DE MAN DIE MEN NIETS KON WEIGEREN P. C. H00FTPRIJS HET AVOND ROOD DER MAGIËRS sneuvelde op één stem Dr. A. B. de Vries is officieel op 1 juni jl. met pensioen gegaan, na 24 jaar directeur te zijn geweest van het Mauritshuis. Maar rond die tijd was hij zo druk bezig met de Goyatentoonstelling dat er gewoon geen tijd was voor een huldiging bij zijn afscheid. Die huldiging heeft deze maand plaatsgevonden. Het werd een manifestatie waarbij vooral de nadruk viel op de vriendschap 'en de bewondering die allen, die met de heer De Vries te maken hebben, voor hem koesteren. Maar afscheid nemen was er nog niet bij. Dr. De Vries is nog druk in de weer met de tentoonstel ling die eind van dit jaar in het Mauritshuis zal worden gehouden onder de titel ,.De schok der herkenning". Pas daarna is hij aan zijn „otium cum dignitate" toe. ran aanwinsten die Maurits- huispeil hebben. Noemen we Frans Hals (tweemaal!), Ruys- dael. Van Goyen, Hobbema. Jan Steen en Rembrandts im posante laatste" zelfportret.' Tentoonstellingen Af en toe organiseerde De Vries tentoonstellingen in zijn museum. Het gebouw leent er zich niet zo goed toe. ook al omdat de belangrijke eigen collectie voor een deel opge borgen moet worden om ruim te te maken. Toch deed hij h t graag: ..Een museum moet le vend blijven, anders verstart het". En levend bleef het Mauritshuis. Op de deze zomer gehouden Goyatentoonstelling moest het publiek vaak lang in de rij staan omdat het huis te vol was. In die tentoonstellingen kwa men drie eigenschappen van De Vries tot uiting: originali teit, fijne smaak en doorzet tingsvermogen. Om bij Goya te blijven; iedereen vroeg zich af waarom juist deze schilder? Het succes van de tentoonstel ling toonde aan hoe goed het idee heeft aangeslagen. Zijn fijne smaak manifesteerde zich door het feit dat het toch zo'n „complete" tentoonstelling werd, waar. immers juist de paar Goya's die iedereen wel van plaatjes kent moesten ontbreken. Het han Mau Eikenhouten beeldje, Treurende vrouw van een passievoorstelling, Antwerpen ca. 1480 (verworven in 1955). Zelf is hij daar nogal nuchter over: „Otium cum dignitate" in waardigheid nietsdoen? Waardigheid vind ik maar een betrekkelijk begrip. En niets doen ligt me niet zo erg. Ik zal wel bezig blijven, mis schien wat meer tijd krijgen voor dingen die ik altijd had jvillen doen." Directeur van het Maurits huis--zijn betekent leiding ge ven aan een museum dat ei genlijk al propvol zit met voortreffelijke kunstwerken. Het is een taak die als een sinecure zou kunnen worden opgevat. De heer Dc Vries zag er bepaald geen sinecure in Zijn stelling: „Er blijft nog tot in lengte der jaren de mo gelijkheid bestaan de verza meling te verrijken, mits de aanwinsten het peil van het aanwezige helpen verhogen". Hoe dr. De Vries dit gedeelte van zijn taak heeft opgevat bleek uit een tentoonstelling die ter gelegenheid van zijn ..afscheid' een paar dagen in het Mauritshuis te zien was en die de' aanwinsten van de laatste kwart eeuw omvatten. Vijftig aanwinsten Die tentoonstelling werd door zijn opvolger geken schetst als „Een Mauritshuis in het Mauritshuis". Ze om vatte vijftig nummers en het lijkt onbegrijpelijk dat die aanwinsten konden worden toegevoegd in een tijd dat kunstwerken" van de eerste or de zo duur zijn geworden dat Nederlandse museea op de-grote kunstveilingen geen enkele kans meer maken. Toch lukte het De Vries steeds om de nodige fondsen op tafel te krijgen. Tot heel recent toe. Want de laatste aanwinst da teert uit 1969. Het is een pa neel van Hercules Seghers. een van de zeven of acht schilderijen die van deze meester bekend zijn en dus een grote zeldzaamheid. Om het te kunnen kopen moest de interesse gewekt worden van de Vereniging Rembrandt, het Prins Bernhardfonds, de Kon. Hoogovens en de Stichting Jo- han Maurits van Nassau. Het Mauritsh\ dien nog geen werk van Se ghers. Het