Hij geeft de feiten, h'j voegt er, zoveel mogelijk niets aan toe. Hij stelt vast, meer niet. Hij wil dit althans. Als hij ruwe woorden gebruikt, en dat doet hij, gebeurt dit om „reëel" weer te geven, om het feit te raken. Het leven dat hij zo zien laat in De Reus van Rotterdam, dat men misschien het best als een gedeeltelijk autobiografie vanuit een afstand bekeken zou kunnen noemen „verdoezelt niet", maar. ondanks de schuttingwoorden, overdrijft het de feiten niet, seksuele, bijvoorbeeld of socia le. Het seksuele komt uiteraard herhaaldelijk naar voren, maar van de bezetenheid die men tegenwoordig zo vaak aantreft is bepaald geen iprake. Doris Day Prachtig komt de. gymnasiumtijd in het boek uit, de tijd dat Vaandrager en sommige zijner kameraden op Doris Day (zie omslag) verliefd n. Van het volwassen leven van Vaandrager komt men veel minder te weten. Magnifiek zijn sommige interviews met „gewone" mensen. Speciaal de interviews met de badmeester heb ben reeds een grote faam gekregen en terecht. Hier wordt inderdaad materiaal aangedragen. Maar in de meeste stukjes (160) waaruit het boek bestaat, kan men treffende dingen vinden, die werkelijk stadsgeheimen onthullen. Rotter- leeft er in, met zijn dwergen en zijn n. onder v Cornelis Bastiaan Vaandrager e man die die andere reus van Rotterdam uitvond: het groothandelsgebouw. Een primeur voor de wereld, een wereldprimeur zoals direc teur G. J. Thurmer mededeelde. Met moet dit boek niet achter elkaar uit lezen, maar gemeten stukjes. JOS PANHUIJSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1971 | | pagina 19