had vóór de periode- De-Vries ook geen Pieter de Hoogh, geen voorbeeld van de monumentale kunst van Ru bens, geen Albert Cuyp, geen Saenreclam. geen Terbrughen. Allemaal lacunes die opgevuld konden worden. Daarnaast tal maal toe gewei- ia men tóch. De i de stichting Jo- van Nassau. Sid ney v. d. Berg..Schilderijen die nooit uitgeleend werden kreeg hij los. Niet voor Neder land. niet voor het Maurits huis. maar eenvoudig omdat Het was de persoonlijke charme van De Vries die, te zamen met het grote gezag dat hij in de kunstwereld heeft, ervoor zorgden dat hem niets geweigerd kon worden. Die charme toonde hij overi gens tegen iedereen. Ook tegen over journalisten die zich met kunstproblemen tot hem wendden. Moderne inzichteri Museumman De Vries is ook kunsthistoricus van internatio nale faam. Man met moderne inzichten ook. In 1939 schreef hij een boek over Vermeer. Na '45 werd hij op onaange name wijze geconfronteerd met het feit dat De Emmaus- Dr. De Vries gangers een vervalsing was. Het leerde hem dat de voor naamste eigenschap van een kunsthistoricus „het hebben van twee goede ogen" niet voldoende was. Hij werd de enthousiaste promotor van modern onderzoek met rönt- genopnamen, macrofotografie verfanalyse en wat daar ver der bij te pas komt. Het was boeiend hem daarover te ho ren praten. Dan leek hij een jonge man, die vol enthousias- Dr. A.B.DE VRIES: ,ln waardigheid niets doen? Niets voor me vertelt over zijn toekomst plannen en over de weg die zijn wetenschap nog moet gaan. In zijn eigen museum heeft hij dat onderzoek ook toege past. Alle Rembrandts van het Mauritshuis worden eraan onderworpen en eerlang zal hel resultaat van die studie in boekvorm verschijnen. Eén re sultaat vermeldt de catalogus van ..Vijfentwintig jaar aan winsten Mauritshuis" reeds Het laatste" zelfportret van Rembrandt is altijd gedateerd geweest op 1669. het sterfjaar van de meester. Ook Gersons oeuvrecatalogus houdt dit jaartal nog aan. Maar minu tieuze studie heeft aangetoond dat het wellicht reeds in 1659 is geschilderd „Nog vele generaties zullen profiteren van jouw levens werk" zei Sidney v. d. Berg tijdens het afscheid dat nog geen afscheid was. Dat kan worden. En dat moet een pret tig idee zijn, zelfs voor een man die de relativiteit van veel dingen zo goed ziet als dr. A. B. de Vries. Pieter Jansz. Saenredam Koor van de Mariakerk en de Mariaplaats te Frans Hals Lachende jongen, ca. 1620 (verworven in 1968). Utrecht, 1659 (verworven in 1966). t (Van onze kunstredactie) DEN BOSCII „Ik vind het jammer, dat de staatsprijs voor letterkunde (P. C. HooitprUs) dit jaar niet wordt toegekend. Maar er is weinig aan te doen. Niemand kan de jury deze uitslag verwijten. Zij heelt geen fouten gemaakt; geen vriendjespolitiek bedreven. Evenmin was er sprake van twee partijen of van een tegenstelling tussen oudere en jongere leden. Dc vergaderingen waren prettig en er is helemaal niet gekonkeld of geruzied; ook niet op het eind". Aan het woord is het jurylid dr. C. Verhoeven uit Den Bosch. Voor degenen die het nog niet duidelijk is waarover het hier gaat: De P. C. Hooftprijs (groot 8000.-) is de jaarlijkse literaire staatsprijs met een zeer hoge notering. Het vorig jaar werd deze toegekend aan Gerard van het Reve, die door de Margakus en de cumpyachtige show in een Amsterdamse kerk deze prijs meer in het nieuws was dan hij ooit tevoren geweest is. Cornells Verhoeven is wel bereid iets over zijn ervaringen in de jury '70 met het negatieve resul taat te vertellen. Hoe komt een dergelijke jury tol stand? „Dat weet ik niet. Ik geloof, dat de namen geadviseerd worden door de Kunstraad, maar van die raad weet ik niets. Ik geloof wel, dat onder voorzitterschap van C. Dinaux zeven mensen bij elkaai gebracht zijn, Gie redelijk kunnen oordelen. Zeven vriendelijke individualisten, waarbij het accent noch op oud of jong, noch op rechts of links lag Je kwam al direct met een wat wereldvreemd»- ambtelijke taal in aanraking. Bekijk deze zinsnede eens uit een brief van CRM aan ons: „De reis- en verblijfkosten, die u in deze hoedanigheid zal dienen te maken, kunt u volgens het reisbesluit 1956, categorie A declareren"??? Je krijgt dan het gevoel: Ben ik zo'n hufter, dat ik het reisbesluit, categorie A niet eens kent? Nog zo'n mooie zin: „Voor uw werkzaamheid als jurylid kan ik u een tegemoetkoming van 250.- in uitzicht stellen. Ilceft de jury voldoende vrijheid tot handelen? „Er is een regiement staatsprijs, dat inspeelt op een mogelijke onmacht van de jury. In een CRM-brief van 27 mei 1.1. werd ons meegedeeld: „Ik voeg hier wellicht ten overvloede nog aan toe, dat dc jury, indien het resultaat van de beraadslagingen daartoe leidt, kan afzien van het doen van een voordracht. Voorts moge ik verzoeken het door de jury te voeren overleg en de resultaten daarvan als vertrouwelijk te beschouwen, zulks overeenkomstig het gebruik de resultaten geheim te laten blijven totdat dezerzijds een persbericht terzake if uitgegeven" 0 Dat persbericht is nu uitgegeven. „Ja wat die vertrouwelijkheid en dat geheim betreft, strikt genomen ben lit daarvan nu ontslagen". Wie stonden er dan bijvoorbeeld kandidaat voor deze prijs? ,,Ik heb er wel bezwaar tegen allerlei namen te noemen. Iedereen kan ze wel raden! Ik zou alleen die namen willen noemen, die drie jaar geleden toen Van Duinkerken de prijs kreeg ook al genoemd zijn. Maar die ken ik niet. Wel weet ik dal één van mijn kandidaten, een bekend metableticus, zeker niet voor het eerst op het lijstje stond. Maar in gezelschap van academici, waarin die naam genoemd wordt, trekt altijd ongeveer de helft wit van woede weg. Dat is heel vermakelijk". 0 Mag ik dan eens raden? liet ging dit jaar om een staatsprijs voor een essayist. Dan denk ik aan namen van Karei van het Reve, Sierksraa, Rudy Kousbroek en Dick Hillenius. „Ik kan alleen maar bevestigend knikken en eraan toevoegen, dat er bijvoorbeeld ook namen uit de theologische hoek gevallen zijn". Schillcbceckx? „Nee, het literaire aspect speelde ook een rol mee". Miskotte? „Ik kan alleen maar „ja' knikken - Hoe werkt dc jury concreet? „We zijn op 18 juni en 20 augustus in Utrecht bijeen geweest. Op de eerste samenkomst kon ieder lid namen (met motivering) noemen. Er ontstond toen een Lijst met 80 namen. Op verschillende criteria werd deze verder geselecteerd. Kan didaten met minder dan 5 boeken (vooral jongefën düs)~ Vielen bijv oorbeeld af. Anderen werden weer als te wetenschappelijk voor een literatuurprijs beschouwd. Er bleef een lijst met 11 namen over. Daardoor zijn verschillende zeer goede essayisten meteen onder tafel tercht gekomen, maar het is vrijwel zeker dat die daar bij een volgende gelegenheid weer onder vandaan komen. In de vakan- tietijd hebben we toen alleen tientallen boeken als „huiswerk" moeten lezen en rapportjes gemaakt. Van de eigen favorieten natuurlijk het meest. Al6 jouw kan didaat gekozen wordt moet je namelijk zelf het rapport maken. Er stonden ook namen bij, die ik alleen kende van horen zeggen. Toevallig ik zeg dit niet zonder enige trots waren de kandidaten die het langst op de lijst bleven door mij voorgedragen". 0 Waarop is dc keuze gestrand? ,.Het reglement eist dat de kandidaat met 5 van de 7 stemmen gekozen wordt. Maar geen van de kandidaten kreeg er meer dan vier. Zo ging het met mijn metableticus. Zijn voorstanders waren heel wat minder fanatiek dan zijn tegen standers. Er werd zell's met een minderheidsrapport gedreigd voor het geval hij de vereiste 5 van de 7 stemmen zou krijgen. De weerstand was echter bij telkens drie leden tegen een paar kandidaten te groot. Dat is niemand kwalijk te nemen. Deze uitslag betekent niet dat, volgens de jury, geen enkele Nederlandse auteur in aanmerking komt voor deze prijs. Het betekent alleen, dat deze jury aan de hand van dit reglement niet tot overeenstemming kon komen. Dat is heel iets anders. Ook in '65 i6 de prijs niet toegekend. Maar toen was er, meen ik me uit berichten te kunnen herinneren onenigheid in de jury. Er waren twee partijen, die ieder hun eigen kandidaat hadden (Wol kers-Hermans). Nu waren er zeven individuen, die ieder een aantal kandidaten hadden". Passen literaire prijzen nog wel in het hele literaire bestel? Zo'n prijs heelt natuurlijk wel iets feodaals. Ik kan me voorstellen, dat trotse mensen ineenkrimpen onder zo'n schouderklopje. Maar zuiver als waardering en beloning gezien stelt hij toch wel iets voor. Ons literaire bedrijf is bovendien economisch nog niet rond. Een prijs is een vorm van subsidie; een additioneel honorarium. Er zijn inderdaad tientallen prijzen zo langzamerhand. Dat beteKent een niet ongunstige devaluatie. Er is dan ook geen reden om na pen prijs - met opgeheven hoofd rond te lopen. De relatie tussen verdienste en succes is bovendien niet zo duidelijk, anders was het probleem opgelost. Kapitalistisch blijft deze instelling nog wel een beetje". 0 Zou er ecu andere procedure rond dc Literaire Staatsprijs mogelijk zjjn? „Ik blajf het jammer vinden, da>t nu iemand deze hoge prijs van 8000 en deze grote eer ontgaat. Natuurlijk voorziet het Veglement wel in deze mogelijkheid en het geld dat er blijkbaar is zal wel niet weggegooid worden. Maar be vredigend vind ik het niet. Ik kan me niet voorstellen wat daaraan te doen is. Ik kan me geen reglement denken dat deze mogelijkheid zonder meer uitsluit en evenmin een jury waarvan tevoren vaststaat dat ze tot overeenstemming zal komen. De auteurs zelf laten kiezen, wat heel democratisch lijkt, zou waarschijn lijk tol een veldslag leiden. Want er is. meen ik gemerkt te hebben, nogal wat haat en nijd. vooral onder die serene academici. Moet het publiek dan kiezen? De boekhandel? Moet het hele bestel dan weer eens op de helling? Ik weet het In zijn nieuwste boek haalt Rudy Kousbroek de kardinaal Daniélou aan. La science n' porte ni Ia paix, ni la justice, ni 1c bonheur, zou die gezegd hebben. De wetenschap brengt noch de vrede, noch de rechtvaardigheid, noch het geluk. Kousbroek vindt dat uiteraard i uitspraak die nergens op lijkt en er z redenen voor zijn opvatting. De kardinaal bedoelt natuurlijk dat de godsdienst al deze weldaden voor de mensheid wel brengt. Dat is uiteraard evenmin waar als de uitspraak omtrent de wetenschap. Noch de religie noch de wetenschap hebben de vrede en de recht vaardigheid op deze aarde gebracht en alge meen gesproken ook niet het geluk, al hebben ze beide tot de vrede en het geluk van sommige mensen bijgedragen. Uitspraken als van kardinaal Daniélou hebben de zelfverzekerdheid die tot absurditeit voert. Kousbroek heeft die zelfverzekerdheid ook wel eens. Hij zou bijvoorbeeld onderschrijven dat de religie of de poëzie noch de vrede, noch de rechtvaardigheid, noch het geluk hebben gebracht, hoewel dit in absurditeit toch niet van de dwaasheid van Daniëlous uitspraak verschilt. Hij is erg gebeten op godsdienst en poëzie. Beide nemen namelijk volgens hem iets „hogers", iets „bovennatuur lijks" aan en dat is volgens Kousbroek niet alleen teruggaan naar een toestand die achter de rug is, dus regressief, maar bovendien volgens hem ook dom. Wat we weten, vindt hij, weten we door de wetenschap, door het abstract redeneren en nergens anders door. Er is maar één kennis volgens hem dal is de wetenschappelijke, de kennis van het redene rende verstand. Men hoeft niet eens tot het „hogereen het .bovennatuurlijke" zijn toevlucht te nemen om een andere kennis te erkennen, de waar neming van 't concrete verschijnsel. De poë zie als ze goed is kan ons bij die waarneming, bij het juiste zien, het onbevoor oordeeld zien, nelpen. De godsdienst is een andere zaak. Dat is een kwestie van openba ring. Kousbroek noemde zijn boek. dat bij Meulenhoff te Amsterdam verscheen: Het Avondrood der Magiërs. Hij deed dit verband met een ander boëk dat Le Matin des Magiciens heet. Wat veel mensen tegen woordig voor een dageraad aanzien is werkelijkheid een avondschemering, dat zeggen volgensKousbroek, dat het er bijna mee gedaan is Het is inderdaad een feit dat tegenwoordig teruggegrepen wordt naar I oude verklaringen, speciaal in de oosters» godsdiensten, dat veel moderns dus regressief is. En Kousbroek is tegen alles wat regressief is. In die zin zou men hem dus antimodern kunnen noemen. Hij is voor het progressi dat hij in het abstracte, in de wetenschap vindt. Als progressief zou men hem dus juist modern kunnen noemen. Hij onderzoekt het regressieve in onze tijd. Lang niet altijd ten mrechte. Het schijnt hem daarbij wel "te mtgaan. dat het regressieve niet altijd vei keerd en het progressieve niet altijd goed hoeft te zijn. De kwestie is hierbij of het echt is. Veel is in het huidige regressieve bepaald onecht. Het onderzoek naar de waarde er dat Kousbroek in zijn boek onderneemt heeft dus wel degelijk zin. Al kan men het wel of niet eens zijn met Kousbroeks onderstellingen vooraf, zijn conclusies zijn herhaaldelijk juist. Zijn onderzoek is dus een heilzaam onder zoek. Hij keert zich bijvoorbeeld tegen een auteur, die grote invloed heeft uitgeoefend op onze tijd en die herhaaldelijk wordt geciteerd, namelijk tegen Teilhard de Chardin. Telkens weer komen irv de geschiedenis auteurs r voren, die dc oplossing van alle raadselen schijnen te brengen. Hun succes is groot meestal, maar het duurt maar kort, hun w blijkt dan een fraaie illusie. Teilhard de Chardin lijkt ons een van deze auteurs. Enke le jaren geleden dweepte zowat iedereen met hem of men zijn werk gelezen had. of niet. Tegenwoordig hoort men al minder van hem. „Hoe is het mogelijk dat deze kost er bij oveel mensen is ingegaan als zoete koek?" vraagt Kousbroek zich af. „Het niets met deze materie te maken hebbende prestige van Teilhard als paleontoloogzijn lidmaatschap van de Sociëteit van Jezusy het gezag van anderen; de strelende illusie iels moeilijks begrepen te hebben de tekst ziet er met al zijn superlatieven, hoofdletters, neologismen en wetenschappelijke woorden zo indrukwek kend uit dat de lezer die er zich door heeft weten te slaan niet neerkijkt op een reuze synthese meer of minder." Veel van wat hier over het werk van Teil hard de Chardin gezegd wordt geldt ook voor de nieuwe, maar zo regressieve magiërs Het nee plus ultra van de moderniteit, het werk van Marshall McLuhan, professor en directeur van het Centrum voor Cultuur en Technologie aan de universiteit van Toronto, acht Kous broek „het evangelie van het establishment" en hij steekt de draak met diens „kosmisch bewustzijn." Van de psychedelische ervaring moet Kousbroek ook al niets hebben. Het gebruik van drugs zou de creativiteit verho gen en het inzicht verrijken en verruimen. Niemand kan echter de creatieve gevolgen van do psychedelische ervaring aanwijzen merkt Jiij op. Verhoging van creativiteit kan niettemin alleen blijken in creaties. De psychedelische ervaring is geen verruiming, maar een verenging van het bewustzijn, het voert tot niets meer doen of denken. Zoals dc nieuwe magiërs legt ook hun bestrij der het er nu en dan wel wat dik op. Dat doet hij als hij het over dichtkunst en dich ters heeft. Hij verwerpt de poëzie geheel en al, vindt die minderwaardig vergeleken met de roman en bereikt in zijn bestrijding een eenzijdigheid, die de eenzijdigheid van een McLuhan evenaart, zo niet voorbij streeft. Het Avondrood der Magiërs werd zo een boek, dat voortdurend intrigeert, waarmee men het soms van harte eens en niet minder van harte oneens kan zijn. Het is bovendien JOS PANHUISEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 7